nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Voor Bregenz. N. 71. Zaterdag 3 September 1887. Zestiende Jaargang. Coöperatie. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. Feuilleton. EBSFOORTSGHE COUBANT. Per 3 maanden ƒ1.— Franco per post door het peheele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën vierrr.aal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Aan Coöperatie ligt een gezond, een practisch denkbeeld ten grond slag: vereeniging van kleine krachten tot bereiking van een groot doel, en het is zeer wel mogelijk, dat in de maatschappij der naaste toekomst dat beginsel in toenemende mate zal worden toegepast, bij de productie zoowel als bij de consumtie. De vorm van coöperatieve vereeni ging, die ten onzent reeds eenige levensvatbaarheid schijnt te hebben, betreft den kleinhandel in artikelen van gewoon gebruik. Men redeneert aldus: Wanneer een zeker aantal personen gezamenlijk hun inkoopen doen van hetzelfde product, dan kunnen zij het uit de eerste hand nemen en voordeeliger voorwaarden bedingen dan wanneer zij, elk voor zich, de hulp van den tusschenhandel moeten inroepen. Betalen zij boven dien a contant, dan wordt voor hen de winst nog grooter. Tot zoover gaan wij met de voor standers der coöperatie één weg, en we juichen het zeer toe, dat in onze wetgeving de oprichting van ver- eenigingen als de hier bedoelde is bevorderd, door het regelen van den rechtstoestand der «naamlooze ven nootschappen met veranderlijk kapi taal." Wij achten het dan ook een goed verschijnsel, dat inzonderheid in de kringen van werklieden de oprichting van «coöperatieve consum- tie-vereenigingen" meer en meer wordt te baat genomen als een middel, niet om hun maatschappelijke positie op eenmaal te hervormen, maar om meer evenwicht te brengen tusschen de ontvangsten en de uit gaven van het huishoudelijk budget. Het zij ons echter vergund een paar opmerkingen te maken, die het bewijs zullen leveren, dat wij ook op de keerzijde der medaille een blik hebben geslagen. Wanneer de consumtie-vei eeniging zich uitbreidt tot een «winkel-ver- eeniging," dan streeft zij haar doel voorbij. Daarmede willen we niet gezegd hebben, dat de opslag en uitreiking van het voor gezamenlijke rekening aangekochte bepaald anders zou moeten geschieden dan in een winkel en met de gewone hulpmid delen; het vaste kenmerk, dat de coöperatie behoort te bezitten, zal zij haar karakter niet verliezen, is gelegen in den verkoop uitsluitend aan de leden. Laat men dit onopge merkt, en strekt men het debiet ook uit tot het gewone publiek, dan kan er niet meer gesproken worden van een »consumtie"-vereeniging dan heeft men eenvoudig een gewone handelszaak, die, ja coöperatief is door de wijze waarop het bedrijfs kapitaal is bijeengebracht, en die door het stelsel van jaarlijksche uit- deeling der winsten, tot de vennoot schappen behoort, doch volstrekt niet beantwoordt aan de grondge dachte. n.l. door samenwerking de tusschenkomst van den kleinhandel overbodig te maken voor bepaalde artikelen van veelvuldig gebruik. De vereeniging zelve wordt dan klein- handelares, die op de gewone wijze met de andere wirfkeliers concurreert, en misschien door handhaving van het systeem der contante betaling, op deze mededingers iets voor heeft. Voorbeelden zijn ons bekend, dat ook aan die conditie volstrekt niet werd gehecht, en de winkel der vereeniging evengoed crediet ver leende, om de klandisie niet te verliezenals elke andere. Nu zullen wij wel de laatsten zijn om aan iemand het recht te betwis ten, bij zijn gewoon vak nog een ander uit te oefenen, tot stijving van zijn inkomsten. Doch dan moet men de dingen noemen bij hun naam, en ze niet doen doorgaan voor hetgeen zij niet zijn. Als twintig werklieden tegen den winter gezamenlijk een j wagon steenkolen van de mijn laten komen, en die onder elkander ver- deelen elk naar zijn behoefte, te betalen onmiddellijk bij ontvangst, dan hebben we een voorbeeld van zuivere consumtieve coöperatie. Wan neer zij die steenkolen, na ze ont vangen en betaald te hebben, in een pakhuis brengen, en ze van daar verkoopen aan anderen, dan is eenvoudig het aantal steenkolen- affaires met één vermeerderd. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat hetzelfde van toepassing is op de verbruiks-vereenigingen van «Eigen Hulp". Zoodra de leden niet uitslui tend onderling, maar ook aan niet- leden leveren, zijn zij gewone han delaars geworden, en treedt hun vereeniging op als mededingeres van de neringdoenden in hun woonplaats. In den regel zullen deze laatsten den strijd om het bestaan dan wel iets verscherpt zien, en nog meer hun krachten moeten inspannen om hun zaken gaande te houden; daar-! door is menigmaal de oprichting van een zoogenaamde winkelvereeniging" het groote publiek ten goede geko men doch wanneer zij op hun tellen passen en eerlijk zijn, zullen zij ook de mededinging wel volhouden ook. Een groote kans in het voordeel der zuivere coöperatie is, dat de leden zich door samenwerking kunnen verzekeren tegen warenvervalsching; en ofschoon we nu niet gelooven dat deze ooit op zoo groote schaal gedreven werd als somtijds werd verhaald, mogen we toch wel aan nemen dat de coöperatieve winkels er veel aan hebben toegebracht om het kwaad tot geringer verhouding terug te brengen. j Wanneer we coöperatie aanbeve- len, ook in den vorm van verbruiks- I vereeniging, dan doen we zulks I onder uitdrukkelijk voorbehoud van i haar zuiver karakter, gelijk we het zooeven door een concreet geval, inkoop van steenkolen, trachtten te schetsen. Dan kunnen de vruchten worden geoogst zonder veel omhaal, met weinig administratie, zonder groot bedrijfskapitaal, en met ge makkelijke Contróle over het beheer. De ervaring toch heeft geleerd, dat dit laatste het zwakke punt is bij vereenigingen, die het terrein harer werkzaamheden te ver uitbreiden den leden mangelt het aan zaakken nis, om alles in bijzonderheden na te gaan, en eigenlijk hangt het ge- heele welslagen af van den ijver, de nauwgezetheid en de eerlijkheid van den winkelier. Bezit hij die eigenschappen in voldoende mate, en heeft hij bovendien routine van 't vak, dan kan er winst behaald worden. Doch niet altijd vergoeden deze genoegzaam wat het eigenbelang van den gewonen neringdoende hem vanzelf dringen in het werk te stellen; en dan vinden de deelheb bers zich weieens in hun verwach tingen bedrogen. Alles wat dienen kan om den welstand der werkende klasse te verbeteren, verdient ernstige over weging; we hebben daarom ook ge meend, een veelbesproken hulpmiddel eens van een zijde te moeten bezien, die doorgaans buiten beschouwing blijft. De verjaardag van H. K. H. Prinses Wilhelmina is alom in den lande feeste lijk gevierd. Het ongunstige weer heeft echter het welslagen van vele plannen bemoeilijkt. Aan verschillende bladen wordt gemeld De heer Domela Nieuwenhuis heeft kwijtschelding gekregen van zijn verde ren straftijd. Woensdagavond tusschen 10 en 11 uren verscheen hij op het onverwachts in «Walhalla", waar zijne partijgenooten vereenigd waren. Men heeft dus aan den heer Nieuwen huis op den Prinsessedaggratie verleend. Hoe deze dit zal opnemen? Wij zijn er benieuwd naar! Met de belastingbetalenden wordt nu en dan nog al eens op eigendunkelijke wijze omgesprongen. Wij vernemen dat een ingezetene van 's Hage, wegens ver zuim van betaling, dezer dagen een dwangbevel ontving. Op de vraag aan den beambte, wanneer thans de uiterste termijn was. kreeg hij tot antwoord: tot en met Donderdag 1 September a.s. Doch reeds gisteren kreeg de vervolgde een bezoek van vier heeren ten zijnent die hem kwamen verwittigen, dat hij hedenmorgen precies negen uur op het kantoor moest wezen om te betalen, daar er anders beslag gelegd zou worden. Die blijde boodschap kostte hem eventjes twee gulden. Met recht dure bestellers! (Haagsche Ct.) De verschillende pogingen tot het verkrijgen van een geschikt lokaal voor bijeenkomsten van de te Utrecht te stichten afdeeling van het leger des Heils zijn, naar het«C/. D." verneemt, tot nog toe vruchteloos geweest, omdat men voor wanordelijkheden vreest. Eene zeer ver mogende dame moet de kosten op zich genomen hebben voor het vervaardigen van 15 uniformen. Het verzoek, door het buurtbestuur te Bennekom gedaan aan de familie Bosch van Drakestein, te 's Bosch, Bunnik, Utrecht, enz., om den eisch tot verdeeling der gronden in gemeenschappelijk bezit, volgens de wet van 10 Mei 1886, in te trekken, is onvoorwaardelijk van de hand gewezen. Aan het buurtbestuur is nu opgedragen, een plan van verdeeling te ontwerpen en ter goedkeuring aan de geerfden veor te leggen. Omtrent de manoeuvres, die in Overijsel en Drente worden gehouden, schrijft men aan het D. v. Z.-H.: De troepen zijn in twee deelen gesplitst. Het eene deel heeft de Ommerschans, Ommen en omstieken bezet, het andere Zuidwolde, de Wijk, Hoogeveen en aan liggende plaatsen. Laatstgemelde troep doet een aanval op de Ommerschans en beproeft om de bezetting daaruit te verdrijven, welke aanval wordt afgesla gen, terwijl de aanvallende partij op haar terugtocht door de bezetting van Ommerschans enz. wordt achtervolgd, wat ter hoogte van de Balkbrug tot een Een verhaal uit den Dertigjarigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 5) Marfisa zeide daarop: «Wat verlangt ge dan van mij? Zijt ge ongelukkig in 't spel geweest? of verlangt ge in iets anders mijne protectie?" Falkenburg verbitterd door die koele woorden herinnerde haar aan hunne vroegere intime verhouding en verweet haar hare ontrouw. Lachend loochende zij hem ooit meer der recht dan eenig ander persoon op hare liefde gegeven te hebben. Ge neemt de kleine, dikwijls onbe duidende gunsten, die toe te schrijven zijn aan mijn vrolijk karakter en aan den ongedwongen toon dien het onge dwongen leven in oorlogstijd medebrengt, de kleine vrijheden en grappen van een gezellig samenzijn, liefde. Maar mijn vriend, de lielde, de ware liefde is ern stig en schrikkelijk als de dood «Maifisa", zeide Falkenburg, «ons lot heeft veel overeenstemming. Wij beiden zijn wat we zijn, door ons zeiven. Wij kunnen ons niet beroemen op hooge geboorte, noch op geëifde schatten; maar wij zijn uitgerust met een hoog gaand verlangen naar eer, macht en wereldlijken glans, en met de eigenschap om alles te veroveren wat ons het booze noodlot tot nu toe heeft geweigerd. Daaiom dacht ik ook, dat wij voor elkander liefde moesten gevoelen en voor elkaar moesten leven." Marfisa sloeg de oogen neer en zeide: «Juist dat wat wij gemeen hebben scheidt ons. Ik ben te trotsch om eene keuze te doen, die mijn vloek zou wor den, daar zij mij herinnert aan wat ik eens gaf om u te redden. Hebt ge ver geten dat ge uw leven had verbeurd door eene zware insubordinatie?" «En door uwe voorspraak verwierf ik het pardon I" viel Falkenburg in. O, dat heb ik nooit vergelen; onuitwischbaar staat het in mijn hait geschreven. Zij schenen elkaar te verstaan; Fal kenburg zag wel in dat aan die groot moedigheid eene schuld van Marfisa ver bonden was, door welke zijn leven was gered en die Was het medelijden met den jongen man die haar zoo lief had, die zij zoo vast aan zich geketend had, of was het sluwe berekening Zij liet doorschemeren, dat niet haar hart deel had aan de voorkeur, die zij Wrangel schonk maar dat de voorzich tigheid haar dwong den zoon van den man, die twijfelachtig jegens haar gezind was, te winnen en hem tot vriend te maken. «Laten we verstandig zijn", zeide zij, volg mijn voorbeeld, tracht de gunst der freule Montfort te verwerven; die dame is naar ik gezien heb, U zeer genegen." «Nimmer!" riep Falkenburg. «Ons beider lot Marfisa is onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Gevaren, vloek en hellepijn deel ik met u. Zondig, bega misdaden, zink tot in den diepsten afgrond ik laat u niet varen!" Dit zeggende stormde hij het vertrek uit. «Welk een driftkop!" zeide Marfisa. «Het spijt mij voor hem en voor mij; maar het is onmogelijk dat ik ooit de zijne kan worden. Ik heb je niet meer lief Valkenburg, sinds ik hem heb gezien, den jongen held van het Noorden. Alles wat ik vroeger gevoelde was mis leiding." Thans trad Generaal Wrangel binnen en stoorde haar in hare alleenspraak. De generaal was een man van meer dan middelbare grootte, sterk en goed gebouwd. Zijn donker en met plooien gegroefd gelaat, zijn zwart, hier en daar reeds grijs wordend, haar, dat tot op de schouders neerhing, gaven hem meer het uiterlijk van een Italiaan dan van een Zweed. Hij trad, vergezeld van zijn staf, waaronder de jonge Wrangel en ook Falkenburg weer waren, binnen en groette Marfisa zeer vriendschappelijk. Na eenige inleidende woorden stelde hij de vraag, hoeveire te Munster de onder handelingen waren gevorderd en wat Frankrijk van plan was. De markiezin kon niet voor hem ver zwijgen dat de vrede, of ten minste een wapenstilstand, voor de deur stond en, als er niet iets bijzonders gebeurde, tot stand zoude komen. Wrangel was woedend, hij wierp zijn hoed tegen den grond en verwenschte die pennelikkers te Munster. Wat wilde dan de wereld toch, zonder oorlog. Alles was toch oorlog, de heele natuur was oorlog, maar hij troostte zich er mede dat nog niets besloten was. «Ik zou wel willen, dat ge gelijk hadt, Excellentie," gaf Marfisa ten antwoord, «maar de vrede is zeker als niet eene onvoorziene gebeurtenis tusschen beiden komt, als niet met een stouten gieep aan de omstandigheden een andere rich ting wordt gegeven." «En dat zou zijn?" vraagde Wrangel nieuwsgierig. «Het zou iets moeten zijn, wat den Keizer bepaaldelijk deed besluiten tot voortzetting van den strijd, iets wat hem zoude dwingen het zwaard niet in de schede te steken." Wrangel luisterde, zijn oogen schoten als 't ware vlammen. Zoo zat hij een oogenblik achterover in zijn stoel. «Een inval in zijne erflanden", zoo ging Marfisa voort, dat is ten minste de meening van den Kardinaal. «En ook de mijne," zeide de Zweed haastig. «Ik heb die gedachte niet van daag voor 't eerst. Ja een inval naar Vorarlberg, naar Tyrol, de passen naar Italië bedreigd, dat was reeds sinds lang mijne bedoeling. En nu dadelijk aan het werk. Alleen die kleine vesting voor Bregenz, het slot, staat ons in den weg. Dat slot moet genomen worden. Naar Bregenz is de geheele adel en zijn de rijke kooplieden van Zwahen met hunne roerende goederen gevlucht- Dat kan ons dus nog wat opvrolijken ook." Hij riep zijn zoon toe: «Gij moet morger. vropg het slot he stonnen. Houdt u ifu.rc!i>a di (Wordt venolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1