NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. N. 101. Zaterdag 18 December 1886. Vijftiende Jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: Z\j, die zich. tegen 1 Jan. a. s. abonneeren, ontvan gen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. 't Vraaistufc even aangeroerd F euiilet on. THEA. BINNENLAND. JMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 6 regels 0,40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Eindelijk heeft dan de «Overla- dings-quaestie" haar intocht gedaan in 's Lands vergaderzaal, 't Werd tijd, nadat er reeds zooveel over is gesproken en nog veel meer geschre ven, een torenhooge stapel-papier vol. Veel verder zijn we met die eerste bespreking, natuurlijk zal de zaak later nog wel weer, en onder ver schillende vormen, op het tapijt ge bracht worden, niet gekomen. Maar één ding is er toch gewonnen namelijk, dat nu categorisch de vraag werd gesteld»Is er overlading?" Aau de orde waren de beraadsla gingen over Onderwijs (bij Hoofdstuk V, Binnenlandsche Zaken, der Staats- begrooting voor 1887) in het alge meen. Slechts één onderwerp is daarbij behandeld, dit ééne punt, de te groote uitgebreidheid van het programma der gymnasiën, naar aanleiding van de adressen pro en contra, in den laatsten tijd bij de Regeering en de Wetgevende macht ingekomen. Nu kan men zich, bij de beoor deeling dezer quaestie, op tweeërlei standpunt plaatsen. De mannen van het Ilooger Onderwijs, althans velen hunner, zeggen dat de jongelui, als zij aan de académie komen, te wei nig weten, omdat zij hun aandacht en leervermogen over te veel vakken hebben moeten verdeelen. Er worden daarom van de zijde der deskundigen voorstellen in overweging gegeven, die ten doel hebben den omvang der gymnasiale leerstof eenigszins te be perken en meer te brengen in ver band met de aanstaande bestemming van den leerling. Doch men kan ook de zaak bespreken met het oog op den licha- melijken toestand der jongelieden. Men zegt: zij hebben twee-en-dertig lesuren per week, en dan nog alle dagen eenige uren huiswerkdat is te veel, hun gezondheid is tegen deze zware inspanning niet bestand. De eerstbedoelde beschouwing valt buiten den kring onzer beoordeeling men moet deskundige zijn om daar over te kunnen meepraten. En nu zijn toevallig, 't gebeurt anders nooitover deze zaak de deskun digen 't volstrekt oneens; ook de voormalige academieburgers, die nu een hooge maatschappelijke positie hebben bereikt, laat ons maar eens noemen de Ministers en de Kamerleden, verkeeren in 't zelfde geval. Wie zou het ons dus kwalijk mogen nemen, als wij in onze per soonlijke meening weieens afgaan op de argumenten van anderen Indertijd hebben we te dezer plaatse den wensch uitgesproken, dat voor de aanstaande medici, natuurphilosophen en juristen het Grieksch geen verplicht leervak meer zou zijn, en dat inzonderheid de beide eerste groepen van gymnasias ten den hierdoor vrij vallenden tijd meer zouden bezigen tot het beoefe nen van de grondbeginselen der exacte wetenschappen, waarop zij verder aan de hoogeschool moeten voortbouwen. We moeten echter erkennen, dat verleden Vrijdag dooi de heeren De Beaufort, De Geer Van Jutphaas, JE Mackay en door den Minister van Binnenlandsche Zaken op zoo krachtige wijze een lans is gebroken voor het behoud der Griek- sche taal als verplicht leervak aan de gymnasiën, dat onze overtuiging wel eenigszins aan het wankelen is gebracht, en wij over het onderwerp, uit dat oogpunt bezien, nog eens rijpelijk willen nadenken. Iets anders is het, waar het de Roman van KARL HEIGEL. 27) Thea's verrassing deed Waldemar, die in 't geheel niet aan een Kerstboom had gedacht, verbaasd staan Swan daarentegen gevoelde er zich trotsch en gelukkig door. Derhalve bezat het blok huis voor Thea dan ten minste toch kunstwaarde. «En waarom," vroeg hij zich af, want de liefde vindt in al wat de liefde spreekt en doet, een dieper beteekenis, «waarom teekende Thea voor hem haar huis en niet de villa? Tot dank drukte hij haar hand zoo hartelijk alsof die in een schroef zat. De Thea van voorheen zou »o wee!" hebben geroepen, de Thea van heden hield den druk zonder zelfs een spier op haar gelaat te vertrekken uit. Alleen ■werd ze zeer rood. De goede Swan was verrast maar tevens ook op hetgeen er gebeuren zou gewapend. Eenige oogenblikken ging hij de kamer uit om met een stevige sier lijke kist, waarin al wat men voor het teekenen met waterverf maar kon be denken, te vinden was, terug te keeren. Thans was het de beurt van Thea om den attenten vriend de hand te drukken. Dit herhaald aanraken der slanke vin gers, de stemming waarin het Kerstfeest hem bracht, in één woord de liefde sleepte hem mede. Met een blik op haar en een anderen op Waldemar trok hij het meisje zacht naar zich toe. Zijn blik liet bij beiden geen twijfel over betref fende hetgeen er volgen zou, en toen klonk er: «Broeder. Maar de broeder, Waldemar, viel hem in de rede. «Halt, vriendlief," zei hij met een mis lukte poging om aan de zaak een schert sende wending te geven«Je staat op het punt iets ondoordachts te zeggen. Wacht daarmee, tot wij alleen zijn 1" En in zijn stem lag iets, dat Swan verbleeken en de hand van Thea loslaten deed. »Als je denkt, dat wij daar later over spreken moeten dan hernam hij met een hulpeloozen glimlach. Het drietal ging daarop aan tafel zitten, doch gegeten werd er niet, want de borden werden niet ledig. Ook de fleseh met Zweedsche punch bleef dicht- gekurkt. vraag geldt, of door overmatige inspanning de jonge lieden, die een maal de voorgangers onzer natie moeten worden op allerlei gebied, in hun lichamelijke ontwikkeling worden benadeeld? Over deze quaestie hebben ook leeken volkomen het recht tot mede- spreken. Maar en dit mag wel ter harte genomen worden, dan moet men, tot staving van zijn ge voelen, feiten aanbrengen, die gecon stateerd en te contröleeren zijn. Wat de Minister daaromtrent zei, is zeer de behartiging waard. »Ik moet vragenop welke feiten, is de bewering gegrond, dat er over lading van studie is? In enkele adressen wordt gezegd dat men een zwak en ziekelijk geslacht voorbe reidt, dat niet in staat zou wezen aan zijne maatschappelijke plichten te voldoen. Ik heb er meermalen naar gevraagd, aan tie inspecteurs en aan directeuren van scholen, of dat hun ondervinding was, en dan heb ik een ontkennend antwoord ontvangen. De huisvaders, voor zoover zij dat zijn, de adressanten uit 's Gravenhage doen het voorko men als of het zoo is, maar geven geen voorbeelden aan. Jan Holland geelt het ook als bekend, en stelt hetzelfde in romantische kleuren voor, maar waar zijn de feiten? Men spreekt van ongelukkige slachtollërs, maar mij zijn er tot nog toe niet bekend. Een ieder ziet rond in den kring waarin hij zich beweegt; den heeren gaat het natuurlijk als mij, maar wanneer men de gymnasiasten en de leerlingen der hoogere burger scholen ziet, dan is de een wat ge zonder en sterker dan de ander, maar in het algemeen zijn het flinke Hollandsche jongens, vol levenslust en moed." Komaan, heeren klagers, nu zijt ge toch, op zeer zachte manier, maar toch met zekeren nadruk, gesommeerd om uwe bewijzen voor den dag te brengen? Laat zien uw leerling, die ziek geworden is van het werken; natuurlijk moet het er dan geen zijn die reeds een zwakke tobber was vóór hij den drempel van de Latijnsche poort voor de eerste maal overschreed, en ook niet zoo een, die zijn er ook! wier geestvermogens van minder dan middelmatig gehalte zijn, doch die niettemin, door den dwang hunner ouders voor de studie bestemd, zich overwerken om toch maar een voor hen veel te zware taak te volbrengen. Dezulken zijn niet de [slachtoffers van het onderwijs, maar van der ouderen ijdelheid. »De meeste adressen," zei de Minister verder, «komen hierop neder: Handel zachtkens met den jongeling, verg niet te veel van hem maar laat hem vooral tot hooge titels, op de trappen die tot de hoogste plaatsen in de maatschappij voeren, klimmen, met zoo min moge lijk wetenschap." Zeker is het dat de jaren, waarin onze jongelui de gymnasia bezoeken, juist die zijn in welke heel wat arbeid kan worden verricht. En degelijk, ernstig werken moeten zij leeren kunnen zij dat niet, dan zijn zij ook niet bij machte zich in den levens strijd staande te houden. Ernstige plichten moeten onzen knapen worden opgelegd; zij behooren te weten, dat we niet louter voor ons pleizier op de wereld zijn, en daarom is het nu ook niet dadelijk een ramp te noemen, als een jongeling eens een concert of een tooneeluitvoermg moet overslaan, omdat hij zijn studie-taak nog te verrichten heeft. Wij zouden voorbeelden kunnen aanwijzen van jongelui, met volstrekt geen buitengewonen aanleg begiftigd, doch steeds opgevoed in de aanschou wing van vlijtigen arbeid, die, behalve hun lesuren op 't gymnasium en de studie thuis, nog [bovendien wekelijks hebben een uur godsdienst onderwijs, en voor eigen liefhebberij, zonder dat eenige verplichting hun daartoe werd opgelegd een uur teekenen, piano spelen, gymnastiek en dansen, alles door middel van privaatlessen, waarvan sommige ook een behoorlijken tijd van voorberei ding vereischen, zonder dat hun gezondheid er het geringste nadeel van ondervindt. Natuurlijk zijn dat jongens van normale lichamelijke ontwikkeling; maar die van nature zwak zijn, mag men niet aan de zware studietaak onderwerpen zij moeten op andere manier een maatschappelijke positie zoeken te verwerven. En in elk geval, op hen kan men zich niet beroepen bij de beoordeeling van een stelsel van onderwijs. Naar men weet heeft Z. M. de Koning aan de Zaandamsche bewaar- schoolliouderes, mejull'rouw H. IJkes, gratie verleend van een vonnis door de Haarlemsche rechtbank over haar ge veld, omdat zij kinderen in haar be waarschool opnam, zonder liet vaccine- bewijs dier kinderen te verlangen. Thans heeft de bewaarschoolhouderes een adres aan Z. M. den Koning gezon den waarin zij te kennen geeft, de ont vangen gratie niet te kunnen aanvaar den, daar gratie het aanwezig zijn van schuld veronderstelt, en adressante is zich geen schuld bewust, daar zij geen enkele wet heeft overtreden. Zij zou zich ten hoogste verblijden wanneer het Z. M. mocht behagen het over haar geslagen vonnis te vernietigen. Stand. 's Konings aanstaande zeventigste geboortedag heeft den directeur van de Kon. Fransche Opera, den heer L. De- suiten, het voornemen doen opvatten tot eeri uitnemend gekozen nationaal hulde blijk in den avond van 19 Februari. hij gelegenheid van de voorstelling, welke dan zal worden gegeven zal door alle artisten van de Fransche opera een can tate worden gezongen, waarvoor de mu ziek zal worden vervaardigd door onzen bekwamen landgenoot den heer S. De Lange, directeur van de afdeeling's Hage der Maatschappij tot bevordering der Niemand waagde een gesprek te be ginnen. Een tijd lang daarna zei Waldemar «Mjjn zuster schijnt rnoe te zijn. Als je dus goedvindt, ga ik mijn pijp bij jou rooken. «Zools je wilt," luidde het ant woord. De sterke, reusachtige man maakte voor het lijkbleeke wezen, dat heden op Thea's plaats zat een linksche beweging en volgde den voor hem uitgaanden broeder als een lam, dat ter slachtbank wordt geleid. Weldra hoorde de achtergeblevene de deur boven ontsluiten een stoel werd verschoven en eenige minuten lang schreed Waldemar zij kende beider tred de kamer op en neer. Daarop werd het stil. Toen Waldemar weder beneden kwam, brandde nog slechts één enkele kaars aan den Kerstboom. Bij dat treurige licht zag hij zijn zuster onder den Kerstboom dicht in elkander gehurkt, met het hoofd in de handen verborgen, zitten. Zacht roerde hij het diep ter neder gebogen hoofd aan. «Thea," sprak hij, «dat waren we ver plicht. Ik moest hem meedeelen wat je verleden was geweest." «Beter dat de broeder dit deed dan een vreemde," hernam ze dof. «Jónszon moest tegen den tooneelduivel worden gewaarschuwd. Thans is dat geschied." «Gewaarschuwd Hoe zou ik er toe gekomen zijn een vrij man te waarschu wen Maar ik was verplicht hem de waarheid te zeggen." «Hij heeft hetgeen kwaad was gehoord en zal thans het allerkwaadste gelooven. Zoo zijn zij allen." «Hij nam hel zwaar genoeg op ten minste." «En toch ook weer zoo lichtviel zij hem hartstochtelijk in de rede. «Want al beschimpte de gansche wereld het wezen, dat ik lief had, zou ik toch niet de wereld, maar mijn hart gelooven." Waldemar haalde de schouders op. Een tijdlang daarna vroeg hij haar op smeekende toon of ze niet zou gaan slapen, want dat het laat was en dat de kaars weldra zou zijn opgebrand. «Ga maar, ik ben niet bang meer in 't donker," luidde het antwoord. Reeds geruimen tijd was de kaars geheel opgebrand en uit zich zeiven uitgegaan, doch van de kachel omgaf een zooveel te warmer schijnsel de eenzame gestalte, die nog steeds op de zelfde plaats en bijna in dezelfde hou ding zat als bij het begin van den avond toen zij zich zelve zoo gelukkig had genoemd. IX. In de verhouding van broeder en zus ter tot Swan kwam geen merkbare ver andering. Evenals voorheen kwam hij 's avonds thee drinken en in elk opzicht bewees hij een vriend te zijn, die met teeder gevoel was bezield en hen beiden met zijn raad ter zijde stond. In Thea's wezen nam hij met smart een verande ring waar. Geen lachje speelde meer om haar lippen, geen vroolijk woord wilde meer over de lippen. Daarentegen ver dubbelde zij in den ijver, waarmee zij zich nuttig trachtte te maken, waarmee zij zich trachtte te onderrichten om van nog meer nut te worden. Ais een bijzon dere gunst verzocht zij Swan's verlof in de werkzalen van de ijzergieterij vrij den toegang te hebben. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1886 | | pagina 1