NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
N. 95,
Zaterdag 27 November 1886.
Vijftiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Een levensbeschouwing.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
F euillet on.
THEA.
AMEBSFOORTSCHE COUBANT.
Per 3 maanden 1.Pranco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 1C regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote lettors en vignetten naar plaatsruimte.
Dat er jnenschen zijn, die het levei^
erg eentonig en vervelend vinden,
en nauwelijks de moeite waard om
er eenigen prijs op te stellen, hebben
we nu en dan uit den mond van
enkele onzer bekenden vernomen.
Misschien meenen zij het zoo erg
niet, en volgen zij meer een soort
van mode, dan dat zij hun wezenlijke
overtuiging uitspreken. Als het er
eens werkelijk toe kwam, dat hun
leven gevaar liep, dan zou het bewijs
geleverd worden van hun gehechtheid
aan iets, dat zij van geen de minste
waarde heeten te rekenen. Het gaat
met dezulken als met den houthak
ker uit het vertelseltje, die, zuchtende
naast zijn vracht, de komst van den
Dood inriep, maar op diens dade
lijke verschijning beleefd vroeg of
meneer hem alsjeblieft zijn takkebos
eens op de schouders wilde heipen
laden.
Doch het is niet bepaald onder de
standgenooten van den houthakker
dat men dien voorgewenden of wer
kelijk bestaanden afkeer van het
leven het meest aantreft. In het
algemeen kan men zeggen dat zij,
die met dagelijks wederkeerende
zorgen te worstelen hebben, de din
gen het minst van den naargeestigen
kant bekijken. Het is, als of zij geen
tijd kunnen vinden, om over de
waarde des levens te philosopheeren,
en nog minder, om anderen met
hun sombere beschouwingen het land
op te jagen. Zoo zich bewegende in
den vollen, diepen en snellen stroom,
vragen zij zich niet af, vanwaar hij
komt of waar die massa heen vloeit,
en allerminst breken zij zich het
hoofd met de chemische samenstelling
van het water.
Juist bij hen, die weinig.omhanden
hebben, en hun tijd moeten vullen
met dingen die in onze belangstelling
volstrekt niet de eerste plaats inne
men, treft men het hier besproken
verschijnsel aan. Evenzoo ziet men
in Rusland het nihilisme als een
zielsziekte voortwoekeren onder de
hoogere standengeen weelde en
overvloed, geen eerbewijzingen, geen
hooge ambten, en allerminst de
dagelijksche vermaken, hoe schitte
rend ook, zijn in staat de leegte aan
te vullenmen begint alles grauw
en wansmakelijk te vinden, en stort
zich, meer om verstrooiing te vinden
en de zenuwen wat op te wekken,
dan uit staatkundige overtuiging, te
midden van gevaarlijke en misdadige
ondernemingen.
levensmoeheid is geen uitvinding
van deze eeuwmen ontdekt er
reeds breede sporen van in een grijs
verleden. Doch er wordt beweerd
dat zij in toenemende mate waar
neembaar is, wanneer de menschen
hin opijftjdealea .-Vfiriiezfip, Jrua
illusiën zien vervliegen, en er niets
meer overblijft dan de in hun oog
prozaïsche werkelijkheid.
Wie geregelden arbeid heeft, klemt
zich vast aan zijn taak en vindt, in
de vervulling van zijn plichten,
bevrediging. De arbeid is der men
schen grootste zegen; en waar hij
dit niet is, waar hij een slavenjuk
en een vloek is geworden, ligt dat
niet aan den arbeid zelf, maar aan
de wijze waarop de menschen dien
geregeld hebben. Het lot des werk-
mans verbeteren is dus niets anders,
dan pogingen aanwenden om een
kostelijk geschenk weder tot zijn
waarde te doen komen.
Doch er zijn menschen, oude en
jonge, die niet werken, omdat zij
het niet behoeven te doen, evenals
de lui waarschijnlijk niet zouden
eten, als de honger of een zeker
gevoel dat er op gelijkt, hen niet
aan de noodzakelijkheid herinnerde.
Want het is eigenaardig, dat we den
arbeid het meest waardeeren om de
vruchten die hij oplevert; wij nemen
als het ware zijn krachten ver-
hoogende en geestverfrisschende wer
king op den koop toe, 'on zonder er
aan te denken dat hierin toch zijn
beste gaven liggen. Eveh'zoo neemt
het kind voedsel om den smaak, niet
omdat hij weet dat hij er zijn lichaam
mee moet opbouwen. I^eeft men de
vruchten niet noodig, dan boezemt
de zaak zelve dikwijls teen belang
stelling in.
Voor allen nu, die iii het droevig
geval verkeeren, dat het leven geen
kleur voor hen heeft; trien de ver
maken, voor den man die veel werkt
dikwijls een bron van genot, flauw
toeschijnen omdat Hij er reeds zooveel
var. genoten heeft; die zelfs de kunst
in elk harer uitingen niét bij machte
vinden, om een menschenleven geheel
te vullen, wat trouwens ouk slechts
bij enkele harer voortreffelijkste en
meest begaafde beoefenaars liet geval
is; voor die allen, mannen en vrou
we», hooggeplaatst dikj®r.yf-door rang
of fortuin, en toch diep te beklagen,
bestaat slechts één redmiddel.
Het is alweer de arbeid.
Maar dan inzonderheid zulk een
arbeid, die voor hen het meest ge
schikt is, en voor anderen, in minder
gunstige uitwendige omstandigheden
geplaatst, ook minder past.
Er is in de wereld een zee van
maatschappelijk lijden, die de mensch-
heid dreigt te overstelpen, zoo aan
haar woede geen perken worden
gesteld. Dat moet de taak zijn der
meer bevoorrechten, zooals zij wei-
eens genoemd worden. Doch niet
zoo nu en dan, gedachteloos, zonder
stelsel, ook zonder dat de ziel er
deel aan neemt; neen, aanhoudend,
als een opgelegd dagwerk, dat af
moet op straffe van geen levens
onderhoud te hebben. Die arbeid
behoort te worden georganiseerd,
als een veldtocht tegen de ellende;
elk krijgsman moet het zich getroos
ten, tot bezwijkens toe vermoeid te
worden; gelijk middeleeuwsche rid
ders, het nietsdoen op hun burchten
moede, naar het verre Oosten trok
ken om onder de banier van liet
kruis een in hun oog gode wel
gevallig werk te verrichten, en het
niet telden dat zij wellicht hun
vaderland nimmer zouden terugzien,
moeten ook onze ridders, en
moeten, sedert we geleerd hebben
dat de vrouw in den strijd voor het
goede minstens de gelijke is van den
man, moeten ook hun vrouwen
en dochters ter kruisvaart trekken,
om in hun eigen vaderland de vaan
des Christendoms te planten op de
puinhoopen van op de hedendaagsche
Sarraceenen overmeesterde verster
kingen. De kruisvaarders voelden
den aandrang tot edele daden, maar
hadden geen besef van de juiste
middelen. Bij onze mannen van rang
en fortuin heersche dezelfde aandrang
met helderder bewustzijn, en
niemand zal zich meer over leegte
en verveling beklagen.
I
De terugkeer van de koninklijke
familie van het Loo naar 's-Gravenhage
is bepaald op 28 of 29 December.
Tengevolge van het door mevrouw
Bulkley tot den minister van justitie ge
richte adres heeft de heer Mr. A. M.
van Stipriaan Luïscius, naar men ver
neemt zich aan verdere behartiging harer
belangen geheel onttrokken A. R. Ct.
Eenige ingezetenen van Deventer
hebben het plan opgevat eene vereeni-
ging te stichten tot verfraaing der stad.
In de Burcht te Leiden had het
proefdirigeeren plaats door de sollicitan
ten naar de betrekking van kapelmeester
van het muziekcorps der dd. schutterij
aldaar. Tot beoordeeling waren uitge-
noodigd de heeren Daniel do Lange en
Coenende commissie voor de muziek
uit de officieren was er bij tegenwoordig.
Er zal nu eene keuze moeten worden
gedaan uit de hh. van Leeuwen en Rehl.
beiden uit Utrecht, en de heer De Neut,
uit Nijmegen.
Voorde dit jaar gehouden notarieele-
staatsexamens hadden zich aanvankelijk
aangemeld 398 adspiranten, waarvan
echter slechts 380 geheel aan het examen
deelnamen, zijnde 26 meer dan in 1885
en 51 meer dan in 1884. Onder hen be
vonden zich 9, die den graad van doctor
in de rechtswetenschap bezaten.
Van de 8, die het geheele examen
aflegden, heeft slechts 1 het getuigschrift
van candidaat-notaris verworven 3 slaag
den alleen in het 1. en 2. gedeelte.
Van de 40 adspiranten voor 1. en 2.
ged. zijn 15 geslaagd in beide, 7 alleen
in het 1. ged van de 137 adspiran
ten voor het 1. ged. alleen slaagden 54;
van de 60 adspiranten voor het 2. en 3.
ged. zjjn 15 geslaagd in beide, en 32
alleen in het 2. gedvan de 28
adspiranten voor het 2. gedeelte alleen
19, en van de 101 adspiranten voor
get 3. ged. zijn 55 bevorderd tot cand.-
notaris.
Tfaïïe mo"et aan dé Mogendheden heb
ben voorgesteld, den prins van Mingrelië
als Bulgaarsch trooncandidaat aan te
nemen, op voorwaarde dat Rusland van
zijn eisch afstand doet, dat de Sobranje
ontbonden wordt. Ook Gadban Effendis,
de Turksche gevolmachtigde in Bulgarije
heeft het regentschap over den prins
van Mingrelië gepolst. Het regentschap
moet daarop geantwoord hebben, dat
het den prins niet kent, en dat de ver
kiezing van een vorst uitsluitend aan de
groote Sobranje behoort.
De regeeringsbureaux te Weenen keu
ren de candidatuur van den Prins van
Mingrelië sterk af.
De cadetten te Sofia hebben een aan
klacht ingebracht tegen kapitein Tepavit-
charoff, daar hij pogingen aanwendde
om eenige cadetten tot oproer aan te
sporen, die deel namen aan de samen
zwering van 19 Augustus, maar aan wie
later gratie werd verleend. Dit feit gaf
den commandant aanleiding de leerlingen
te ontwapenen en Tepavitcharoff in hech
tenis te nemen. Een streng onderzoek
is ingesteld.
Bij het bij den Duitschen Rijksdag in
gediende ontwerp, betreffende de leger-
sterkte op voet van vrede, wordt zij ge
steld op 468,409 man. De infanterie zal
534 bataljons, de cavalerie 465 eskadrons
Roman van KARL HEIGEL.
22)
VII.
Voor Thea was dit haar eerste reis,
haar eerste blik in de wereld buiten
het de wereld voorstellende tooneel. Haar
bakermat, dat wil zeggenhet Appol-
lir.otheater, de pantoffelparade van de
stad, en een half dozijn restauraties en
modemagazijnen, benevens haar woning
in de schouwburgstraat waren haar tot
nog toe meer dan voldoende geweest.
Op zijn hoogst waren haar gedachten in
oogenblikken, dat zij zich bijzonder ver
veelde, naar Parijs gedwaald, maar on
der geen anderen vorm had zij zich een
reis derwaarts voorgesteld dat in een
gereserveerde couptè eerste klasse met
twintig koffers bij zich, een ganschen
stoet bedienden en een onbeperkt crediet
bij Rothschild. Thans zat zij in een over
volle coupé tweede klasse, was al 't geen
zij bezat in één koffer gepakt en had
men naar haar kleeding te oordeelen, in
de meening kunnen verkeeren dat zij
gouvernante was. Met een sluier voor
het gelaat in haar hoekje gedrukt wierp
zij slechts een enkelen keer een blik uit
het venster. Wat gaf zij om die aan
houdend voor haar oogen voorbij vlie
gende graanvelden, weiden en boseh-
randen, om die bescheiden gehuchten,
die, eigenlijk nog voordat men ze be
hoorlijk in 't oog had gekregen, ook
alreeds weder voorbij waren, of die met
elzen omzoomde, stille riviertjes en beek
jes. Thea had van den liefdtvollen blik,
waarmee Waldemar naar het vlakke
landschap staarde even weinig begrip
als van de warmte, waarmee twee naast
haar in de coupé gezeten heeren de
quaestie van beschermende rechten en
vrijen handel bespraken.
Eenigszins meer belangstelling legde
zij over de uitstijgende passagiers aan
den dag, als de trein nu en dan in de
nabijheid van een klein landstadje stil
hield.
sHoe is 't mogelijk, dat men hier
wonen en oud worden kan dacht zij.
ïMaar trouwens, hoe zien de menschen
er dan ook uit 1 Welk een toilet dragen
ze I Zal ik ook eenmaal op een dier vrou
wen gelijken en mijn neus tegen de
ruiten drukken om den sneltrein te zien
aankomen
Zooals de lezer ziet, hadden de in den
laatsten tijd beleefde avonturen den
horizon van Thea's geest niet verruimd.
Nog steeds waren vermaken en toiletten
in haar oog de hoogste genietingen, het
hoogste goed van het menschelijk be
staan. Eerst toen zij, na uit den trein
te zijn gestapt te Lubeck langs de haven
ging, werden haar levensgeesten eenigs
zins meer opgewekt. Aanvankelijk toonde
ze een lipje, omdat haar spaarzame
broeder geen rijtuig nam. »Maak toch,
dat we overal weer zoo spoedig mogelijk
van weg komen," was de gedachte, die
haar vervulde ïals ik dan toch levend
moet worden begraven, moet daar ook
niet veel omslag mee worden gemaakt."
Thans liet zij haar blikken over die
eeuwenoude huizen met hun spitse gevels
gaan, die haar even zoo vreemd en zon
derling als Waldemar bekend voorkwa
men doch nog meer aantrekkelijkheid
had het tooneel dat de rivier aanbood
voor haar. Die naar teer ruikende barken,
die snuivende, rookwolken uitstootende
Leviathans, dat kakelbonte, bedrijvige,
woelige leven tusschen land en water,
dat lossen en laden, die matrozen in het
wiegende touwwerk waren allen voor
werpen, die haar met klimmende be
langstelling boeiden. Maar tioe zou iemand
zich nu ook aan den indruk, dien een
havenstad maakt, kunnen onttrekken?
Zelfs de kleinste omsluit een koninkrijk
van voorstellingen en tooneelen, zoodat
ook zelfs de stompzinnigste inensch nog
den goudkorrel vindt. Op velen werkt
de gedachte alleen, dat daar buiten de
zee haar reuzenpolsslag doet hooren,
reeds electriseerender dan de blik uit
een nauwe straat op een reusachtig hoog
gebergte geslagen.
»Kijk eens, zuster," zei Waldemar,
wien het hart openging »een bosch
van masten heeft ook zijn poëzie! Het
verleden toen de vogels nog in de twij
gen zongen, was de droom der jeugd,
was de vrede, de idylle het heden is de
ervaring, de strijd, de epos. Het ruischen
van het woud klinkt even veelzeggend
als het ruischen der golven."
Thea gaf met een tevreden knikje
antwoord. Dat alles was ten minste
nieuw. Maar toen het sissen van den
stoom aan boord van het schip, dat de
reizigers naar Kopenhagen vervoeren
zou, verstomde, toen daarentegen de golf
onder den slag van het rad begon te
schuimen en te koken, toen de kolossus
in het vaarwater kwam, kwam er zelfs
meer kleur op haar wangen. Haar sluier
had zij reeds lang te voren terugge
slagen.
Langs een statige rij voor anker lig
gende schepen, voorbij zachtjes voort-
stevenende tweemasters en dansende
jollen, langs met rook vervulde scheeps
timmerwerven en reusachtige loodsen
ging het, en naarmate de oever kaler en
eenzamer werd, verbreedde zich de
rivier, was de golfslag zwaarder, begon
een de zenuwen versterkende koelte zich
te doen gevoelen.
»Komen we al spoedig in open zee?"
vroeg Thea zoo ongeduldig, dat het haar
broeder aan 't lachen maakte. Dus was
er buiten toilet-en théater-gebeuzel ook
nog iets anders, dat aantrekkelijkheid
voor haar had. Daar buigt het schip
zich voor een majestueus er op aanrol
lende zee, en stijgt vervolgens hoog
overeind. De oceaan heeft het vaartuig
aan zijn boezem gedrukt.
Het souper in de kajuit duurde Thea
veel te lang. Zoodra zij weder aan dek
kwam, zag zij rondom zich heen niets
dan de woelende zee onder een staal-
blauwen hemel. De maan was opgekomen
en tooverde op de onmetelijke donkere
vlakte een flauwverlichte binnenzee af.
De zoele zeelucht omving het meisje,
dat over de verschansing geleund, naar
het vonken spattende kielzog tuurde.
Wordt vervolgd),