NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
EINDELIJK ONTDEKT.
DE GELDKOFFER.
No. 8.
Zaterdag 26 Januari 1889.
Achttiende Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan onze Abonné's I
Vijftig Centen.
B
Bezwaren.
BINNENLAND.
Feuilleton.
JMER
COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden «tukken en berichten intozenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Tot 15 Februari a.s. wordt door
ons de inteekening opengesteld op den
prachtige n. rijk geïllnsireerdeu
Premie-Koiuaii
Deze premie zal ditmaal worden afge
leverd, gebonden in keurig linnen stem-
pelband, met zwart en goud. In het
gewone geval kost zulk een boek f3.
Uitsluitend voor onze lezers stellen wij
het verkrijgbaar voor slechts
Gelieve zoo spoedig mogelijk achter
staande BON uit te knippen en met
bijvoeging van 50 centen aan ons
Bureau in te zenden. Abonné's buiten
de stad ontvangen het boek franco
per pont tegen inzending van een post
wissel van 05 cent.
egin Maart a.s. wordt'deze premie
aan alle inteekenaren verzonden.
DE UITGEVER.
De Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Enschede heeft in een adres
aan de Tweede Kamer de bezwaren
uiteengezet, bij haar bestaande tegen
het aanhangige wetsontwerp hou
dende bepalingen tot het tegengaan
van overmatigen arbeid van jeudige
personen en vrouwen. De belangrijke
plaats, die de Twentsche nijverheid
inneemt onder de bronnen van onze
volkswelvaart levert een voldoende
reden op, om aan deze opmerkingen
een meer dan voorbijgaande aan
dacht te verleenen.
De Enschedeesche Kamer wijst er
vooreerst op, dat wellicht over ar-
beidsbeperking zal beslist worden,
vóór het onderzoek der enquête-com
missie den toestand in het geheele
land heelt kunnen blootleggen, en
vóór het zich over Twente heeft uit
gestrekt. Daar is reden voor. Ieder
wist, dat de verhouding tussehen werk
gevers en arbeiders daar eenigzins
anders is dan elders, gunstiger in
menig opzicht, en al ware nu voor
uit reeds te zien dat liet onmogelijk
zou blijken, vóór het einde van den
parlementairen arbeid onder de vorige
Regeering, het heele land te onder
zoeken, een streek als Twente,
waar de algemeene welvaart zoo nauw
samenhangt met den bloei der indus
trie, mocht zeker niet op den ach
tergrond worden geschoven.
In Twente nu wordt juist aan veel
jongelieden en vrouwen arbeid ver
schaft, omdat de tentiel-nijverheid,
(spinnen en weven), zich uitstekend
daartoe leent. Dikwijls is het geheele
gezin bij dezen arbeid betrokken, het
geen natuurlijk van grooten invloed
is op de inkomsten. Vandaar dat er
over het algemeen in de werkmans
woningen zekere welstand heerscht.
De groote moeielijkiieid nuisdeze,
dat de verschillende werklieden, van
welken leeftijd ook en van welke sexe,
van elkander afhangen. Houdt de een
op met den arbeid, dan moet ook de
ander wachten. Gelijk beginnen en
gelijk eindigen is onvermijdelijk.
Ten aanzien van de jongelieden heeft
men daar uitstekende maatregelen
genomen om de nadeelen, uit zulk een
arbeidsinrichting voortvloeiende, te
doen verdwijnen. Er is zorg gedragen,
dat de verstandelijke ontwikkeling
van den aanstaanden werkman er
niet onder zou lijden. Aan de fabriek
is de school verbonden, die door de
gezamenlijke fabrikanten wordt in
stand gehouden en bekostigdalthans
zoo is het te Enschede. Geen jongen
wordt in de fabriek toegelaten, die
niet op de gewone school de kundig
heden heeft opgedaan, noodig om op
de fabrieksschool te worden geplaatst,
hetgeen blijken moet uit een klein
examen. Op die school wordt aan
elkander afwisselende groepen gedu
rende een zeker aantal uren per Sveek,
bij dag en tussehen de werkuren, her-
halingsonderwijs gegeven, dat zich
voor de meisjes ook tot de vrouwe
lijke handwerken uitstrekt. De arbeids
regeling is zoo ingericht, dat de jon
gelieden, die de school bezoeken, ge
durende dien tijd vervangen worden
door anderen, voor wie de schooluren
vroeger ol later zijn aangewezen.
Wordt nu de bepaling van het
maximum der werkuren voor jeudige
personen, 12 in den zomer en 10 in
den winter, en niet later dan tot 7
uur 's avonds gehandhaafd, dan kan
voor dat onderwijs geen tijd worden
gevonden. De werkgever is dan ge
bonden aan het voorschrift van ar
beidsduur en rusttijd. Van den laat
ste de schooluren afnemen, gaat na
tuurlijk niet; zij moeten in overeen
stemming worden gebracht met den
werktijd. Maar voor dezen zijn de aan-
vangs- en eindpunten aangegeven
na zeven uur 's avonds mag door ge
zegde jeudige personen niet gewerkt
wordende werkgever heeft het dus
niet in zijn hand, hen bijv. tot negen
uur te houden, maar tussehen de
werkuren onverminderd den rusttijd,
twee schooluren te geven.
Men ziet alweer hoe moeielijk het
is, arbeidsregelingen te vinden die
nergens bezwaren ontmoeten. De wet
gever is zoo licht geneigd, ailes over
één kam te scheren, en dan kan het
niet anders, of bijzondere belangen
worden gekrenkt. De Enschedeesche
Kamer van Koophandel en Fabrieken
komt niet op tegen de arbeidsbeper-
king in het algemeen, maar tegen de
aanwijzing der urenzij wil in dit
opzicht den werkgever meer vrijheid
gelaten zien. Voor jongelieden van
het mannelijk geslacht acht zij het
nietgevvenscht,beperkende voorschrif
ten te geven geldende boven den 16
jarigen leeftijdbeneden dezen ouder
dom vraagt zij beperking van den
werktijd tot 10 uren, vallende tus
sehen 6 uur 's morgens en 8 uur
'savonds. Het verschil tussehen zomer
en wintermaanden wordt door haar
bestreden, en, naar het ons voorkomt
op goede grondenmoest er verschil
zijn, dan zou men juist wenschen dat
in den zomer de werktijd korter kon
zijn dan in den winter, niet omge
keerd gelijk in het aanhangig wets
ontwerp is voorgesteld.
Nu zij het ons vergund het volgen
de optemerken; Ware overal de vor
ming van jeudige arbeiders op zulke
redelijke grondslagen gevestigd als
in de streek voor welke de Ensche
deesche K. v. K. en F. als woord
voerster optreedt, de noodzakelijk
heid tot het in het leven roepen van
beperkende voorschriften zou minder
groot zijn. De heeren te Enschede
mogen het nu onaangenaam vinden
dat eerlang hun regeling, hoezeer in
het belang hunner onderhoorigen,
door de wet in de war zal worden
gebracht, zij moeten toch ook niet
vergeten dat het algemeen belang in
ieder geval op den voorgrond staat.
Zij verkeeren, om meer dan één
reden, in gunstige positie; de gelijk
soortigheid vaii hun industriëele on
dernemingen maakt het hun mogelijk,
gezamenlijk maatregelen te nemen,
die elders achterwege moesten blijven
omdat er te weinig overeenkomst
tussehen de verschillende bedrijven
en de belangen der beoefenaars be
staat. Als derhalve daar de wetgever
de regeling in handen neemt, er niet
juist die tot stand brengt welke hun
het meest gewenscht ware toege
schenen, is zulks dan wel een vol
doende reden om op grond der be
staande inrichting de voorgestelde af
te keuren?
Niettemin is er veel in het Twentsch
adres, dat ons voorkomt bij de
behandeling van het wetsvoorstel aan
dachtige overweging te verdienen.
Het overlaten van de rusturen aan
den werkgever, onder bepaling
natuurlijk van een maximum-werk
tijd lacht ons wel toe, en even
zeer deelen we het bezwaar, van on
derscheiden zijden ingebracht tegen de
bepaling, dat gedurende de schaft
uren jeudige personen en vrouwen
niet in een der werklokalen zouden
mogen blijven, ook al maakt de af
stand naar hun woning het hun on
mogelijk gedurende dien tijd heen en
weer te loopen en nog gelegenheid
te vinden voor het eenigszins rustig
nuttigen van den maaltijd.
De wenschen der Enschedeesche
Kamer worden aldus geresumeerd
Voor kinderen beneden 12 jaar be
houd van het bestaand volstrekt ver
bod. (Wij zouden het, om vele en
gewichtige redenen, tot den 13 ja
rigen ouderdom uitgebreid willen zien).
Voor jongelieden tot 10 jarigen
leeltijd: Verbod van gevaarlijken ar
beid, een maximum-werktijd van 10
uren, zooals hierboven reeds is ver
meld, verbod van Zondagsarbeid.
Voor vrouwen in het algemeen:
Verbod van arbeid binnen 4 weken
na de bevalling, verbod van Zondags-
arbeid, en van nachtarbeid onder één
voorbehoud, namelijk dat, wan
neer door het breken van een gedeel
te der drijfkracht des daags de eene
en des nachts de andere helft der
fabriek in werking gehouden wordt,
om te voorkomen dat het werk
volk gedurende de herstelling werke
loos zou zijn, van dit voorschrift
dispensatie ware te verkrijgen.
Zooals bekend is loopen de advie
zen der belanghebbenden nogal uit
een, en zou het, uit de verscliillende
adressen, niet gemakkelijk vallen een
leidende gedachte samen te vatten.
De Regeering en de volksvertegen
woordiging kunnen het onmogelijk
ieder naar den zin maken; hopen
we maar, dat men geneigd zal be
vonden worden, terwille van het goede
doel, over eenige bezwaren heen te
stappen.
Naar wij vernemen, moet het wets
voorstel, waarbij wijziging wordt gebracht
in de verdeeling der provinciën in kies
districten, gereed zijn. Utr. Ct.
Het collegium van het Leidsche
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
ANDRÉ HUGO.
42) Eerst toen de wagen voor het hotel
had opgehouden en de koffers op beider
uitdrukkelijk verlangen in de logeerka
mers waren gedragen, verbrak de vreem
deling zijn zwijgen en spreidde hij eene
welbespraaktheid ten toon, die Arthur
r,iet in hem had verwacht.
Arthur liet zich een flescli wijn brengen;
de andere dronk grog.
In den loop van het gesprek vernam
Arthur dat zijn reismakker reiziger was
voor de firma Hernegg en Zoon te Leo-
poldshutte.
sHerneg-en Zoon?" herhaalde Arthur
peinzend. »'t Is mij alsof ik dien naam
reeds eenmaal gehoord heb."
«Wellicht heb ik u die reeds genoemd
in den schouwburg der Thuringsche resi
dentie?" zeide de vreemdeling.
Arthur's gelaat verduisterde toen hij
zijn blik over den spreker liet glijden.
Als een bliksemstraal kwam de gedachte
bij hem op aan het verlies van zijn hor-
logie en ketting dienzelfden avond.
«Wij moeten onze ontmoeting toch
vieren I" riep de vreemdeling uit, voor
dat Arthur zijne gedachten kon bij elkan
der brengen. «Kellner, een fiesch Johan-
nesberger riep hij op bevelenden
toon.
Arthur stond op en nam afscheid,
niettegenstaande den aandiang en de
ten slotte lastig wordende aanzoeken
van den vreemdeling, wiens blikken, naar
het Arthur toescheen, voortdurend over
den geldkoffer zweefden.
De huisknecht droeg de koffer van Fal-
kening naar zijn kamer. Arthur volgde
hem.
De vreemdeling bleef nog beneden.
Toen Arthur zijn kamer was binnen
getreden en zich had uitgekleed, onder
zocht hij nogmaals zijn revolver en legde
dien toen met tevreden gelaat op het
tafeltje voor zijn bed. Hij liet het licht
aan toen hij in bed stapte.
Weder geraakte hij in den droom.
Wat was dat Welk een herku-
lische kracht moest die man bezitten,
die juist den geldkoffer met de eene
hand in de hoogte vatte, onder zijn arm
nam als ware het een hoed, zich daar
mede met een spottenden lach aar, de
deur nogmaals omkeerde, toen plotseling
tot reus aangroeide en hem met zijn j
langen gespierden arm, die telkens reus
achtiger werd, en eindelijk tot zijn gelaat
reikte, ter neder drukte, om hem het
opspringen te beletten. En hoe vertrok
ken zich zijn schrikkelijke gelaatstrek
ken bij die behandeling! Nu eens vrien
delijk, dan grijnzend, dan toornig, slonk
de kop tot een kleinen kogel samen en
vergroote zich toen weder tot een men-
schelijken vorm. En wat was dat Drukte
de man nu niet op het letterslot Sprong
daar het deksel niet open De man
knikte nogmaals grijnzend in de deur,
sloeg toen het deksel met een zwaren
slag toe en was verdwenen.
Op dit oogenblik voelde Arthur ook
den zwaren druk van zijn borst wegge
nomen. Hij ontwaakte en stond in het
volgende oogenblik, met den revolver in
de hand, voor zijn bed. Hij luisterde
alles was stil hij keek en voelde naar
den koffer deze stond nog op zijn
oude plaatshij onderzocht het slot van
de deur de voorgeschoten grendel
was onwrikbaaralles was in orde
een benauwde droom had hem gepijnigd
en bedrogen.
Hij ging weder te bed doch kon den
slaap niet meer vatten.
Hoor, wat was dal? Op de trappen
lieten zich voetstappen vernemen.
«Hier woont zeker mijn reisgezel?"
vroeg iemand met stotterenden stem toen
de schreden voor Arthur's kamer stil
hielden.
«Op nummer 18. U logeert in 19!"
«Wanneer vertrekt hij? Heeft hij er
iets van gezegd vroeg de stem nog
maals.
Arthur onderscheidde nu duidelijk de
stem van zijn reismakker, hoewel de toon
eenigszins naar het hem voorkwam door
dronkenschap veranderd was.
«Hij wil met den eersten trein weg
reizen," zei de kellner.
«Ik reis ook met den eersten trein.
Laat mij op behoorlijken tijd wekken."
Na een kort gestommel in de kamer
naast hem, en een zwaren val werd alles
rustig en stil.
Welk belang heeft die vreemdeling bij
mijn vertrek Waarom wil bij mede-
reizen Wat is hij en wie is hij Is het
toeval, dat ik hem ontmoet heb of heb
ik wat van hem te vreezen
Deze gedachten doorkruisten het hoofd
van Arthur en folterden hem zoo dat het
hem onmogelijk werd weder ii.teslapen
en hij met open oogen de eerste stralen
der ochtendzon begroette.
Voor wij den loop van ons verhaal
voortzetten, moeten wij den lezer voor
een kort oogenblik terugvoeren in het
kantoor van den ouden Falkening.
Falkening zat aan zijn lessenaar en
was bezig met rekenen, toen de commis
saris van politie te Br werd aange
kondigd.
Na eenige oogenblikken trad deze de
kamer binnen.
«Gij hebt door mijnheer uw zoon een
aanzienlijke som geld weggezonden
niet waar, mijnheer?"
Falkening antwoordde toestemmend.
«Die som is in groot gevaar. Een
hoogst brutale en bekende schelm, die
onder allei lei namen zwendelarijen heeft
uitgevoerd, schijnt heden ook hier ge
weest te zijn en door het een of ander
toeval kennis te hebben gekregen van het
doel van de reis van uw zoon."
Falkening keek den spreker aan zonder
geluid te geven.
«Zijt gij op het behoud van dat geld,
wellicht ook van uw zoon gesteld, zoo
kunt ge over ons beschikken."
„Hoe weet ge dat alles?" vroeg het
raadslid.
Wordt vervolgd.