NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. taloekt en Verstooten. verschijnt woensdag en zaterdag. iiirtar mkwav TERUGGEROEPEN Iets over de Tjiomas-zaat N. 43. Zaterdag 28 Mei 1887. Zestiende Jaargang. F euiilet on. AMERSFOOHTSCHE C0DB1NT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien! Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertenticn viern.aal geplaatst norden slechts driemaal berekend. Groote lettors en vignetten naar plaatsruimte. Enkele directiën van groote bladen, stellen nu en dan hunne abonnenten in de gelegenheid, tegen uiterst lagen prijs, een of ander nuttig boekwerk te verkrijgen. Voor bladen van min der kolossale oplagen, valt het moeie- lijk met even goed succes dergelijke aanbiedingen te doen. Niettemin wil len wij, in het belang onzer Courant, ondernemen wat wij kunnen, zij het dan ook met eenige opoffering onzer zijds. Wij bieden onzen lezers daarom aan, het beroemde werk van voor den geringen prijs van "Veertig1 Centen. In dit nummer is een advertentie met BON geplaatst. Elk onzer abonné's binnen dc stad heeft het recht die te teekenen en aan ons bureau met bijvoeging van 40 centen in te zenden. Buiten de stad tegen inzending van een postwissel groot 55 centen. Het boek wordt 15 Juni a.s. aan alle inteekenaren franco afgele verd. Ook voor hen, die zich met 1 Juli op ons blad willen abonneeren, is deze premie verkrijgbaar. Ten einde onze lezers, voor zoo verre zij niet gewoon zijn geregeld kennis te nemen van Indische zaken, eenigszins op de hoogte van deze belangrijke quaestie te brengen, tee kenen wij bet volgende aan: Onder het bestuur van Gouver neur-generaal Daendels, in het begin dezer eeuw, dus pas nadat de bezit tingen der Oost-Indische Compagnie aan de Bataafsche Republiek waren gekomen, werden door dezen land voogd, zoowel in het belang der financiën als ter wille van een gere gelde exploitatie, groote uitgestrekt heden land in eigendom gegeven. De rechten, door de koopers verworven, kunnen eenigermate vergeleken wor den met bet leenmanschap in de middeneeuwenhet Opperbestuur behield het souverein gezag, doch de eigenaar erlangde het recht van belastingheffing overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Was nu die eigenaar een man van vooruitgang, dan kon de bevol king van zulk een particulier land tot een hoogen trap van welvaart klimmen. De vorm van belasting was deels in natura, deels in arbeid, heerendiensten buiten deze werkte gewoonlijk alles wat daartoe in staat was, tegen loon, aan de cultures door den landheer ten eigen bate ingevoerd. De sopgezetenen" komen één van de zeven dagen uit om voor den landheer te werken, zonder be taling; bovendien moeten zij het vijfde deel van het door hen persoon lijk verbouwde als belasting leveren in de daarvoor bestemde pakhuizen, die op het land gelegen moeten zijn. Bovendien zijn er nog een groot aantal werklieden, die eenvoudig voor hun arbeid betaald worden, en noch heerendiensten te bewijzen, noch belasting te betalen hebben. Een dier particuliere landen is Tjiomas, gelegen dicht bij Buitenzorg, op de noorderhelling van den Salak. Het werd in 1867 aangekocht door een oud-ambtenaar en ook gewezen suikerfabrikant, Jhr. J. W. E. De Sturler. Zijn beheer gaf nooit aan leiding tot eenige moeielijkheid. De bevolking was tevreden, ging in bloei vooruit; de heer De Sturler eerbiedigde de bestaande gebruiken en dreef nimmer de uitoefening zijner rechten tot het hoogste punt op. Steeds was hij ook met het hooger bestuur, zoomede met de ambtenaren, op den besten voet. Dat veranderde in 1885. De heer Lautier was toen Adsistent-Resident van Buitenzorg. 15) Meest al de opstandelingen hadden hooge laarzen aan, grijze broeken en tot hoofdbedeksel de in het land in zwang zijnde kinfödratka. Een aantal saamgezworenen stond bijeen en zong het bekende Poolsche volksliedNog is Polen niet verloren. De meerderheid dezer mannen had een zeer bewogen le ven achter zich. Velen hunner streden bij Kapolna voor de vrijheid der Honga ren, bij Volturno voor Italië en hadden nu de wapens opgevat om voor de vrij heid van hun Vaderland te strijden. Iedere stand, iedere ouderdom was vertegen woordigd; hier zat vermoeid en ineen gezonkeneen sombere gestalte met sneenw- wit haar, het ingevallen knokkig gezicht somwijlen beschenen door de laatste flik keringen van het uitgaande naaste nacht- vuur. De zonen van dien grijsaard zijn sedert maanden begraven. Russische ko gels hebben den een na den anderen weggemaaid. Zijn eenige dochter is, wijl zij het verblijf van haar vader niet ver raden wilde, met den knoet dood geslagen verdriet heeft zijne vrouw gedood en nu zit daar de oude man, als de laatste van zijn geslacht, en kan het oogenblik niet af wachten, dat hij met de sabel in de vuist, en met eigen levensgevaar, zijne dier baren wreekt. Op eenige schreden af stand van hem slaapt op den kouden grond een jonkman, met blond dons om de ronde kin en de roode lippen; goud kleurig krullend haar omgeeft het bleek gelaatnauwelijks de kinderschoenen ont wassen voert hem de eerste tred in het wilde krijgsgewoel. Vóór eenige dagen rustte hij nog, afscheid nemend aan de trouwe moedei borst en morgen mis schien, ja misschien reeds morgen in den killen schoot der aarde. Bij een groot nachtvuur stond, de armen op de borst gekruist' het hoofd opgericht en moedig en trotsch in de duisternis van den nacht starend, Lan- giewics, Polen's" dictator. Levendiger schitteren zijne donkere oogen, zijne hand, die zooeven met den snorbaard speelde, grijpt het zwaard: van de voor posten klinkt de alarmkreet in het le gerkamp. Spoedig echter herkende men in de naderende ruiters, die in hun midden twaalf gevangen Russen en een gesloten rijtuig voerden, Dewbinsky's troepen. Een honderdstemmige jubelkreet begroet te de aankomenden, die van hunne De heer Lautier had in vroegere betrekking een geschil gehad met den Demang (inlandsch politiehoofd) van Buitenzorg. Pas had bij zijn nieuwe ambt aanvaard, of bij wist te bewerken dat deze man gedwon gen werd ontslag uit dingen werden op hoog bevel van de politierol geschrapt. De hem ge trouw gebleven politie-oppassers wer den ieder oogenblik naar Buitenzorg s lands dienst te vragen. Hiermede niet tevreden, verwijderde hij achtereenvolgens alle familieleden van den Demang, die ambtelijke betrekkingen bekleedden, j daarbij gesteund door zijn vriend- welke maatregel ook toegepast werd op diens schoonzoon, Tjamat (politie- 1 opzichter) van Tjiomas. Volgens het opgeroepen om verhoord te worden, waardoor bet toezicht verslapte. Wendde de heer De Sturler zich tot hooger autoriteit, zijn klachten wer den niet in aanmerking genomen; de heer De Lautier ging steeds voort, reglement behoort de benoeming van den Tjamat, onder goedkeuring van het opperbestuur, den landheer. De heer De Sturler protesteerde te vergeefs. Intusschen besloot de afgezette inlander, tegen den raad van zijn landheer, zich bij den Ofli- j cier van Justitie te beklagen, met dat gevolg, dat tegen den heer Lautier rechtsingang werd verleend. Dat was het begin van den oorlog, dien de heer Lautier zich nu voor genomen had tot het einde vol te houden. Met de rust op Tjiomas was het voortaan uit. Door middel van politie-oppassers en zwervelingen werden onderscheiden opgezetenen overgehaald om verkla ringen af te leggen ten nadeele van den beer De Sturler, zijn zoon en zijn schoonzoon, den heer Sol, die hem in bet bestuur bijstonden. Het valt een hooggeplaatst ambtenaar, die er eenigszins slag van heeft, niet moeielijk inlanders alle mogelijke dingen te doen verklarenen na herhaalde, zelfs nachtelijke bespre kingen met deze menschen, meende de heer Lautier stof genoeg verza meld te hebben om een aanklacht in te dienen wegens wanbeheer. Ook werden voortdurend de men schen opgestookt en tot verzet aan gespoord. Allerlei moeielijkheden werden den landheer in den weg gelegd met betrekking tot heeren diensten en heffingen; klachten over dienstweigering en andere overtre schapsbetrekking van den Aspirant- Controleur te Buitenzorg, den heer Van Rees, zoon van den Gouverneur- Generaal. Toen de Adsistent-Resident tot een hoogeren rang werd geroepen, in October '85, was aanvankelijk zijn opvolger, de heer Coenen, werkzaam om de gisting, onder het volk van Tjiomas heerschende, te onderdruk ken. Een zeker aantal vrijstellingen van heerendiensten, door De Lautier onrechtmatig verleend, werden inge trokken. Maar de goede geest van vroeger was verdwenen, en zelfs nadat zij op bevel van den heer Coenen waren gestraft, weigerden sommige inlanders uit te komen. Weldra bleek, dat de heer Van Rees de antipathie van zijn vriend tegen den landheer zorgvuldig wensch- te te koesteren. Ook was er een hoofd-panghoeloe (priester), die vlijtig de taak, opruiing der opgezetenen, voortzette. De oproepingen bielden aan, en steeds hadden de samenkom sten plaats ten huize van den heer Van Rees. Dit deed ook den nieuwen Adsistent-Resident van houding ver anderen; ook bij schaarde zich aan den kant van des landheers vijanden. In Februari 1886 maakte zekere Apan, een der weerbarstige opgeze- tenen, amok. Den landheer werd de schuld gegeven. Er had een adminis tratief onderzoek plaats, waarbij noch de eigenaar, noch een zijner beambten werd gehoord. Het resul taat was, dat de heer Coenen de toestanden op Tjiomas onhoudbaar noemde. En nog bielden de opruiin gen aan. Zoo werd eens de bevolking gezegd dat zij de natte rijst in de aren (paddi) niet behoefden op te leggen in het door den landheer aangewezen pakhuis, maar eenvoudig voor de deur van bet pakhuis waar zij verkozen. De landheer verzocht bun, toen zij dit deden, de rijst naar de daarvoor bestemde schuur te brengen. Zij weigerden, en bega ven zich, ten getale van 150, naar den Adsistent-Resident, wiens beslis sing zij inriepen. Deze bepaalde, dat zij de rijst moesten brengen waar heen de landheer gevraagd had. Doch nu begaf die menigte zich, steeds in aantal aangroeiende, naar de woning van den Aspirant-Contro leur, die naar zijn vader, den Opper- landvoogd was gegaan, en wiens terugkomst zij afwachtte. »Deze moet daarop, volgens veler verklaringen, aan een paar dier lieden hebben gezegd, dat zij zich aan het verlan gen van den landeigenaar en de beslissing van den Adsistent-Resident niet behoefden te storen." Juichend keerden zij huiswaarts. De Resident, de heer De Munnick, door den landheer tot een onderzoek uitgenoodigd, verklaarde diens opvat ting van zijn rechten omtrent de paddi voor juist, doch veranderde aan de zaak niets. Integendeel, kort daarna verscheen een Regeeringsbe- sluit, waarbij den eigenaar van Tjiomas, en hem alleen, bet recht werd ontnomen, politiehoofden aan te stellen. Dat zulks zijn invloed op de bevolking geheel moest vernieti gen, ligt voor de hand. Op 19 cn 20 Mei brak er een formeele opstand los, maar zij die er aan deelnamen behoorden voor de groote meerderheid niet tot de opgezetenen van Tjiomas. De be weging werd snel onderdrukt, met opolleririg van een aantal mensehen- levens. Ook nu beweerde het Opper bestuur, dat de wijze waarop de be volking door den heer De Sturler, zijn zoon en schoonzoon werd behan- paarden stijgen en hunne krijgsmakkers om heizen. Langiewicz ontving den graaf met een uitroep van verrassing. «Mijnheer de graaf," zeide hij, sdat ge zoudt komen, hiervan was ik zeker, daarvoor was mij uw gegeven woord een borg, maar dat ge reeds heden hier zoudt zijn en mij tegelijk krijgsgevangenen zoudt bren gen, veroorzaakt mij natuurlijk de groot ste verwondering." Graaf Dewbinsky verhaalde met korte woorden de oorzaak zijner vervroegde ontvluchting en hoe het hem gelukt was het rijtuig en het escorte te bemachtigen. Langiewicz trad dadelijk op het rijtuig toe, opende het portier en reikte de daarin zittende dame de hand om haar te helpen uitstijgen. Daarop verzocht hij graat Dewbinsky en de dame hem naar zijne tent te volgen. Zoowel Langiewicz als de graaf waren verbaasd over de schoonheid der jonge dame, toen zij haar sluier ophief. «Vergeving, jonge dame," zei de dic tator «dat ik zoo vrij ben u te vragen op welke wijze ge in de macht der Rus sen zijt gekomen, en of zij u als gevan gene transporteerden of u slechts tot j hoede gegeven waren? Mocht het laat ste het geval zijn, dan zijn zoo wel uw rijtuig als de manschappen weder tot uw I dienst en ge kunt ongehinderd voortrei zen." De jonge dame werd doodsbleek ter wijl hare groote oogen zich met tranen vulden, nik ben overtuigd dat ik het ge luk heb, mij in de tegenwoordigheid van Polen's held, van Langiewicz, te bevin den," sprak zij bewogen. De dictator boog ten teeken van be vestiging. Hierop voer de dame voort. «Ik heet Henriette Pustowojtolï en ben een Poolsche van geboorte maar mijn vader is majoor in Russisclien dienst. Daar ik van de Grieksche tot de Katholieke kerk hen overgegaan, vol geestdrift voor Polen en zijne verdedigers ben en te Luhlin een patriolische dames-vereeniging opgericht had, werd ik aldaar in hechte nis genomen en vervolgens op bevel van Murawielï naar de citadel Krzemenice ge voerd. Ook daar scheen ik, hoewel een zwakke vrouw, den Russen te gevaarlijk; nadat ik elf maanden lang in gevangen schap was geweest, kwarn het genadig bevel mij naar het St. Barbara klooster te Kiew te transpoiteeren en daar levens lang op te sluiten. Nu heb ik slechts een verzoek, dappere generaal, laat mij aan de gevechten mijner landgenooten deel nemen laat mij wraak nemen aan Polen's vijanden I" Een ongeloovige, bijna spottende glim lach speelde om Langiewicz's lippen Hen- riette Pustowojtolï' bemerkte zulks. sik ben een Poolsche," riep zij met vuur, sen zal voor geen gevaar terug deinzen. Het toeval heeft mij tot u gevoerd of zeggen wij liever eene beschikking des hemels. Dus verstoot mij niet" »Gij denkt groot en edel," hernam de j dictator, van wiens gelaat do spotternij verdwenen was, smaar bedenk, dat ge onmogelijk de vermoeienissen en gevaren, waaraan wij blootgesteld zijn, zult kunnen doorstaan." sAch, verstoot mij nietherhaalde de jonge Poolsche, sik heb niemand in Gods wijde wereld laat mij u volgen, en roept het kanongebulder ten strijde j voor Polen's vrijheid, aan uwezijde strijden en sneven «Ongelukkige, gij stort u voorbedach- j telijk in het verderf," zei Langiewicz bijna bitter. sin mijn verderf," riep de jonge heldin dweepend «hebben niet duizenden ge- zinnen hun haven en goed, hun leven verloren. Wordt vervolgt.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1