NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. KOUSOUMA. verschijnt woensdag en zaterdag. Bericht aai onze paclte Abonné's! De derde Fransche RepbM. No. 28 Zaterdag 7 April 1888. Zeventiende Jaargang. VOOR abonnementsprijs: Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. VEERTIG CENTEN. Feuilleton. FOORTSCHE COURANT. Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderllijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. ADVERTENTIE Ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Bij den aanvang van het tweede kwartaal van 1888, zijn wij weder in de gelegenheid onze abonné's een premie te kunnen aanbieden, en wel Roman van Mevrouw ALMAR. Dit boek wordt, even als vorige premie- werken, uitsluitend voor geabor.neerden op ons Blad gedrukt en verkrijgbaar ge steld voor den spotprijs van In dit nummer is een advertentie met BON geplaatst. Elk onzer abonné's bin nen de stad heeft bet recht die te teeke nen en aan ons bureau met bijvoeging van 40 centert in te zenden. Buiten de stad tegen inzending van een postwissel groot 50 centen. liet Boekivordt 15 April aan alle in- teekenaren franco a/geleverd. Het bekende woord van Thiers »De Republiek is de regeeringsvorm die ons bet minst verdeelt," dreigt meer en meer een historische phrase te worden, van niet de geringste waarde voor de hedendaagsche Fran- schen. Immers, na een bestaan van bijna achttien jaren 's de Repu bliek er nog, maar de echte republi keinen zijn ver te zoeken, en de verdeeldheid groeit met de snelheid van een wonderboom. »Res publica" beteekent openbare zaak. Doch waar zijn de lieden, die deze en deze alleen tot het voorwerp hunner liefde verheffen? Ja, naar hun woorden te oordeelen, zijn er geen vuriger vaderlanders dan zij; maar in werkelijkheid dienen zij slechts hun partij, en, door middel van deze, hun persoonlijke belangen. Op het oogenblik dat we deze regelen schrijven doorleeft het ge- meenebest weer een van die crisissen, die elkander te snel opvolgen om niet uiterst gevaarlijk te worden, en onder welke het eindelijk zal be zwijken. Hoogst waarschijnlijk zal over eenige dagen wel weer een soort van oplossing zijn ge\onden een nieuw ministerie, nog een tintje radicaler gekleurd dan een der voor gaande, of wat het ook zijn moge. Maar duurzaamheid van gezag kan men niet verwachtende mannen, die heden de teugels van het be wind in handen nemen, en in een min of meer snorkende speech hun program van politieke hervormingen uitpakken, mitsgaders een aansporing tot eendracht en aansluiting, kunnen er vast op rekenen dat zij morgen hun plaats aan anderen moeten rui men, totdat de kruik, niet be stand tegen het veelvuldig te water gaan, eindelijk breekt. Strikt genomen zou het ons, en al len niet-Franschen, tamelijk onver schillig kunnen zijn hoe men daar ginds de regeeringszaken bedisselt, en zouden we kalme toeschouwers kunnen zijn van de standjes, die in de laatste jaren Frankrijks geschie denis uitmaken. Doch daar zit meer achter. Op den bodem van elk politiek vraagstuk, dat zijn bevolking in beroering brengt, ligt de revanche- quaestie, en elke zwenking nog meer naar links brengt het behoud van den Europeeschen vrede in ge vaar. Men kan daaruit niet besluiten, dat de Franschen in liet algemeen oorlogzuchtig zijn. De plattelandsbe volking zou niets liever willen, dan in rust haar akkers bebouwen en 's avonds een kijkje nemen in de herbergspaarzaam, zelfs schraap zuchtig van aard, houdt de Fransche boer niet van een drukte die zijn duitjes in gevaar brengt en de kans op verzwaring van den niet geringen belastingdruk verhoogt. Ook zijn, dooreen genomen, »nos braves gens de la campagne" zeer weinig ont wikkeld maar van de laatste eigen schap wordt door verkiezingsagenten steeds een handig gebruik gemaakt om hen te doen stemmen op wien men ook maar op den voorgrond wil plaatsen. Een belofte, dat de candidaat, naar wiens politieke be ginselen niet wordt gevraagd, zorgen zal voor de verbetering van een buurtwegje of de verandering van een spoorweg-uur om heter gelegen heid voor marktbezoek te geven, is dikwijls voldoende om hem een meer derheid te verschaffen. In de steden daarentegen, daar is «politiek leien," maar, van een bijzondere soort Niemand is meer toegankelijk voor groote woorden dan de Fransche werkman, en als men maar wat handig weet te scher men met «vrijheid", «uitspraak van het algemeen stemrecht," «nationale eer," en dergelijke gemeenplaatsen, altemaal termen die, doordien elk ze op zijn manier opvat en verklaart, hun eigenlijke beteeken is hebben ver loren, dan is het geen kunst om hem een geesdrift in te boezemen die vlamt als een stroovuur maar geen duurzame warmte geeft. 't Is vreemd Frankrijk heelt nu zijn derde republiek, en toch is geen volk minder geschikt voor republi- keinsche staatsinstellingen dan de Franschen. De Gallische levendigheid heeft behoefte aan een teugel geen denkbeeldigen, dien men in het ge heel niet voelt maar een wezenlijk krachtige hand, die haar bij eiken zijsprong weer onmiddellijk in het rechte spoor dringt. Goed geleid, is de Fransche natie tot groote dingen in staat, want zij bezit niet alleen meer dan eenig ander volk den geest van het initiatief, maar bovendien het vermogen om, wat zij aanving, tot een goed einde te brengen. Europa zou er niet beter op worden, indien Frankrijk werd teruggedron gen tot de meer bescheiden positie van Zweden, België of Nederland maar het ergst zou het er aan toe zijn, indien het in de aangelegen heden van ons werelddeel de eerste viool speelde en geen minstens even sterken mededinger nevens zich had. Daarom is het zeer natuurlijk, dat zijn lotgevallen ons levendige belang stelling inboezemen. We zeiden zooeven, dat elke poli tieke quaestiein Frankrijk beheerscht wordt door het revanche-denkbeeld in zijn tegenwoordigen vorm, het Boulangisme, heeft het voor vreem delingen iets belachelijks, dat evenwel niet bij machte is de oogen te openen van lieden, die anders voor de be spottelijke zijde der dingen zulk een scherpen blik hebben. Men zou heb ben mogen verwachten, dat rmol' brav' génêral" met zijn donkeren bril, we laten in het midden of het een zwarte of een blauwe is geweest, dewijl de lezingen verschil len, en met zijn mankloopen voorgoed zijn populariteit zou hebben verloren het tegendeel blijkt nu, en dat is een bedenkelijk verschijnsel. Boulanger is nu eenmaal Boulanger, de Regeering. die den moed toonde om hem flink aan te pakken, moet het veld ruimen, en heeft, zeer in strijd met haar bedoelingen, zijn papieren verscheiden procenten doen rijzen. Hij is nu de martelaar ge worden voor de zaak des vaderlands, en het zal aan hem niet liggen, als hij die nieuwe hoedanigheid niet met voordeel exploiteert. Men moet zelf Franschman zijn om het succes van zoo'n man te kunnen begrijpen zijn kranige mili taire figuur, vooral wanneer hij op een paard zit, heeft er veel aan toe gebracht. Doch men schijnt ook van hem te weten, dat hij een verdienste lijk soldaat is, die meer dan vele anderen op de hoogte is van militaire organisatie voorts heeft hij, als men den tijd niet mederekent sedert hij ter kwader ure, met de portefeuille van Oorlog werd belast, een eervol verleden achter zich. Hoe dit ook zij, men heeft zich nu eenmaal vastge werkt in het idee, dat hij, en hij alleen de man is, die Frankrijk zijn militair overwicht en zijn twee ver loren provinciën kan teruggeven, en die eerzucht genoeg bezit om het er maar op te wagen, er kome van wat wil. Onder de revanche-schreeu wers zijn er een groot aantal, die alleen begeeren het water troebel gemaakt te zien om hun kansen op een goede vischvangst te vermeerde ren, gelijk de oorlog van 1870, die zooveel ellende over Frankrijk bracht, menigeen gelegenheid gaf om fortuin te maken. Deze soort van lieden zijn het inzonderheid, die Frankrijks toe stand beheerschen. De Franschen, republikeinen of niet, hebben behoefte aan gezag. De kleine Thiers kon daarom zoo goed baas blijven als Hoofd van den Staat, omdat hij zich kloek deed gelden, daar hebben de lui respect voor. Onder de staats lieden van den tegenwoordigen tijd is er maar één, die den levensduur van de republiek nog eenige jaren zou kunnen verlengen, ware het niet, dat zijn gemis van succès in een buitenlandsche onderneming hern telkens voor de voeten wordt ge worpen. Wij noemden Jules Ferry, thans bijgenaamd den «Tonkinees." Want zonder succes is men in Frankrijk nietsde wind van den tegenspoed blaast de krachtigste reputatie omver. Als er iemand kon opstaan, Boulan ger of een ander, die den Duitschers een nederlaag toebracht en hen tot de teruggave van Elzas-Lotharingen dwong, hij zou zoo absoluut kunnen regeeren als de meest despotische Czaar van Rusland, en geen Fransch man zou er iets onnatuurlijks in vinden. Of onder deze omstandigheden de republiek nog wel lang op de beenen zal blijven staan, moet de tijd leeren. In de laatste eeuw had men in Frankrijk zoo wat om de achttien of twintig jaar een verandering, dus de Javaansche Roman. door MARIA BOGOR. 25) Er straalde een sombere gloed uit de oogen der Javaansche, toen tij deze laatste woorden sprak. 'Neen, mijn engel!" zeide hij op min- zamen toon, ten einde haar tot bedaren te brengen, want onwillekeurig was hij ook ontroerd bij het aanschouwen van dit liefelijk gelaat, waarop zooveel een voud en tegelijk zooveel grootheid van ziel te lezen stondendat niet, maar de mannen van mijn stam zijn niet altijd vrij genoeg, om de vrouwen die zij lief hebben geheel gelukkig te maken. En is mijn liefde je dan niet voldoende?" «O jal Wanneer gij mij maar geheel en al toebehoort." Hij antwoordde haar met een kus en het genot van het oogenbilk deed het arme kind de oogen sluiten voor de sombere en pijnlijke toekomst. Met ge sloten oogen lag zij in de armen van hem, dien zij zoo onbeschrijfelijk lief had, alsof zij in die houding en aan die plaats den eeuwigen slaap had willen ingaan. Het verlof van Hugo de Voss was spoedig om en dan moest hij weder naar zijn schip. Tot op het laatste oogen blik hield hij dit alles echter voor Kou- souma verborgen. Hij was bang voor hare tranen en de liefde van dit kind, die voor hem niets dan een bekoring en streeling der zinnen was geweest, ver vulde niettemin zijn hart met hevige wroeging. Den avond vóór zijn vertrek kwam hij het jonge meisje tegen, toen zij uit de moskee kwam, waar zij voor hem had wezen bidden. „Kousouma, kom tegen middernacht in de slangenlaan," zeide hij in het voor bijgaan, waarop het meisje hare oogen nedersloeg en haar weg vervolgde. Toen de klok van het paleis haar twaalf slagen door de stilte van den nacht deed weerklinken, zag men onder het zwaar gewelf van groen, dat door de varingas gevormd wordt en waar de slangen even rustig verblijf houden als in de maag delijke en ongerepte bosschen, een schaduw behoedzaam voortsluipen. En toch was de schim, die op dit uur in de duisternis voortsloop, geeD andere dan die van het jonge meisje, dat met een van liefde kloppend hait en een van koortsachtig ongeduld hijgende borst, niettegenstaande al die visioenen van spoken en duivels, geen ander beeld voor oogen had dan van den eenigen, dien zij liefhad. Dit jonge meisje was Kousouma. Eensklaps deed het geluid van voetstap pen haar verschrikt stilstaan. «Wie is daar?" riep de schildwacht, maar niemand antwoordde. De nachte lijke wandelaar, die het geluid van zoo even had veroorzaakt, was de laan inge gaan, endaar de schild wacht verder niets hoorde, ging hij weder in zijn huisje. Kousouma! Kousouma!" zeide een fluisterende stem in de nabijheid van het jonge meisje, en een oogenblik later lag de Indische in de armen van Hugo de Voss. Hij bedekte haar prachtige oogen, die in de duisternis te vergeefs de trekken van den aangebeden man trachtten te onderscheiden met kussen en zeide «kom mede!" Tegelijker tijd wikkelde hij haar in zijn mantel, want de nacht lucht was koel en het jonge meisje hui verde van koude en van ontroering in de armen, die haar omstrengelden. Kousouma liet zich als het ware door hem dragen Zij gingen de sombere laan uit eo slopen tusschen de hoornen door tot aan den oever van het meer, waar zij op een bank gingen zitten. Kousouma die riog altijd huiverde, had zich tegen de borst van haren minnaar aan gedrukt, terwijl haar hoofd op zijn schouder rustte. Zij gevoelde zich zoo gelukkig, dat zij geen woord kon uitbrengen. Wat scheelt er aan, mijn kind?" vroeg hij op ontroerden toon, want hij wist dat hij op het punt stond om het arme schepsel een wreeden slag toe te brengen. •Ik weet het niet! Het is net alsof er in mijn hart een stem is, die zucht en het is mij onmogelijk om, nu ik tegen u aan lig, hardop te schreien. Ik heb een gevoel alsof ik stikken zal en ik ben bang IGe zult mij toch niet verla ten Dit zeggende klemde zij zich krampachtig aan hem vast. •Je verlaten 1Wel neennog niet Kousouma IWeet ge dan reeds dat ik weg moet?" De angst van het jonge meisje had haar op een dwaalspoor gebracht, terwijl hij zich verbeeldde dat zij reeds gehooid had dat hij weder naar boord moest. «Weggaan 1" zeide zij rnet een holle stem, terwijl zij overeind vloog. »Wat zegt ge daar?" Hugo de Voss begreep dat hij zich versproken haddaar de slag nu echter toch gevallen was, wilde hij er zijn voor deel mede doen. »Ja morgen I" zeide hij. Maar wees bedaard en schrei zoo niet, mijn engel; ik zal je altijd blijven lief hebben, en ik kom immers terug." Kousouma was tegen een boom aan gaan staan, ten einde niet te vallen. Zij had een gevoel alsof zij sterven zou. Zeg toch ietsSpreek een enkel woord I" vervolgde hij, want die stomme wanhoop vervulde hem rnet angst. «O, wat heb ik een pijn mompelde zij en elk woord werd door een zenuw achtig snikken afgebroken, terwijl hare tanden klapperden, evenals van iemand die op het punt is om gek te worden Wat brandt het daar binnen!en zij bracht de hand naar haar hart, ter wijl hare nagels, door den katoenen sa rong heen, in haar vleesch drongen. Hugo greep hare hand. Die hand was heet als vuur. „Zeg toch iets! herhaalde hij op smeekenden toon; «spreek een enkel wootd tegen mij, mijn lieveling! Wees bedaard en moedigHel is de laat ste nacht, dien ik met je kan doorhien* genlaat mij, nu ik weg moeteen vriendelijken indruk van je lieve gezichtje met mij medenemen, opdat dit mij tot ti oostzij, wanneer ik vei van je weg ben I i Wordt verolyd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1888 | | pagina 1