NIEVWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Veryloekl en Verstootea.
N. 51.
Zaterdag 25 Juni 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Accijnsen.
BINNENLAND.
F euillet on.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
Per 3 maanden 1.Franco per post door Let geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 1 fi regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men zal zich herinneren, dat bij
de behandeling in de Tweede Kamer
van het wetsontwerp tot herziening
van het Zevende Hoofdstuk (Finan
ciën) der Grondwet, ook de quaestie
der accijnsen ter sprake is gekomen,
en wel naar aanleiding van het
amendement van vier Afgevaardigden
uit het Noorden, om o. a. aan para
graaf 171 als vierde alinea toe te
voegen: «Accijnsen op eerstelevens-
behoeften worden niet geheven." In
verband daarmede was ook voorge
steld in de additioneele artikelen te
bepalen, dat met 1 Januari 1891
zijn afgeschaft de accijnsen op vleesch,
zout, zeep, bier en azijn."
Het is, men weet het, den voor
stellers niet gelukt aan hun denk
beelden een grondwettelijken vorm
te geven, en alzoo den toekomstigen
wetgever, de ontzagwekkende doch
nevelachtige persoonlijkheid, op wel
ker schouderen een ware Atlasvracht
is gewenteldte dwingen, ons
binnen een bepaalden tijd van de
accijnsen af te helpen. Niettemin,
de discussiën over de zaak zelve zijn,
afgescheiden van het resultaat van
het oogenblik, niet zonder belang
geweest, hoewel nog afgewacht
moet worden, of zij ooit eenig prac-
tisch gevolg zullen hebben.
«Het is nu de tijd," sprak een
der voorstellers, de 'heer De Ruiter
Zylker, «om eindelijk eens te
breken met hetgeen niemand op den
duur kan beschouwen als rechtvaar
dig, dat men van de levensbehoeften
helt terwijl men den overvloed ge
heel of grootendeels vrijlaat, wil men
billijk zijn, dan zal een kreet van
afkeuring moeten klinken, wanneer
men overweegt het feit, dat bij de
accijnsen een progressie bestaat in
omgekeerde reden tot inkomen en
draagkracht."
De verwachting des voorstellers,
dat de nestor der Kamer, de
helaas! sedert overleden heer Blussé, i
het amendement zou ondersteunen,
werd niet verwezenlijkt. Toch heeft
ook deze kundige financier geen
sterke liefde voor de accijnsen aan
den dag gelegd; alleen stuitte hij
op de groote moeielijkbeid, een ge
schikt aequivalent te vinden. «Het
is bekend," zeide hij o. a., «dat mijn
vrienden, die mij zijn voorgegaan,
en ik, die hen gevolgd ben, ons
altijd hebben beijverd, werkzaam te
zijn in de richting van de afschaffing
der accijnsen op de eerste levensbe
hoeften. Dat mag wel eens herinnerd
worden, want het is wel een weinigje
vergeten. Men is er aan gewoon, en
men weet niet dat het vroeger
anders was. De eerste verbetering
is geweest de afschaffing van den
accijns op het varkensvleesch. Toen
is gekomen de wijziging in de ge
meentewet betrelfende de heffing
van accijnsen, door Thorbecke voor
gedragen. Dat hing te zamen met
de Rijksbelasting. De opcenten op
het gemaal werden bepaald op 150;
dat was een maximum, maar dat
reeds veel verlichting gaf in verhou
ding tot hetgeen werkelijk bestond,
want in de goede gemeente van
Dordt, mijn geliefde geboorteplaats,
werden meer dan 300 opcenten op
het gemaal betaald, dat is twee
gulden voor het Rijk en 300 opcenten
er bij, acht gulden, dus honderd
procent van den tegenwoordigen
prijs van het graan. Later zijn afge
schaft geheel de Rijks-accijns op het
gemaal, vervolgens alle gemeente-
accijnsen en de accijns op de brand
stollen. Verdere pogingen daartoe
strekkende zijn mislukt. "Waarom?
Zoolang het op afschaffen van belas
tingen aankwam was de Kamer ver
bazend bereid, maar zoodra men een
aequivalent moest zoeken bedankte
de Kamer.
«De Kamer heeft wel trouw vol
gehouden als een Minister niet ge
lukkig slaagt weder een opvolgend
Minister te beproeven te vragen om
ons een belastinghervorming te be
zorgen, met een stalen voorhoofd,
en het eene voorstel na het andere
ging naar den kelder. Het is niet
genoeg dat men zoo zegt: de belas
tingen op de eerste levensbehoeften
moeten worden afgeschaft, maar
men moet ook een aequivalent aan
de hand doen, dat is de groote
zwarigheid. De heeren moeten toch
eens zien in de staten, welke ont
zettende cijfers de accijnsen bedragen.
Te zamen brengen zij 42 millioen
op neemt men daaraf de 23 millioen
op het gedistilleerd, dan is het nog
altijd een kleine 20 millioen.
Wanneer men verder in de «Han
delingen" de beraadslagingen volgt,
waarin we ons nu niet verder willen
verdiepen, dan blijkt dat de accijnsen
door niemand bepaald in bescherming
werden genomen; hoogstens werd
de meening uilgesproken, dat het
zoo erg niet is. De bewering van
den Minister van Binnenlandsche
Zaken, dat men zelfs een weelderigen
maaltijd kan doen gereedmaken met
geheel accijnsvrije artikelen uitgezon
derd een beetje zout, zullen we maar
«met een korreltje zout" opvatten,
als een aardigheid; of zoo zij
ernstig is gemeend, dan bevat zij
een veroordeeling van het stelsel.
Immers, zijn het niet juist alleen de
gegoeden, die op hun tafel het vleesch
kunnen vervangen door wild, gevo
gelte en visch?
Maar dat is ook de quaestie niet.
Indien we ons uitsluitend bepalen
tot den vleesch-accijns, waaraan, we
erkennen het, de gewone werkman
weinig bijdraagt omdat het gebruik
van rund- of kalfsvleesch bij hem
tot de zeldzaamheden behoort,
wat niet zoo heel veel beter wordt
als de accijns wegvaltdan blijkt
het onbillijke van die heffing zonne
klaar. En berust men voorloopig in
haar behoud, juist omdat er nog niet
iets beters voor in de plaats is ge
steld; kan men er zich mee vereeni
gen, dat de Grondwet niets daarom
trent vaststelt, en de quaestie geheel
open is gebleven, laat ons niettemin
nota nemen van het vonnis, aan den
toekomstigen wetgever ter uitvoering
voorgelegd«Zij is een progressieve
belasting in omgekeerde reden tot
inkomen en draagkracht."
In den burgerstand, waar men
gewoon is een stukje vleesch als
toevoegsel tot den maaltijd te gebrui
ken, dat men niet kan vervangen
door wild of gevogelte, wordt aan
dien accijns een belangrijke som
uitgegevenhoe grooter het gezin,
des te hooger het bedrag. Dat is
immers duidelijk? De vleeschaccijns
drukt het zwaarst op den, voor het
overige reeds zoo zwaar belasten
middenstand.
Er zijn nog een paar omstandig
heden, die deze heffing een hatelijk
karakter geven. Eerstens het bena
deren door de ambtenaren, bij ver
moeden van te lage aangifte; zij
laten dan het stuk vee slachten,
verkoopen het uit, en vriend slager
mag toezien. Zijn eigen klanten zijn
dan dikwijls de koopers. Ware het
niet beter, dat voor zulke gevallen
een taxatie plaats had, en den slager
het dubbele van de te lage aangifte
als boete werd opgelegd? Verbeurd
verklaringen zijn zoo strijdig met
onze hedendaagsche begrippen, dat
we ze slechts bij de uiterste noodza
kelijkheid willen toegepast zien.
Ten tweede werkt de vleeschaccijns
als een premie van uitvoer. Men kan
in Engeland een koe beneden den
Nederlandschen vleeschprijs van de
hand doen, en dan toch nog winst
maken. Hoezeer ook wenschende;
dat aan den vee-uitvoer geenerlei
belemmering in den weg zij gelegd,
gelooven wij niet dat het de roeping
van eenig gouvernement kan zijn,
dien aan te moedigen door kunst
middelen, al zijn deze ook niet opzet
telijk voor dat doel uitgevonden.
Het ware verkieselijker, dat in ons
eigen land, door meerdere welvaart,
het hier geproduceerde vleesch voor
een grooter deel verbruikt kon
wordenen al behoort dit ook tot
de vrome wenschen, er is geen
enkele reden om te verlangen dat
men in Engeland het Nederlandsch
vleesch goedkooper heeft dan de
eigen ingezetenen.
Naar wij thans vernemen, komen
HH. MM. de Koning en de Koningin niet
tegen 1 Juli in het vaderland terug. Z. M.
zal de badkuur te Wildungen nog eenigen
tijd voortzetten.
Aan den maaltijd, Woensdag door
den heer Cremers, voorzitter van de
Tweede Kamer, zijn mede-leden aange
boden in de groote eetzaal van het bad
huis te Scheveningen, waren alle afge
vaardigden, op enkele na, verschenen.
Aan de hoofdtafel zaten bovendien de
minister van staat en van binnenlandsche
zaken, ter rechterzijde van den gastheer,
de ministers van marine, van financiën
en van oorlog.
De griffier en commiesen-griffier der
kamer behoorden mede totdegenoodigden.
Naar het »U. D." verneemt, is aan
den heer J. N. Bastert, oud-lid der Tweede
Kamer, de portefeuille van waterstaat
aangeboden. Omtrent diens beslissing
moet echter niets bekend zijn.
Door een aantal landbouwers en
veehandelaars te Zwolle en uit den om
trek is een adres aan den minister van
waterstaat, handel en nijverheid gericht,
waarin gewaarschuwd wordt onzen han
del met Duitschland niet in gevaar te
brengen door toe te geven aan de vor
deringen van hen, die alles op het spel
willen zetten, om den vrijen invoer van
levend vee op de vrije markt te Londen
te verkrijgen.
De koninklijke militaire kapel van
het reg. grenadiers en jagers heeft een
aanbod gekregen voor eene kunstreis van
eenige weken door Amerika, tegen ver
goeding van 5000 dollars per concert.
Het aanbod zal echter hoogstwaarschijn
lijk worden afgewezen.
23) De man echter, wien dezen rijkdom
behoorde droeg een grijzen, afgesleten,
op sommige plaatsen zelfs gescheurden
slaaprok een door lang gebruik geel ge
worden slaapmuts, bedekte het kale hoofd,
welks holle oogen, ingevallen wangen en
slappe lippen het reeds nog levend, eenige
gelijkenis met een doodshoofd gaven.
Zijn gelaatskleur was geelden langen
mageren vingers scheen het geld tellen
een gewoonheidskramp veroorzaakt te
hebben, want zij bewogen zich bestendig
alsof zi) te tellen of dooreen gemengde
muntspeciën uit te zoeken hadden. Vrek
kigheid, niets dan vrekkigheid, grijnsde
in de geheele gestalte.
Deze man was Aron Teweles maar
hij was nauwelijks meer te herkennen
en scheen tien jaren verouderd, Er werd
aan de deur geklopt. Teweles ontroerde
hevig bij dit gedruisch. Oogenblikkelijk
vlogen de documenten in een geheime
lade der schrijftafel en de half open lade
dicht, de sleutels er van werden in den
zijzak van den slaaprok geschoven en
toen eerst opende hij behoedzaam de van
binnen gegrendelde kamerdeur.
ïHoe, zijt gij het Ornstein prevelde
Teweles «nu, hoe staan de zaken
De toegesprokene was een groot, mager
man met zwart haar, donkere wenk
brauwen, stevige gestalte, die echter uit
lange gewoonte eenigszins gebogen was,
zoodat men den man voor klein kon
houden. Zijne kleine grijze oogen glinster
den als die van een tijgerkat.
«Hoe de zaken staan? Slecht als ge
kniepert, en goed, zeer goed, zoo ge mij
het noodige geld wilt geven, om het
duifje te halen 1 Ge weet, goud opent
alle deuren maar minstens drie hon
derd gulden moet ik hebben."
Teweles trok een droevig gezicht.
«O," zei Ornstein, zijn hoed nemend,
«dat is de som, welke ik voor de reis
behoef, ik moet een gesloten reiskoets
hebben, een vertrouwden koetsier en
knecht, en wat krijg ik? Gelooft ge,
Aron, dat het een kleinigheid is, een
jong meisje uit het kasteel te stelen
gelooft ge dat men vijf jaren tuchthuis
straf zoo licht bij den koop neemt?
Want ingeval men mij betrapt, verraad
ik je niet, maar zeg op mijn eigen hand
gehandeld te hebben."
«Wat wilt ge als loon fluisterde
Teweles.
«Vijf honderd gulden."
«Ik geef je twee honderd."
«Niet voor vier honderd negen en
negentig."
Teweles kende zijn man hij haalde
een brieventasch te voorschijn en legde
drie banknoten van honderd gulden op
de tafel.
Ornstein staarde met begeerige blikken
naar het geld.
«Beste Teweles, geef toe," zijde hij.
«Wat ik gezegd heb, blijft gezegd
antwoordde de andere«drie honderd
voor de reis, drie honderd voor de moeite.
Hier ligt het geld
De twee eerbare mannen werden het
eindelijk eens.
Ornstein nam het geld en verwijderde
zich. Aron Teweles nam een kandelaar
en ging uit zijne kamer, welke hij met
een hangslot sloot. Hij ging vervolgens
door een korten gang en opende een
deur, Een sterke knofiookgeur drong uit
de keuken, welke hij nu binnentrad.
«Luister, Rebekka, laat den boel staan
en volg mij ik zal je de volgende maand
twee gulden meer loon geven Ik krijg
bezoek, een meisje, gemoet er voor zor
gen dat zij den drempel niet overschrijdt,
als ik wegens zaken uit ben."
De keukenmeid ontviel de potlepel.
«Welk een meisje
vroeg zij.
zal dat
zijn
«Een meisje, schoon als de roos van
Jericho en gij zult ze bewaken," mom
pelde Aron met glinsterende oogen.
De oude vrouw knikte met het hoofd
en volgde den vooruitgaanden jood. Deze
opende een kamer en bleef bij een in
het behang vei borgen deur staan. Toen
hij op een veer drukte, opende zich de
deur en met verbazing zag Rebekka een
tweede, haar tot nu onbekend kamertje,
welks wanden met hooge ouderwetsche
spiegels bedekt waren.
«Ziet ge Rebekka, hier zal zij wonen."
«Dus opgesloten?" vroeg de jodin.
«Als ge het zoo heeten wilt, goed
«Twee gulden 's maands is te weinig."
«Wil ik je er drie geven?" bromde
Aron.
«Goed, ge kunt staat op mij maken!"
De deur werd gesloten en het lieve
paar keerde weder in de keuken terug.
Nog lang sprak Aron met zijne huis
houdster vervolgens ging hij heen en
zeide voor zich. «Het kost mij veel geld
dat schoone Saai tje maar waarom
zou ik het niet voor haar geven Zij
moet de mijne zijn Waarom zou ik niet
het liefje van een graaf hebben En dan
wraak wraak, ellendige Baruch, aan
je kind wil ik de slagen wreken, welke
ik van de Russen gekregen heb!" En
zijne vingers kromden zich krampachtig
als de klauwen van een wilde kat.
Sara was in zoo verre hersteld, dat
zij het bed verlaten en op fraaie dagen
in den tuin van het kasteel kleine wan
delingen kon doen.
Dagelijks zond zij den trouwen Iwan
naar haars vaders huis, om te zien of
hij nog niet terug gekeerd was. Zij zou
hem gaarne te voet zijn gevallen, om zijne
vergiffenis te erlangen want zijn vloek
rustte haar zwaar op de ziel, en deze
gedachte vervulde haar meer, dan de
herinnering aan Seriiawitsch. Dikwerf zat
zij uren lang in het kleine paviljoen, de
oogen op een punt gericht en prevelde
zacht voor zich «Vervloekt en verstoo-
ten Alles, alles wil ik ondergaan, ja
zelfs ellende ter wille der liefde, maar
de vloek mijns vaders verdraag ik niet."
Daar echter geen hoop was, dat Levi
spoedig weder in zijn huis zou teiug keeren,
wijl men er in het dorp algemeen over sprak,
dat hij tot de opstandelingen was overge
gaan, terwijl Sara's tante reeds den volgen
den dag na de heillooze aankomst van Levi
en Aron verdwenen was, had Iwan in het
naaste stadje kleederen en schoenen, zoo
mede een damespels gekocht en al deze voor
werpen heimelijk in het kasteel gebracht.
Wordt vervolgd.