NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
DE VERREZENE
binnenland.
No. 99.
Zaterdag 10 December 1887.
Zestiende Jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Uit en over Transvaal.
Feuilleton.
4MEBSF00RTSCHECOD
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het «Verslag van liet Bestuur der
Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Ver
eeniging over 1886—1887" bevat
over de resultaten van den arbeid
dier Vereeniging belangwekkende
bijzonderheden. We nemen de vrij
heid, daar een oogenblik bij stil te
staan.
Haar pogingen, om de aandacht
te vestigen op het streven van de
Maatschappij tot bevordering der
handelsbetrekkingen tusschen Neder
land en Zuid-Afrika, worden met
goed gevolg bekroond; laatstgenoem
de is geslaagd in de uitbreiding van
haar maatschappelijk kapitaal, en
gaat, dank zij de verbeterde écono
mische toestanden in Transvaal,
krachtig vooruit. De Vereeniging
heeft zich ook niet onbetuigd gela
ten waar het gold, medewerking te
verleenen aan het tot stand komen
eener maatschappij, die de Holland-
sche concessionarissen van den Trans-
vaalschen Spoorweg in staat zal
stellen, de Republiek aan het ijzeren
net, langs welks mazen het wereld
verkeer plaats grijpt, te verbinden
op het welslagen dier poging,
gelijk men weet is de oprichting van
de Nederl. Zuid-Afrikaansche Spoor
wegmaatschappij een feit geworden,
is haar steun niet zonder invloed
gebleven.
In Maart 1887 zond het Bestuur
der Ned. Z.-Afr. Vereen, naar Pretoria
de manuscripten van twee school
boeken, hier te lande samengesteld
één over rekenkunde, een over aard
rijkskunde. Worden zij door de
daartoe benoemde commissie in de
hoofdstad van Transvaal goedgekeurd,
dan zullen zij worden uitgegeven ten
dienste van het onderwijs daar te
lande, het laatste werk met sub
sidie van bet Nederlandsch Aardrijks
kundig Genootschap.
Met den Kaapschen historicus,
den heer Theal, is met goed gevolg
onderhandeld over hel schrijven van
een werk, bevattende een op de
bronnenstudie berustende geschiede
nis der Zuid-Afrikaansche kolonisten,
ter wegneming van de onjuiste
voorstellingen, door den arbeid van
partijdige Engelsche schrijvers ge
schapen en tot dusver gehandhaafd
Over een schoolboek, hetzelfde onder
werp behandelende, heeft de Trans-
vaalsche Volksraad een prijsvraag
uitgeschrevenwordt daarmee het
doel niet bereikt, dan wenscht het
Bestuur dien arbeid op te dragen
aan «een alleszins bevoegd en in
Zuid-Afrika goed bekend schrijver,
dien men daartoe bereid heeft be
vonden.
Den 22 September 1886 aanvaardde
de heer T. Boekhorst, een aanvan
kelijk op kosten der vereeniging uit
gezonden onderwijzer, zijn taak aan
het hoofd eener school voor gewoon
lager onderwijs te Pretoria. Een half
jaar later had hij 36 leerlingen, over
drie klassen verdeeldeen niet-gedi-
plomeerd helper stond hem ter zijde.
Den '12 Mei was het getal leerlingen
tot 57 gestegen, en twee maanden
daarna zond de Vereeniging een
tweeden onderwijzer uit. Met 1 Octo
ber heeft de Transvaalsche Regeering
het salaris van den heer T. Boek
horst voor haar rekening genomen
en, terwijl binnen weinige weken
een derde onderwijzer zal worden
uitgezonden, heeft de Regeering te
Pretoria zich de verplichting opge
legd, ook de beide heeren, die op
het voorbeeld van T. Boekhorst de
opleiding der Transvaalsche jeugd
tot hun levenstaak gaan maken, uit
de Staatskas te bezoldigen.
Inderdaad, een vooruitgang, dien
we gerust hoog kunnen schatten.
Naar waarheid zegt het Verslag:
«Wij zijn overtuigd dat het voor het
lager onderwijs in Transvaal van
overwegend belang is, dat goede
modelscholen het voorbeeld geven;
voorts dat geheel afgezien van
de omstandigheid dat de Nederland-
sche onderwijzer de taal der kinderen
spreekt en de Engelschman niet,
het Nederlandsch lager-onderwijs
zooveel hooger staat dan het Engel
sche, dat het bij den wedstrijd de
overwinning behalen moet, als wij
maar een weinig hulp en medewer
king stellen tegenover de ruime
subsidies, die het Engelsche volk
voor de verspreiding van zijne denk
beelden en zijne taal over heeft.
Het Verslag meldt nog het een en
ander aangaande de Commissie voor
de Hollandsche Studiebeurzen, en
over de werking van den wettelijken
maatregel, waarvan de bedoeling is
geweest aan jongelieden uit de Zuid-
Afrikaansche Republiek den toegang
tot onze academiën gemakkelijker te
maken. Dat doel is tot dusver niet
bereikt; de vroeger bestaande be
zwaren zijn grooteiuieels blijven be
staan, vooral de eisch, dat de
candidaat voldoende kennis moet
bezitten van het Griekseh, staat een
bevredigende regeling in den weg.
Nog wordt gesproken over de ver
zameling Nederlandsche boeken, hier
te lande bijeengebracht en te Pretoria,
Potchefstroom en Heidelberg in dank
ontvangen; over de stappen, die ge
daan zijn in het belang van de be
noeming van een Consul te Pretoria;
over het hooge posttarief naar Trans
vaal, hierdoor veroorzaakt, dat de
Kaapkolonie, over welke tot dusver
het vervoer plaats vindt, nog niet
is toegetreden tot de internationale
postovereenkomst. Eindelijk wordt
met voldoening melding gemaakt
van den uitslag der pogingen, door
de Vereeniging aangewend tot voor
lichting der publieke opinie aangaande
Zuid-Afrika.
De toezending van dit Verslag was
vergezeld van een circulaire, waarin
het Bestuur aandringt op vermeer
dering van het ledental. Bedroeg dit
cijfer ten vorigen jare slechts 260,
binnen korten tijd is het gestegen
tot ruim duizend, waaronder ruim
100 Zuid-Afrikaansche leden. Maar
nog veel grooter moet het getal
worden, zal de Vereeniging haar
programma ten uitvoer kunnen bren
gen. Waarin dat bestaat, kunnen
wij niet beter aanduiden, dan door
aanhaling van de laatste regels der
circulaire waarmede wij tevens onze
beschouwing willen eindigen.
«Gaarne zouden wij nog veel
meer doen om eensdeels onze stam
verwanten te helpen bij, de bezwaren,
waarmede zij èn bij het openen der
bronnen van handel en nijverheid
èn bij de opvoeding hunner kinderen
te kampen hebben, anderdeels werk
en brood te verschaffen aan vele
Nederlanders, die werken willen en
werken kunnen, maar wier hand of
hoofd hier te lande niets te doen
vindt."
«De contributie onzer Vereeniging
is zoo laag gesteld," (f3.dat
slechts weinigen zich door financiëele
redenen moeten laten weerhouden
aan onze nuttige taak mede te
werken. Mogen daarom velen zich
opgewekt voelen om door toezending
van het hierbij gevoegd inschrijvings
biljet aan ons Bestuurslid, den heer
W. Diell, Warmoesslraat 144 (te
Amsterdam) te doen blijken, dat zij
met den aanvang van het volgend
maatschappelijk jaar, 1 Mei 1888,
of desverkiezende vroeger, leden
onzer Vereeniging wenschen te
worden.
NB. Op de naamlijst der leden
vinden wij de volgende heeren uit
Amersfoort: H. W. A. van den Wall
Bake, J. B. Beuker, Dr. D. Burger,
Dr. J. W. Do^er Jr., J. C. Rolaudus
Hagedoorn, Dr. II. F. Jonkman,
J. J. Van Thiei en A. Van IJsendijk Jr.
Wij vertrouwen dat deze heeren
mede bereid zullen bevonden worden,
aangiften van lidmaatschap in ont
vangst te nemen.
In de buitengewone algemeene ver
gadering van aandeelhouders der Nederl.-
Indische Stoomvaart-Maatschappij, welke
gehouden zal worden op Maandag den
19den December a. s., te Londen, kornt
o. a. in behandeling: Een voorstel om te
overwegen en bij goedkeuring daarvan
over to gaan tut het nemen van een
besluit of besluiten, waarbij de direc
teuren worden gemachtigd, op de wijze,
die zij zullen geschikt achten, maatrege
len te nemen tei bevordering en onder
steuning door deze maatschappij van een
nieuwe in Nederland op te richten Stoom
vaart-maatschappij, hieronder begrepen
het nemen van aandeelen in de op te
richten Maatschappij, en het betalen van
die aandeelen geheel of gedeel tel ijk in
geld of door overdracht van eigendom
men.
Een winkelier schrijft aan een on
zer bladen
«De wet op de maten en gewichten
schrijft voor. dat ook de maten moeten
voorzien zijn van een koperen plaatje,
waarop de inhoud vermeld staat.
Nu hangen bij eiken winkelier de ma
ten in de olie, waarvan liet gevolg is,
rtat. wanneer men die maten reinigt
(heigeeri bij velen niet dagelijks geschiedt)
ile koperen plaatjes altijd groen, dus vec.-
giltigd zijn. Het gevaat is vooral groot
bij sla olie, die in den wintel veel ge
bruikt wordt.
Het gevaar voor kopervergiftiging zou
geheel zij ri weggenomen, wanneer in
plaats van koperen beenen plaatjes op
de maten mochten geplaatst worden.
Volgens ingewonnen inforrnatiën op
het ijkkantoor, gedoogt de wel dit echter
niet."
In de argeloopen week werd de heer
J. van 't Lindenhout te Neerboscli ver-
lilijd tnet eene gift van f 1000 voor zijne
Wees-inrichting, ter nagedachtenis aan
eene overleden wezenvriendin.
Als eene bijzonderheid kan worden ge
meld, dat in de Wees-Inrichting, op eene
bevolking van circa 1000 personen, in
3'4 maand slechts één sterfgeval is voor
gekomen.
Eene geschiedenis uit den Fransch
Pruisischen Oorlog
Uit het Duitsch door
W. W.
6) En toen kwam de roemrijke avond
van den roemrijken dag. Op den kreet van
«Keizer Napoleon is gevangen I" volgde
de kreet: «Sédan en geheel het Fransche
leger heeft gekapituleerd!" en onder het
jubelen en juichen kommandeerde men
op 't appèl. Toen men den naam Frans
Fink opriep, trad Frei voor en zeide:
«Hij is dood en ligt voor Balan; de kanail-
jes hebben hem door den kop gescho
ten."
Toen zulks op de lijsten aangeteekend
en het appèl ten einde was, zette Frei.
volgens zijne belofte, zich neder en schreef
de volgende woorden op de hem toever
trouwde briefkaart:
«De dappere jongeling is aan mijne
zijde door het hoofd gescholen. Hij heeft
er doorgeslagen zoo goed als de beste
van ons, en ik heb ter zijner eer nog
een half dozijn Franschen meer doodge
slagen, dan eigenlijk noodig was 1 Het
spijt mij maar, dat hij de zegepraal niet
beleefd heeft.
«Balan, 1 September 1870.
Dolpiius Frei."
En toen Frei deze kaart naar de veld
post gebracht en een traan van mede
lijden voor den gesneuvelden kameraad
in 't oog teruggedrongen had, was hij
weder de oude vroolijke knaap, de grap
penmaker van het bataillon.
IV.
Nachtelijke verschijningen.
Op het vreeselijk slagveld van Sédan
daalde een afgrijselijke nacht neder, 't
Was alsof de furiën, die hier op den
dag gewoed en drommen menschen
moordend tegen elkander aangehitst had
den, nog niet tot rust waren gekomen
en den strijd des nachts onder elkandei
voortzetten.
Tot middernacht beheerschte een
dolle opgewondenheid de krijgslieden.
Zij lachten, zongen, riepen hoera, maak
ten muziek, dansten om de bivakvuren
en de overwonnenen huiverden bij den
aanblik van dien heksensabbath op de
hoogten van Sedan!
Na middernacht veranderde het too-
neel. De vermoeide strijders hadden zich
aan den slaap overgegeven en rustten
hij hunne uitgebrande legervuren; alleen
de schildwachten op de voorposten gin
gen slaperig heen en weer en hielden
het zwaar geweer in den arm. Deze voor
posten hoorden en zagen schrikkelijke
dingen: jammeren, weeklagen en smar
telijk steunen tiok door de lucht, zoodat
den dapperste het bloed iri de aderen
stolde. Als een heillooze wolk lag een
wasem van bloed en jammer op het uit
gestrekte veld, en 't was alsof de ellende
als een fijne nevel hemelwaarts opsteeg.
In dien nevel vertoonden zich onduide
lijke gestalten die, nu klein, dan groot,
nu hier, dan ginds voortliuppelden
men had aan spoken kunnen gelooven,
zoo 't niet in de 19e eeuw geweest was.
Somwijlen verhief zich een gillende kreet
uit dien heilloozen nevel en dan weder
een dol wuanzinnig lachen eens zelfs
een schot, en de overwinnaars huiverden
bij het hooren van dien heksensabbath
op het slagveld van Sédan.
Beneden op de vertrapte velden was
't vreeselijk Daar lag alles wild dooreen,
vriend en vijand, levenden en dooden
mensch en dier. en in iederen hoop kermde
steunde en jammerde het. 't Was als een
helsche poel en geen verbeelding kan
bedenken wat naar dit toonee! geleek.
Hier hadden de moordmachirien der
menschen breede straten van ellende ge
opend, en door deze straten zwierf de
orisdaad. De verworpelingen der omlig
gende dorpen en steden slopen met bij
len en messen gewapend hier stil in de
rondte. Waar op een berg lijken de zwij
gende dood troonde, woelden zij, die
schrikkelijke mollen der slagvelden, naai
kostbaarheden, en waar de levende ellende
rnet verminkte leden naar water snakte,
deed, om een horloge of een ring, een
bijlslag of een messteek den kermende
zwijgen.
De ijskoude nachtdauw, de koude ne
vel had ook Frans Fink weder uit zijn,
den dood gelijkende, verdooving gewekt.
Hij greep naar zijn pijnlijk hoofd en
voelde aan zijne vingers een kleverige,
gestolde bloedkorst; nu herinnerde li ij
zich wat gebeurd was en waar hij lag.
Zijne, door ontelbare menschenvoeten
gekneusde, leden deden hem pijn en hij
lichtte zich met moeite op, tastte om
zich heen om zijne veldflesch te vinden,
èn rillend voelde hij overal lijken.
Om uit dat akelig gezelschap te ko
men, kroop hij ter zijde en toen hij een
vrij plekje had gevonden, rustte hij,
want hij was doodelijk vermoeid. Zijn
oogen gewenden zich aan de duisternis
en nu ontdekte hij een gebroken ammu-
riitiewagen, waarheen hij kroop, na een
weinig kracht verzameld te hebben. Hij
wist niet waarom, maar hij gevoelde
zich weder veiliger in de nabijheid van
dit groot, stevig voorwerp. Nauwelijks
daar aangekomen, hoorde iirj (luisterende
stemmen en zacht naderende voetstap
pen misschien waren het de Samari
tanen van het roode Kr nis. Reeds wilde
frij roepen, opdat men hein zou ontdek
ken en wegvoeren, toen hij iets vreese-
lijks zag: deze menschen hielden stil bij
een hoop lijken in zijne nabijheid, open
den een kleine dievenlantaarn en door
zochten de dooden Al wat waarde had
wierpen zij iti zakken, en als een ring
niet van den vinger wilde, sneden zij
hem af. Bij het zien van dit tooneel
werd Frans bewusteloos.
Het licht eener lantaarn, welke men
hem vlak voor 't gezicht hield, bracht
hem weder bij. Toen hij zijn oogen
opende zag hij een jong meisje dicht
voor hem staan. Zij hield in de linker
hand rle lantaarn en bezag liet gouden
kruisje, dat zijne moeder hem bij liet
afscheid om den hals had gehangen en
hij het kruipen waarschijnlijk uit zijne
uniform geschoven was.
Frans wilde een kreet slaken, maar
bij kon niet: zijn keel was als verdroogd,