nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Voor Bregenz. N, 84. Woensdag 19 October 1887. Zestiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOORTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Bijt. Afionderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Eerste Kamer is tegen 31 October opgeroepen. De Haagsche correspondent van de Middelb. Ct. schrijft dat, behalve het ontwerp van de Landbouw-commissie, nog een tweede ontwerp van wet op den boterhandel bestaat, gemaakt door twee hoofdambtenaren, een van water staat en een van justitie. Op 4 November wordt de ex-keizerin Eugénie te Amsterdam verwacht, ten einde zich opnieuw onder behandeling te stellen van dr. Mezger. Zij neemt haren intrek in het Amstelhotel. Naar gemeld wordt, zal de graaf van Parijs de volgende week Nederland bezoeken en er acht dagen blijven. Volgens den Haagschen kroniek schrijver van de vN. Gron. Ct." moet er niet lang geleden eene vergissing hebben plaats gehad met de bezorging van eene hooge onderscheiding. Aan een onzer ministers was door eene buitenlandsche regeering eene hooge orde toegedacht. Maar toen de gezant daarmede bij een ander lid van het kabinet kwam, was de begiftigde juist op verzoek eervol ont slagen. Nu behoefde dit wel geen beletsel te zijn, om zijne verdiensten nog te beloonen, maar de collega van den afgetreden minister oordeelde het toch beter, dat bet kruis werd toegekend aan een minister in activiteit. Natuurlijk beval hij zich zelf er niet voor aan, maar de gezant begreep toch de vingerwijzing en eenige dagen later biggelde bet kruis in 't knoopsgat van Z. Exc nu men zie voor den naam de dag bladen van den laatsten tijd maar na. Op den avond vóór den dag waarop het driehonderd jaren geleden zal zijn dat Vondel geboren werd (Woensdag 16 November a. s.) zal in het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amster dam, door den heer W. J. Hofdijk eene feestrede worden uitgesproken. Dan wordt tevens de tentoonstelling geopend van de Vondelverzameling van den heer A. Th. Hartkamp. Deze tentoonstelling zal ge durende eenige dagen in het Nutsgebouw te bezichtigen zijn. Aan het verslag der voornaamste gebeurtenissen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden loopende van 5 tot en met 16 Augustus, wordt het volgende ontleend Groot-Atjeh. Verschillende posten in de I versterkte linie werden in mindere of meerdere mate beschoten, ten gevolge waarvan den 7en Augustus binnen Lam- reng een Europeesch tamboer, den vol genden dag binnen Lampeneroet een Europeesch fuselier en den 12en d. a. v. binnen Lambaroe een inlandsch korporaal licht gewond werden. In den nacht van 16 op 17 Augustus trachtte een zevental Atjehers onze schild wachten te bekruipen, hetgeen echter door de waakzaamheid dier posten werd beleteen der schildwachten werd daarbij door een lanssteek licht verwond. Onderhoorigen. De verwikkelingen in het Gigiensche namen toe. De verster king te Segli werd nog dikwijls be schoten. Van de Oost- en de Westkust viel niets noemenswaardigs te vermelden. De weergesteldheid was afwisselend. De beri-beri buiten beschouwing ge laten, was de gezondheidstoestand gunstig; de stand dezer ziekte was iets ongunsti ger dan gedurende den vorigen verslagtijd. Het ziektecijfer was hooger, doch het sterftecijfer iaag. De Amsterdammer spreekt het be richt tegen, (zie ons vorig nummer) dat de heer S. W. Simons, voorzitter van den Nederlandschen Bakkersbond, thans reeds maatregelen zou nemen tot het houden van een internationale bakkerij tentoonstelling te Amsterdam in 1889, Blijkens een schrijven van den secretaris der Nederlandsche Vereeniging van weldadigheid te Parijs, komen in de laatste maanden vele Nederlandsche werk lieden of kantoorbedienden op goed geluk naar Parijs, in de meening, dat de op handen zijnde internationale tentoonstel ling werk in overvloed geeft. In die ver wachting worden allen, zonder onder scheid, teleurgesteld er is geen werk en wie zonder middel van bestaan te Parijs komt, staat er aan ellende bloot. In die ellende wenden dan velen zich tot de genoemde Vereenigingdeze is echter niet bij machte te helpen, reeds daarom niet, omdat hare statuten be palen, dat alleen onderstand zal worden verleend aan Nederlanders, die minstens een jaar te Parijs woonachtig zijn. De bekende Rotterdamsche kinder vriend, de heer A. Koene, heeft weder het plan opgevat zijn philantropisch werk voort te zetten om aan behoeftige school kinderen des winters gratis een degelijk middagmaal te verschuilen. Van Maan dag 31 Oct. af zullen dagelijks pl. m. 90 kinderen der kostelooze scholen in zijn lokaal, Hoveniersstraat 39, gespijzigd worden. Te Maassluis bestaat op liet ge bied der politie een zonderlinge toestand. De burgemeester, hoofd der gemeente-1 politie, kan niet gaan. De commissaris mag, daar zijn hooge jaren hem dit niet j veroorloven, niet in de avondlucht loopen. j De verdere politiemacht bestaat uit twee politieagenten, die de rust moeten be waren in de gemeente van ongeveer 6000 zielen, waarboven een vlottende schip- j persbevolking van ongeveer 100 man. Men heeft nu in den raad besloten de aandacht van den commissaris des konings op dezen onhoudbaren toestand te ves tigen. Zoo als het geval van den te Zuid laren plotseling overleden student uit Groningen in de dagbladen is medege deeld. geeft het aanleiding tot misver stand. De zaak was deze de jonge stu denten gaan dikwijls naar het naburige Zuidlaren, en maken daar pret. Daar onder behoort, helaas, gewoonlijk het misbruik maken van sterken drank. In het bedoelde geval zou het jonge mensch kort na elkander 14 borrels hebben ge dronken. Het is dus een geval van sacute" alcoholvergiftigingiets, wat niet dik wijls voorkomt in de statistiek van deze soort van vergiftiging. Voor het overige betreft het in dezen een groen, die met zijne collega's in zijnen groentijd eenen vrijen dag had, dus buiten de stad mocht gaan en met die collega's dien dag te Zuidlaren ging doorbrengen. Het nood lottige feit heeft dus geheel buiten de schuld van het ngroenwezen" plaats gehad. Uit Amsterdam schrijft men aan de Utr. Court. Op 1 Mei van het volgende jaar zal het eene halve eeuw geleden zijn, dat de diergaarde van het genootschap Natura Artis Magistra werd gesticht. De geschiedenis barer stichting is eene merkwaardige geschiedenis. Men vindt haar beschreven in een der oude jaar gangen van het Leeskabinet, destijds uitgegeven door Frijlink. Jan Kijk-in-de wereld (Van der Maaten te Elburg) gaf in dat tijdschrift eenige aardig geschre ven en belangwekkende schetsen over Amsterdam, en wijdde eene dier schetsen aan de beschrijving van het ontstaan van den dierentuin. Drie in getal waren de oprichters, drie vrienden, eenvoudige burgers der stad, die voor hunne uitspanning de natuurlijke historie beoefenden en allen gelijkelijk bezield waren van liefde voor de dieren. Het waren de heeren Wes terman, boekhandelaar; Wysmuller, hor logemaker, en Werlemann, commissionair. Van deze drie is alleen Westerman nog in leven. Werlemann stierf eenige jaren geleden, en Wijsmuller was reeds veel vroeger gestorven. Waren deze twee nog in leven, zij zouden de eersten zijn om te erkennen, dat hun aandeel in de stichting veel minder beteekende dan dat van den derde in den bond; maar op zijne beurt zal de heer Westerman u zeggen, dat hij, zonder de trouwe en krachtige hulp van zijne twee vrienden, er nooit toe gekomen zou zijn den grond te leggen voor eene zoo belungrijke stichting. Men begrijpt allicht, dat de diergaarde niet dadelijk was, wat zij later gewor den is. Zij is integendeel zeer klein be gonnen, en stellig hebben de stichters niet durven droomen, dat de bescheiden verzameling dieren, die zij in een klein tuintje bijeenbrachten, nog eenmaal eene inrichting worden zou, waarop Amster dam, zelfs nadat het al de allures eener wereldstad heeft aangenomen, trotsch is. Het begin was geheel in overeenstem ming met het toenmalige Amsterdam, dat wel reeds de machtige koopstad was, maar waar de burgerman (en de stichters van Artis waren maar burger mannen) eenvoudig was in zijne eischen en in zijne zeden. Hoe geheel anders was de omgeving van het dierentuintje als tegenwoordig! Wie zou in de Plantage Middellaan, zooals zij zich thans aan ons voordoet, de Middellaan van die dagen herkennen? Eigenlijk kan men zeggen, dat heel de Plantage ver dwenen is. Voor een groot deel is zij opgeslokt door Artis zelve, en voor het overige is zij herschapen in een gewoon stadskwartier met fraaie woonhuizen, met hotels en zelfs schouwburgen. Maar in die oude dagen, die nog alleen voort leven in de herinnering -van bejaarde lieden, was zij werkelijk wat haar naarn aanduidt: eene plantage, waar de bur german met vrouw en kroost een luchtje ging scheppen. Het typische Amsterdamsche burger mansleven van die dagen vond men vooral des Zondags namiddags in de Middellaan. Eene gansche reeks van theetuinen: »het Jagertje," nhet laatste Stuivertje." «Nabij buiten," enz. Zoo'n theetuin had de gelagkamer voor aan de straat. Achter de hoog opengeschoven ramen zaten de eerzame burgers van Amsterdam, niet zelden in hunne over hemdsmouwen, deels om het luchtig te hebben, deels om de Zondagsche jas (die in de dagen van Olim een onge looflijk aantal jaren duurde) te sparen allen gewapend met eene lange goud- sche pijp, met het koperen komfoor en het zwart of nChineesch" gelakte zwa- velslokkenbakje voor zich op de tafel. Op die tafel prijkte weder een tinnen koffiekan met een kraantje, waaruit moeder de vrouw een groot aantal kom metjes koffie schonk, terwijl zij met de kinderen zich verder te goed deed aan knapkoek, heiligmaker, korstjes of hoe de producten van de Amsterdamsche koekbakkerskunst uit die dagen verder geheeten mogen hebben. Uit het venster bad men bet gezicht op de talrijke wandelaars, die zich door de Middellaan bewogen, en op de velerlei straat-ver makelijkheden, die, vooral ter wille van de kinderen, nooit op een Zondagnamid dag onlbiaken. De zooeven beschreven Amsterdam mers behoorden tot een eenigszins deftiger slag. Onze nieuwe grondwet zou hun het kiesrecht geven. Het «volk achter de kiezers," dat een vkuiertje" maakte naar de Plantage, vond, mede in de Middellaan, herbergen zoo bijvoor beeld >het Jagertje" waar buiten de Een verhaal uit den Dertigjarigen Oorlog. NAAR HERMANN LINGG. 18) ïHa!" zeide hij, de vijand heeft zich wat al te vroeg verraden. Nu daarheen," en met den degen wees hij naar den bouwval. Daar hebben we tenminste eenige dekking, Voorwaarts" Nauwelijks waren de Zweden er ge naderd, toen zij door een hevig geweer vuur werden begroet. Falkenburg werd getroffen, viel en rolde van den losse steenhoop, dien hij juist had beklommen in een met mos en bladeren opgevulde en half dicht gegroeide uitgraving, die rond de puinhoopen lag. Zijne soldaten stormden tegen de mu ren op, bestegen ze en sprongen toen in de binnenruimte van den ouden toren en sloegen de verdedigers, die weerstand boden, ter neer. Er waren er slechte weinige, de meesten namen de vlucht en de Zweden vervolgden hen met zulk eene woede ,dat zij den val van hun aanvoerder niet bemerkten en ge lijktijdig met de vluchtenden aan den berg waren, waar zij zich verzamelden, en nu niet alleen bemerkten dat Falken burg afwezig was; maar ook dat zij zich in de achterzijde der vesting bevonden. Aan haar voorzijde had tegelijkertijd het geschut der Zweden bressen gescho ten en de jonge Wrangel, drong het eerst van allen de eerste versterkingen binnen. Daar vlak voor hem lag nu de groote, met ijzer beslagen poort, die naar de tweede en eigentlijke binnenplaats voerde. Boven de poort, ter hoogte eener tweede verdieping, was een balkon. Hier stond, omgeven door verdedigers der vesting, aan de zijde van den bejaarden comman dant, de jonge gravin Montfort. Zij had nog steeds gehoopt, dat het hare moeder zoude gelukken, een wapenstilstand tot stand te brengen. Daar deze dame ech ter niet was teruggekeerd en het gebul der van het geschut haar zeide, dat de vijandelijkheden waren begonnen, was zij naar den bevelhebber der vesting gesneld, om van hem bericht omtrent hare moeder te hooren. In 't zelfde oogenblik, dal zij op het balkon kwam, zag zij den jongen Wran gel met zijne soldaten door de bres stormen. Hij zag tot haar op, zwaaide den degen en zonk in 't zelfde oogenblik ter neer. Een kogel van een der schutters, die naast de freule stonden, had hem getroffen. Ook die met hem waren binnenge drongen werden geveld. De verdedigers drongen naar de bres en wilden den strijd met de bestormers wagen. Wrangel was zwaar gewond. Pia snelde tot hem en bad de haren om voor den vijandelijken officier te zorgen. Een vluchtig verband werd gelegd en men besloot hem uit de vesting, waar geen verdere hulp kon worden verleend naar Bregenz te brengen. Juist toen men dit wilde doen kwam de beangstigende tijding, dat de Zweden reeds aan de achterzijde der vesting stonden. Thans begon er zulk een hevige be storming, dat men allen weerstand als hopeloos opgaf, en slechts van overgave sprak. Daarmede zou dan ook Pia in gevangenschap komen. Het meisje was hiervoor zeer bevreesd. Wat zij bij de inbezitneming van haar slot van den vijand had gehoord lag nog te versch in haar geheugen. De aanblik van den verwonde zoude de Zweden nog meer verwoed maken en hij zou haar niet kunnen beschermen zelfs als hij hel wilde. Tevergeefsch zocht zij naar een uitweg. In dezen nood naderde haar een monnik, die ook in de vesting gevlucht was en beloofde haar in veiligheid te zullen i brengen als zij zijn raad wilde volgen. >Er staat" zoo begon hij tusschen Zindau en Bregenz; vlak aan den oever van het meer een klein klooster der Barmhartige zusters. Laten wij den ver wonden officier daarheen brengen. Goede verpleging zal hij daar hebben. Wij begeleiden hem, gij, lieve gravin, uwe dienaars en ik, die den weg wijzen wil, want wij kunnen er niet komen over het land, maar er is in de vesting eene poort aan de zijde van het meer en zoo moeten we over het ijs een omweg nemen, anders vallen we in de handen van zijne soldaten. Het is niet ver en ook niet vermoeiend. Met Gods hulp hoop ik u veilig over te brengen. Pia, die begreep, dat dit een goeden raad was en tevens dacht op die wijze hare moeder terug te vinden, stemde hierin toe. Ten spoedigste werden alle aanstalten tot de vlucht gemaakt. Het was hoog tijd, want de bezetiing onder-1 handelde reeds met den vijand omtrent de overgave. I Gedurende het hierboven verhaalde was Falkeuburg aan den voet der ruine in eene zware bezwijming blijven liggen. Toen hij ontwaakte zag hij boven zich eene den, die met haar in de avond schemering vergulde, bevroren takken, als een kerstboom over hem heen hing. Hij wilde opstaan, maar voelde spoedig, dat elke inspanning tevergeefsch zoude zijne. ïHeb maar geduld" heer Zweed" zeide eene zware stem naast hem »wij zullen u wel ophelpen." Falkenburg zag op en zag een ouden man voor zich met een langen grijzen baard. Hij droeg een ronden hoed, had om het lijf een breeden gordel, waarin een hartsvanger stak, en een jachtspriet in de hand. »Heb maar geduld, Conrad Heltman," herhaalde de oude >je bent in goede handen." nKent gij mij?" riep Falkenburg ver baasd. ïDe oude Siegif zal je immers toch nog wel kennen, hij heeft je immers ten doop gehouden. Het is tien jaar geleden, dat ik je niet meer gezien heb, en toch herkende ik je dadelijk. Zeg my

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1887 | | pagina 1