NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. EENE HEKSENFAMILIE. N. 25. Zaterdag 26 Maart 1887. Zestiende Jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. LEERLINGSCHAP. I. BINNENLAND. Feuilleton. FflORTSCHE COVBANT. abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Pranco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukkeu en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het vraagstuk van het „leerling schap" bij ambachten is, na dat van den kinderarbeid, ongetwijfeld de belangrijkste der hedendaagsche maat schappelijke quaesties: evenals het laatstgenoemde door de wijze waarop het zal worden opgelost de stoffelijke en geestelijke toestand der arbeidende klasse beheerscht, oefent ook de rege ling van het eerste een overwegenden invloed uit op de technische ontwik keling en daardoor op de welvaart van den aanstaanden werkman. Moet het vakonderwijs gegeven worden in de werkplaats, onder den vorm van het zoogenaamd „leerling schap", of in de school? Wanneer men de vraag zóó stelt, zullen vele aanhangers van maat schappelijke hervormingen haar in laatstgenoemden zin beantwoorden, en er bijvoegen dat de zorg daar voor de plicht is van de gemeente of van den Staat. Zij echter, die van de staathuishoudkundige wetenschap een studie maken, zijn in het alge meen van gevoelen, dat dit onder richt behoort te blijven op het ter rein van het persoonlijk initiatief, vertegenwoordigd door het huisgezin en de belanghebbende ondernemers. De eersten beroepen zich op erva ringen. „Ziet gij niet, dat de ouders, de belanghebbenden aan de ééne zijde, dikwijls geneigd zijn, ten einde voor zich den rtrulc der omstan digheden lichter te maken, hun kinderen zoo vroeg naar de werk plaats te zenden als de wet slechts toelaat, hen toe te vertrouwen aan werkgevers die hun eenig loon uitbetalen, maar er ook gedurende eenige jaren kleine slaven van maken, bestemd voor ruwe en dikwijls hoogst vermoeiende werkzaamheden, ol pak kendragers, vloervegers, poetsers, last dieren. gespannen voor handwagens die de volwassen arbeider ter nauwer- nood van achteren kan voortduwen?" Inderdaad, dat gebeurtniet zelden, zelfs in die landen waar wet telijke bescherming bestaat, doch de bepalingen en voorschriften, door ge brekkig toezicht, niet worden gehand haafd. Ook ten onzent, waar op dat punt geen enkel wetsartikel de be schikking over de kinderen nadat zij het dertiende levensjaar zijn ingetre den, beperkt, behoort het volstrekt niet tot de uitzonderingen. Maar goed: men zal zeggen, die werkzaamheden, ofschoon niet in verband staande met het vak waarin de jonge arbeider wenscht opgeleid te worden, moesten toch verricht worden, hoe onaangenaam zij sommi gen ook mogen toeschijnen, en liet is moeielijk te vergen dat men ze den geoefenden en volwassen werklieden bijvoorbeeld om beurten opdraagt. Als er nu maar gezorgd wordt, dat den knapen, van meisjes spreken we niet, omdat we haar tegenwoor digheid in fabrieken een onnatuur- lijken toestand achten, van welks verdediging we zelfs den schijn niet op ons zouden willen nemen, dat hun, die zooeven de school voor de werkplaats verwisselden, vooreerst geen al te zware bezigheden worden opgelegd, waardoor hun kracht over spannen, hun gezondheid benadeeld en hun latere geschiktheid voor den arbeid in gevaar gebracht zou wor den; ten tweede, dat door die soort van bezigheden slechts een gedeelte van den werktijd is ingenomen, ter wijl dan de overige uren voor het aankweeken van vakkennis worden besteed. Inderdaad gebeurt dit ge woonlijk; maar wordt er dan ook door den patroon het noodige gedaan om den knaap de techniek van het vak en de practische uitoefening van het ambacht te onderrichten? Niet al te veel, helaasDe patroon plaatst den jongen onder de leiding van een volwassen werkman, en deze maakt van hem zijn helper en hand langer. Nu is het een feit, dat verre weg de meeste menschen in de eerste plaats aan hun eigen belangen denken, en wanneer onze werkman niet be hoort tot de uitzonderingen op dien regel, dan is hem dat wel te verge ven. Zijn belang eischt, voor denzelf den arbeid het hoogst mogelijke loon hoe grooter het aantal mededingers is, des te geringer is de kans om daartoe te geraken. De knaap nu, die daar aan zijn zorg wordt opge- dragen, zal over een zeker, en niet groot getal jaren zijn concurrent zijn op de arbeidsmarkt; hoe bekwamer die concurrent wordt, des te grooter is de kans dat de oudere werkman in den strijd om het bestaan door hem overvleugeld zal worden. Is het dan wel zoo onverklaarbaar, dat hij zich niet al te zeer beijvert om hem in te wijden in de „fijnheden" van het vak, hem liever zet aan werk zaamheden van ondergeschikten aard, en hem niet inecr inlichtingen en aanwijzingen geeft dan volstrekt nood zakelijk zijn? Zoolang de verhouding tusschen vraag en aanbod nog een zoo. allergewichtigste factor zal zijn bij de bepaling van de waarde van den arbeid, zal het hier aangeduide bezwaar de aankweeking van ge schikte leerlingen, bestemd om in technischen zin hun meesters over het hoofd te groeien, daar moet het immers heen zal er sprake kun nen zijn van vooruitgang? blijven drukken. Laat ons er echter bijvoegen, dat het zich meest voordoet in groote inrichtingen, waar de menschen elkan der in den regel minder goed kennen, waar veel mutatie van werklieden voorkomt, en dien ten gevolge de band, die hen vereenigt, niet bijzon der sterk is. Het meest kunnen de belangen der leerlingen nog behar- 1 tigd worden door de zoogenaamde „kleine" bazen, die met twee of drie knechts en één jongen, misschien twee, werken. De patroon is hoogst waarschijnlijk zelf knecht, en natuur lijk ook leerjongen geweest, en tus schen hem en zijn ondergeschikten heerscht, als zij allen met elkander verstandige lieden zijn, een vriend schappelijke, huiselijke toon, eeu op vatting van elkanders belangen, die zich niet verloochent ten aanzien van den knaap, wien de gelegenheid wordt geopend aan den arbeid deel te nemen. j V n zelf durft hij meer vragen, en ook, uit eigen beweging zal men hem meer zeggen men geraakt aan elkan der gewoon, en de aanstaande con current verdwijnt uit de voorstelling om plaats te maken voor den kame raad, dien men verplicht is mede door de wereld te helpen. Onder werkelijk een regeling van het leer lingschap mogelijk die, zoo zij niet aan het hoogste ideaal voldoet, toch bevredigend kan heeten. In een volgend artikel komen we daarop terug. zulke omstandigheden is Het Hbl. meldt met zekerheid, dat Z. M. de Koning het stellige voor nemen heeft op 12 April e. k. te Am- sterdam te komen, vergezeld van de Ko- ningin en het Prinsesje. De Koning is zeer ingenomen met de grootsche plan nen, die zonder eenigen officieelen aan- drang bij de burgeiij zelf zijn gerijpt. Vijf-en-vijftig heeren hebben zich bereid I verklaard, deel uit te maken van de aan te bieden eerewacht, een grooter getal dan tot dusverre bij dergelijke gelegen heid. Het hoofdcomité biedt het koninklijk gezin een aubade aan voor 's Konings paleis, door 4000 kinderen, op Donderdag 14 April, des morgens te 9 uur. Van de serenade is afgezien, evenals van de feesten in besloten localen. De burgemeester van Amsterdam is Woensdag bij Z. M. den Koning ont boden. Vermoedelijk heeft dit betrekking op de Aprilfeesten tijdens het verblijf van HH. MM. in de hoofdstad. Woensdag morgen is het eerste detache ment van bet vaste personeel der artillerie- schietschool, onder bevel van een onder officier, uit Zwolle naar de legerplaats bij Oldebroek vertrokken, tot het doen van voorbereidende werkzaamheden. Van de militie-plichtigen van dit jaar voor de provincie Utrecht, 510 in getal, zullen ingedeeld worden 130 bij het 5. reg. int30 bij het 7. reg. inf., 60 bij het 1. reg. veld-'artillerie, 217 bij het 1" reg. vesting-artillerie, 5 bij het coips pontonniers, 4 bij het corps torpe- disten en 14 bij het corps genietroepen, Donderdagmiddag had de zoon van den landbouwer Teunis van Wessel, in WeSsél, bet ongeluk achterover uit een hooiberg te vallen, waardoor hij zeer prnstige vei woiidingen bekwam. Geduren de de laatste dagen was hij niet ineer bij kennis en zijn toestand wordt hoogst gevaailijk geacht. Te Ede is Woensdagnacht op 3 plaatsen ingebroken. Bij den Heer Levie, directeur der stoomslachterij, den boek houder bij die fabiiek, en bij dr. Baum- garlen. Onderscheidene vooi werpen van waarde worden vermist. De daders zijn onbekend. Bij E. Levie, directeur der stoomslach- terij, zijn alle kamers en slaapkamers doorzocht. Er is alles gestolen wat van de gading der dieven was, waaronder 5 horloges, kettingen, vingerringen, goud en zilver. Uit een broek voor liet bed, waar de Heer Levie sliep, is een bos sleutels weggenomen en f3000 uit de portemonnaie. In eene slaapkamer, waar twee logés sliepen, bleef eene portefeuille met f5000 onaangeroerd. Vreemd is het dat niemand wakker is geworden. Het keukenraam en een ander raam zijn opengeschoven. Overal is kaarsvet gemorst en werden afgebrande lucifers gevonden. Een kistje uit de logeerkamer werd in den tuin ledig gevonden. Bij Balk, ook woonachtig in de villa aan den stationsweg, zijn de dieven met een ladder ingeklommen op de boven- achtei kamer. Ook hier zijn alle kamers en de zolder doorzocht. Uit de slaapkamer zijn een horloge en portemonnaie uit een broekzak ontvreemd, en uit eene kast een zilveren lepel. Bij Dr. Bauingarten is boven inge klommen. De kamers zijn doorzocht. Van zijne slaapkamer is uit een broekzak de portemonnaie en eenige sleutels gehaald. 3) En baas Harms met zijne gansclie familie, hadden door hun eigen gediag wel verdiend, wat hen trof. De A..sche boeren waren in een goeden geest, wel wat ruw en onbeschaafd, maar hoe kon men toch ter wereld meer verwachten in een zoo afgelegen dorp Ik viel spoedig bij de familie in ongenade, vooral ook omdat ik den burgemeester, dien zij verafschuwde, nog al gaarne mocht lijden. Zoo had ik dan te A. weinig afleiding, en onwillekeurig werd ik aangetrokken door het lieve gezichtje van Grietje en vooral door de vreemde geschiedenissen, die men van h3ar vertelde. Dikwijls ging ik er heen en langzamerhand werd ik door de familie Harms ook zeer vriendelijk ontvangen. Den eersten keer scheen men niet te weten, wat mijn bezoek beteekende ik zeide terstond open, dat ik gekomen was, wijl ik toonen wilde aan de heksen- praatjes geen geloof te slaan. Harms stak mij gulhartig de hand toe en zeide »Ik dunk u, mijnheer Grietje zag op, maar sloeg even snel de oogen weer neder. Wetende, dat ieder verschijnsel, in de nutuur en in de zedelijke orde dei dingen, een oorzaak heeft, vroeg, ik, hoe 't toch kwam, dat men juist zijne familie van hekserij verdacht hield. »Ja, mijnheer," was zijn antwoord, «aan heksen hebben de mensschen altijd geloofd en ik zelf geloof ook, dat er heksen geweest zijn." sWel zoo?" »Hoe zouden de menschen er anders aan gelooven Wie is 'l eerste op het denkbeeld gekomen van hekserij Lees de oude heksenprocessen, mijnheer, ik heb er boeken vol van, en ge zult zien, dat er dingen voor den dag komen, die niet natuurlijk toegingen." Et tu, Brutedacht ik, weinig ver moedende in het slachtoffer een verdediger te vinden. «Maar mijnheer vroeg, hoe ze juist mij voor een heksenmeester hielden ik weet het niet, of 't moest wezen, dat ik hier eerst voor eenige jaren ben komen wonen. Korten tijd daarna werd er een kind ziek van een onzer huren. Ik had 't op den arm gehad en er mede gespeeld en nu zeiden ze, dat ik 't betooverd had er weiden ook kransen in 't kussen ge vonden." «Juist," antwoordde ik, «ge hebt veel over hekserij gepraat met de boeren, hun 't hoofd op hol gebrachtzijt niet in de kerk gekomen en hebt zelfs in 't eerst gaarne gezien, dat ze u voor iets buitengewoons hielden Grietje keek wederom op en knikte. Harms lachte «Mijnheer heeft recht. Te vroeg gedaan, te laat bedacht, heeft menig in 't verdriet gebracht," voegde hij er ernstig bij. Ik begon een weinig met Grietje te praten, die er langzamerhand aan wende mij aan te zien, en daarbij zelfs zeer lief glimlachte. Zij was niet hoog be schaafdoch neen, slechts een eenvoudig kind der natuur, maar ze bezat toch eene natuurlijke beschaving, die beter is dan de aangeleerde. Er was geest en leven in al wat ze zeide, en wanneer ze lang sprak, zoo als ze wel gaarne deed, begonnen hare donkere oogen zoo te schitteren en hare wangen zoo te gloeien, dat ik waarlijk meer dan eens vreesde door de kleine tooverheks betooverd te zullen worden. Mijn bezoek herhaalde ik dikwijls ik had het genoegen baas Harms langzamer hand van zijn heksengeloef te bekeeren, zoodat we op een avond een helder vreugdevuurtje stookten ^van al zijne fraaie boeken. De vlammen knetterden zoo lustig en vrolijk en de kleine vonken dansten de schoorsteen in, dat 't waarlijk scheen alsof de heksen nu, voor de afwisseling, die gedaante hadden aangenomen en de lucht in vlogen, in plaats van zoo als vroeger hare gewoonte was bezemstokken te nemen. Op zekeren avond ontmoette ik bij Harms nog een anderen gast, wien ik reeds genoemd heb. Maar nu is 't nood zakelijk hem wal uitvoeriger te beschrij ven. De burgemeester van het dorp A. was een man van omstreeks dertig jaren niet veel ouder althans, hoewel ik dacht, dat hij in die dertig jaren veel meer ge leefd had, dan gewone stervelingen. Hij heeft mij eens zijne levensgeschiedenis verteld, waarvan ik mij het volgende herinner. Hij was de zoon van een rent meester van een heer uit Holland. Zijn vader was gewoon hem in zijne jeugd te laten doen, wat hij verkoos. Hij mocht zijne moeder en zijne zusters plagen, den meester van het dorp kwellen, zooveel hij maar wilde. Wel zoo," plach papa te zeggen, wanneer er klachten kwamen over zijnen Frits, »zoo ben ik ook geweest en ik ben er toch gekomen, he?" Maar toch kwam Flits er niet altijd zoo gemakkelijk af. Somtijds, als hij veel of weinig kwaad gedaan had, viel t zijnen vader in, dal hij in zijne jeugd ook wel eens slaag had gehad en dan moest Frits lijden dan kreeg hij in eens, wat hij weken lang verdiend had. Nu werden die strafoefeningen grootendeels door het toeval bestuurd, 't Kon wel eens treilen, dat de jongen geheel on schuldig was, maar dan weid hij later vertroost met liet beiicht, dat klapppen goed waren voor 't groeien. Dat kon I'rits bitter weinig schelen; hij beschouwde evenwel de klappen als iets, dat onge veer gelijk stond met het onweèr; wan neer 't opkwam kon men er niets aan doen en men kon onmogelijk maatregelen nemen om het te vermijden dat zou al heel dwaas zijn. Frits bleef dan geheel zondei opvoeding voortleven, totdal hij naar de Academie ging want hij moest student worden. Hij was, hij al zijn ondeugd, een flinke knappe jongen hij wist meer, dan men gewoonlijk weet want liet leeren kostte hem geen de minste moeite. (Wordt oervoiyii.i

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1