nrisuwi
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
binnenland.
DE GELDKOFFER.
No. 6.
Zaterdag 19 Januari 1889.
Achttiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Radicaal.
Feuilleton.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend»
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Oppervlakkig beschouwd is er in
het radicalisme, op welk gebied ook,
iets mannelijks, iets fiers, iets held
haftigs.
Met lapmiddelen en palliatieven
knoeien, is maar gekheid. Wilt ge een
koe tot staan brengen, grijp haar
flink bij de horens. We hebben al ja
ren, ja soms eeuwen lang met aller
lei verkeerde dingen te kampen ge
had, en er wordt over gebabbeld tot
in het oneindige, komaan, laat ons
den moed onzer overtuiging hebben,
en afschaffen wat ons niet aanstaat,
om op eenmaal te kunnen tot stand
brengen wat ons verlangen kan be
vredigen.
Zoo'n redeneering klinkt, vooral
in haar algemeenheid Maar zoodra
men haar gaat toepassen op bijzon
dere toestanden, wordt onmiddeJijlt
bespeurd dat er zekere rnoeielijlcheden
zijn, aan welke in het vuur der im
provisatie niet werd gedacht.
Laat ons even zien. Daar hebt ge,
om maar iels te noemen, ons belas
tingstelsel. Is het eigenlijk wel een
stelsel Noem het veeleer een zonder
linge vereeniging van allerlei heffin
gen, die niet alle rekening houden
met de billijkheid, en nog bovendien
het nadeel hebben dat de kosten van
inning een groot deel van de opbrengst
doen verloren gaan. Wat is nu meer
rationeel, meer radicaal, dan eenvou
dig te zeggenWeg met al die din
gen voortaan zal ieder staatsburger
in de uitgaven voor de gemeenschap
pelijke huishouding bijdragen naar
den maatstaf van zijn draagkracht.
Men helle een algemeene inkomsten
belasting met progressie, en de zaak
is uit. Dan is althans de quaestie van
de belastinghervorming voor minstens
vijf-en-twintig jaar van de agenda,
en we kunnen ons zoolang met an
dere dingen bezighouden. Wat de ge
westen en de gemeenten betreft, die
heffen maar opcenten op de Rijks
belasting, dan zijn ook deze onder dak.
Heel aardig gezegd, en zeer conse
quent. En als er nu een dozijn lie
den zijn, die deze stelling verkondi
gen, dan voegen zij zich bijeen tot een
radicale partij, en willen volstrekt
niet meer meedoen met de honderd
dozijnen anderen, die wijzen op de
vele duizenden naar wier oordeel de
tijd nog lang niet gekomen is om
een zoo alles omverwerpende wijzi
ging in te voeren. Gesteld zelfs,
wat wij nog geenszins toegeven,
dat die twaalf gelijk en al de overige
ongelijk hebben, wat baat het dan
nog Geen hervorming komt tot stand,
waarvoor de Staat of de maatschappij
niet rijp is, drijft men baar, wat
soms gelukt, met geweld door,
dan volgt later een des te sterker
reactie, en men gaat met grooter
sprong achterwaarts dan men eerst
vooruit meende te komen.
Evenzoo gaat hot met het stem
recht. Elk burger, en liefst ook
elke burgeres, moeten gelijke bevoegd
heid bezitten, dus geen uitsluiting.
Wat de duizenden betreft, die van
politieke dingen niet de minste notie
hebben, en dus eenvoudig zullen
stemmen op commando van andere
lieden onder wier invloed zij staan,
dat komt vanzelf terecht. Laat er
maar één geslacht overheen gaan, en
't is uit. We beginnen met alle kin
deren naar de school te drijven en
hen daar zoolang te houden totdat
hun verstand genoegzaam is gevormd
om later als geschikte burgers de
vervulling van al hun plichten op zich
te doen nemen, dan is na verloop
van korten tijd liet intellectueel peil
van onze natie genoegzaam gerezen,
om de zaak voorgoed geregeld te
kunnen achten.
Als wij den radicaal zóó hooren
praten, dan maken we ons wel een
beetje ongerust over de geslachten,
die na ons zullen komen. Wat die
eigenlijk zullen moeten uitvoeren, is
niet gemakkelijk te zeggen. Wij zijn
zoo druk bezig, met alle mogelijke quaes-
ties totaal en finaal voor hen om te
lossen; zij komen in een zóó ordelijk
ingerichte huishouding terecht, dat
zij zich wel een beetje zullen ver
velen. En het eind van de geschie
denis zal zijn, dat zij ruzie onder el
kander gaan zoeken. Want dat loopt
er op, als men met zijn leegen tijd
geen raad weet.
Onze radicalen moesten begrijpen,
dat het zoo niet gaat. Elke verbete
ring, die van blijvenden aard was,
kwam langzaam tot stand, en zonder
schokken, die altijd pijn doen. De maat
schappij, en daaronder begrijpen
wij ook de georganiseerde gemeenschap
die het Staatsverband vormt, is in dit
opzicht gelijk aan elk organisme, bet-
welk wij op dit benedenrond kunnen
waarnemenhet groeit, bij kleine
beetjes tegelijk.
Is, op den keper beschouwd, het
radicalisme niet dikwijls een uitstekend
vottrwmTdsël tót nietsdoen
Het is zeker gemakkelijk te zeggen j
Dit of dat systeem moet met conse
quentie worden toegepast; al bet an
dere is broddelwerk. Men behoeft dan
zijn hoofd niet te breken met moeie-
lijkheden, waarover degenen, die in
derdaad willen hervormen en het oog
gericht houden op het werkelijk be
reikbare, juist het ernstigst hebben
na te denken. Laat ons nu eenige
voor de hand liggende voorbeelden
noemen. Men klaagt met reden over
drankmisbruik, noemt dit niet zonder
recht de kanker der volkswelvaart...
welnu, het middel om het te vernie
tigen is niet moeielijk te vindenSluit
alle stokerijen en verbied den invoer
van geestrijk vocht. Dan is 't gevaar
geweken. Doch aangezien we dat voor
eerst niet gedaan zullen krijgen, zou
het dan niet wenschelijk zijn dat we
al onze krachten vereenigden, en ge
zamenlijk middelen beraamden om dat
misbruik, stap voor stap, telkens een
weinig te beperken Dankje wel,
zegt de radicaal; voor zoo'n klein
beetje maak ik mij niet druk. Als
ge niet rnet mij wilt ijveren voor het
eetiigradicale middel,gadan zonder mij
uw gang. En straks gaat hij nog de
pogingen der «stumperachtige knut
selaars met huismiddeltjes" bespotten,
bedekt en misschien openlijk tegen
werken, zoodat hij, die een Vriend
behoort te zijn, de heftigste vijand
wordt.
Noem welke sociale kwaal ge wilt,
de radicaal weet er dadelijk raad
op. Oorlog? De soldaten hebben slechts
bun geweer neer te werpen en te
zeggen: Vecht zelf als je vechten wilt.
Dan is het immers gedaan Gewa
pende vrede rnet steeds toenemende
uitgaven voor militaire uitrustingen
Als de vertegenwoordigers, bij alge
meen stemrecht gekozen, geen stuiver
voor het oorlogsdepartement voteer
den, dan zou er geen denken aan ver
sterking der militaire macht zijn.
en ook dan behoort de oorlog voor
immer tot de geschiedenis. Armoode?
Als elk afsiuiict wat hij meer ontvangt
dan voor zijn behoeften wordt ver-
eischt, dan zou niemand gebrek lijden.
Kortom, er is geen krankheid, voor
welke in de radicale apotheek het
recept niet reeds op de bereiding der
artsenij ligt te wachten.
Maar de patiënt wil de artsenij nu
eenmaal niet slikken: misschien om
dat hij van haar geneeskracht niet
overtuigd is, wellicht ook uit aan
geboren koppigheid, En zoo is het
precies met het herstel van maat
schappelijke wanverhoudingen en po
litieke misstanden, We moeten die
kalm, en zonder veel af te breken,
in orde trachten te brengen. Dat is
een werk van langen adem, waarmede
bet tegenwoordig geslacht niet klaar
zal komen. Doch dat behoeft ook niet.
Als wij er maar het onze aan doen,
zorg dragende dat betgeen wij ver
richten niet weer omver valt; we
moeten dus trouw voeling houden
met het bestaande, en daarbij met
elkander raadplegen, elkanders wen-
schen eerbiedigen, en in alles over
eenstemming betrachten.
De radicaal ja, kunnen wij hem
niet nopen zijn onbesuisd'en ijver wat
te bedwingen, en met den gloed zijner
overtuiging aan onzen arbeid deel te
nemen, dan zullen wij 't in 's he
melsnaam buiten hem moeten stellen.
En gaat hij dan, in een booze bui,
dat hij zijn zin niet kan krijgen, ons
tegenwerken, - dat is voor zijn ver
antwoording. In elk geval moet hij
beseflen, dat hij daarmee zijn doei
niet nader komt.
De jammerlijke en onmogelijke toe
stand, waarin de wachtlokalen in de ver
schillende gai nizoensplaatsen zich be
vinden, heeft den Minister van Oorlog
aanleiding doen vinden, om aan de plaat
selijke- en garnizoens-commandanten op
le dragen, hem voorstellen tot verbete-
rinc Jaar»»" .loc.
Jammer dat daarbij is opgegeven, dat
zulks met zoo we'nig mogelijk itosten
moet gepaard gaan, want daardoor zal
er vooishands van dat goede plan wel
weinig of niets komen.
In een der bladen werd dezer dagen
geklaagd dat er nog geen Hollandsere
naam bestaat voor het geldstuk van 2|/,
cent, een gebrek dat de halve-sluiver
gemeen heeft met den halve-cent en het
tien-stuirersuk of halve-gulden doch
nu wordt in dat zelfde blad een echt
Hollandsche benaming aangegeven, die
zeker algemeene instemming vinden zal,
n.l. «kopeek".
Als we nu, zegt de Haagsche Ct., aan
den halvecent nog den Hollandschen naam
van «centiem" geren en aan het tien
stuiverstuk b v. dien van «lier" of «frank"
of opeseet", dan zijn we heelernaal klaar
met de Hollandsche namen voor ons
muntstelsel.
Vooraf zou liet dan echter, wellicht,
aanbeveling kunnen verdienen, ons eerst
nog eens af te helpen van al de centi-
en dekameters, hekto-en centiaren, deka-
en deciliters, kilo- en miligrammen en
al die andere Grieksch-Latijnsche woor
den, waarvoor we in el, pond, ons, mijl.
palm, kan, duim, lood, vat, roede, wichtje,
maatje enz. zuivere oud Hollandsche
namen hebben, zoodat wij die althans
9B
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
AS'DKÉ HUGO.
■40) Verena zeide die weinige woorden
op zulk een onbeschrijfelijken toon, dat
Arthur diep getroffen werd. Hij vatte
weder haar hand thans trok zij die
niet terug; hij sloeg zijn arm om haar
schoone gestalte, als wilde hij haar aan
zijn kloppend hart drukken; hij boog zich
tot haar neder en keek langen tijd met
liefdedronken blikindeheldereoogen zijner
gade; toen voerde hij haar den tuin in
en zette zich zwijgend nevens haar onder
de groene veranda. Lang duurde het voor
het gesprek weer eenigszins vlotte. Eerst
toen het avondmaal genuttigd was, werd
het gesprek over de aanstaande afreis
levendiger. Daar de volgende dag tot voor
bereiding moest strekken werd de dag
na dien bepaald, als die, waarop Arthur
naar Brtot het ontvangeu der gel
den en Verena naar St. Wolfgang ter
bijwoning van het huwelijksfeest zou ver
trekken.
Had Arthur den volgeden dag, toen hij
van een wandeling naar huis keerde om
het middagmaal te gebruiken, den persoon
gezien die in de woonkamer stond en bij
de woorden van Verena: «Om Gods wil,
Willem, mijn man komtin de aangren
zende kamer sprong en zich hier, vlak
naast de deur, achter een vuurscherm
verborg, hij zou, al had Verena hern op
heldering over dien persoon gegeven,
toch aan de oprechtheid en de trouw
zijner gade getwijfeld hebben, daar zij geen
anderen gronden voor hare oprechtheid
zou hebben kunnen bijbrengen dan haar
woord van eer.
Arthur trad het huis binnen, maakte
zijn reisgoed nog wat in orde, plaatste
zich toen aan tafel en verhaalde zijne
echtgenoote de bijzonderheden van zijn
reis, en het bedrag der som, die hij in
een koffer, waarvan de inhoud als ijzer
waren gedeclareerd was, naai Milaan
moest brengen, en ten slotte vertelde hij
haar nog de bijzondere manier van af
sluiting van dien koffer. Arthnr hield
daarop een middagslaapje, terwijl Verena
ook haar reiskofler pakte en bij deze ge
legenheid den in de kamer verborgen
jongen man met kloppend hart het huis
uitliet en hem aan de achterdeur van den
tuin een klein paket in de hand duwde
l Toen de beide echigenooten ten drie
uur naar het station reden, kwam het
Arthur voor, alsof Verena nadenkender
dan gewoonlijk was, maar hij schoof de
schuld op het voorgevallene van gisteren
en zweeg er dus over.
Korten tijd nadat Arthur en Verena hun
ne koffers hadden afgegeven en zij elkaar
nog eenmaal hadden omarmd, stoomden
de tegelijkertijd vertrekkende treinen over
de spoorbaan heen om Arthur naar
Br.... Verena naar St.Wolfgang te
voeren
XVI.
De Geldkoffer.
In de kamer van den chef der firma
«Mauriis Falkening" te Br. stord de
kleine lederen kofïer met de vreemde af
sluiting reeds gereed toen Arthuraankwam.
Daar de tijd drong, ontving hij van zijn
vader slechts nog enkele orders, zoodat
het hern mogelijk werd, nog dienzelfden
avond met den nachttrein Br... te ver
laten.
Toen Arthur in den waggon steeg,
meende hij zeer duidelijk de stem van den
vreemdeling te hooren, die eens naast hem
gestaan had in den schouwburg der Thu-
ringsehe residentie.
«Naar Frankfort!" riep dezelfde stem
naast hem tot een der op- en afstappende
conducteurs.
Arthur trad vau de trede af om zich te
overtuigen van de waarheid van zijn ver
moeden, maar hoezeer hij ook zijn blik
inspande, de persoon was niet meer te
zien en was en bleef weg.
Mismoedig over zijn mislukte poging
steeg hij eindelijk op uitdrukkelijk verzoek
van den conducteur in den waggon. Hij
zat in de coupé alleen. De duisternis van den
ingevallen avond hulde de omstreken in
een dichten sluier, zoodat hij niet naar
buiten kon zien. Arthur stak, om zich
tenminste te verstrooien een sigaar aan
en blies den blauwen rook in kringetjes
uit, totdat hem eindelijk deze bezigheid
verveelde en hij zijn sigaar liet uitgaan.
De wielen van de wagens gingen inlusschen
met hun eentonig geratel, gekras en ge
steun voort, alsof zij een slaapliedje zon
gen.
Was het afmatting ria de opgewekt
heid der laatste dagen, of werkten de
zachte, gevulde kussens op Arthur. We
weten het niet, maar zeker is het dat de
slaap zijn werking op hem uitoefende,
hem zijn oogen deed sluiten en liet hoofd
deed voorovervallen, en hij weldra het
rijk der droomen was binnengetreden.
Zooals het met droomen gaat, verdrong
het eene beeld liet andere voor zijn geest.
Nevelbeelden kwamen en gingen, totdat
zij bepaalde vormen aannamen en Arthur
herinneringen uit zijn jeugd en kinder
tijd voorspiegelden. Een bitterzoet gevoel
doorliep hein toen hij thans ook in vol
komen zuiverheid het beeld zijner zalige
moeder onder die phantastische gestalten
aanschouwde.
Dat was de groote schoone tuin achter
het huis in eene vreemde stad, waarin
de menschen een vreemde taal spraken;
dat waren de naar Engelsche manier aan
gelegde lanen met haar perken en boschjes
en prieeltjes. Hier het zachte groen, daar
een bloembed met de zeldzaamste en
veelkleurige bloemen prijkende, die de
omgeving met de aangenaamste geuren
vervulden. Dat was het groote prieel
achter in den tuin met zijn door zware
groene takken gevormd halfdonker, waarin
een wonderschoone vrouw was gezeten,
die juist een boek uit de hand legde en
opstaande naar den ingang van het pri
eel toetrad, de armen'uitbreidde en met
eene welluidende stem in zuiver Duilsch
den kleinen op het kiezelpad aankomen-
den*knaap toeriep: «kom mijn Arthur
mijn lieve jongen!" En hoe liefelijk klonk
het toen die vrouw weder sprak en den
kleinen Arthur aan het hart drukte!
(Wordt vervolgd.)