nrnuwE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
DE GELDKOFFER.
No. 24.
Zaterdag 23 Maart 1889.
Achttiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Zij, die zich met
1 April op dit blad
abonneeren, ontvangen
de voor dien datum ver
schijnende nummers
gratis.
Feuilleton.
BINNENLAND.
AMÏRSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukkeu en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
GOEVERNECR.
De heer Goeverneur, die onlangs zijn
tachtigsten verjaardag vierde, is overleden.
Zoowel groot als klein herinneren zich
den geliefkoosden «Jan de Rijmer."
Goeverneur werd geboren op den dag
van St. Valentijn, een heilige, dien hij
steeds in eere hield, den 14 Februari
1809 te Hoevelaken in Gelderland.
Reeds op jeugdigen leeftijd ging bij
naar Groningen, waar hij de Fransche en
Latijnsche school doorliep, als student in
de theologie ingeschreven werd, zich tot
de letteren wendde, bij de oude de
nieuwe letteren beoefende en verzen
schreef totdat de Belgische ooi log een
keerpunt maakte in 't leven van den jon
gen man. Hij maakte den veldtocht mede,
niet als flankeur maar als vrijwilliger bij
't leger ingedeeld. Hij streed bij Bauter-
sem; hij had zijn deel van al de ontbe
ringen, al de moeiten van't soldatenleven
te velde. Hij deed zijn plicht als een goed
vaderlander en het bronzen eerekrnis
was welverdiend. Student, thans in de
letteren te Leiden, candidaat, doctorandus,
trok hij weer naar Groningen
Daar heeft hij geleefd en gewerkt. De
naam van Goeverneur is een der meest
bekende. Zijn wij niet allen opgegroeid
bij de kindergedichten van Gouverneur!
Beets heeft ze gewaardeerd, de Genestet
ze geroemd als blijvende voorbeelden van
gezonde kinderpoëzie. Wie kent niet zijn
«Huisvriend." Een tijdschrift dat indertijd
het meest gelezene blad was.
De tweede titel van «de Huisvriend"
was, zooals rnen weet «Gemengde lectuur
voor burgers van stad en land." Het tijd
schrift werd alom in den lande gelezen.
En hoe gelezen? Wij kennen een groot
industrieel, die vroeger, en misschien is
het nog zoo, nooit op reis ging zonder
een jaargang van «de Huisvriend" in zijnen
koffer. Als hij dan toch eene enkele maal
Een ware geschiedenis uit Thüringen,
DOOR
ANDRÉ HUGO.
48) Na een korte wandeling bevonden de
vier jongelui zich ten huize van de waar
zegster.
Muren en zoldering waren bekleed met
zwart fluweel, en hier en daar schitterde
alleen een gouden sterretje op den don
keren achtergrond. Eenige leuningstoelen
en een klein, op vreemde wijze bewerkt
tafeltje stonden in de kamer. Het dienst
meisje dat de jongelui had binnengeleid,
verdween achter een gordijn en keerde
spoedig daarop met de hooggeroemde
waarzegster terug.
Een rood kleed in den trant der Pom-
peïsche kleederdrachten, omhulde in rijke
plooien het lichaam der waarzegster en
werd in het midden saamgesnoerd door
een gouden gordel van een hand breedte.
Haar gelaat had een Grieksch profiel,
maar overigens trok het niet bijzonder
de opmerkzaamheid.
Na eene stjjve buiging te hebben ge
in de «Gemengde lectuur" verpoozing
zocht van gewichtige en veelomvattende
werkzaamheden, was hij zeker die in de
Huisvriend te .vinden.
Maar niemand kon zich vergissen in
de woorden «stad en land." Zij kunnen
eene algemeene beteekenis hebben. Ieder
nummer echter bewees, dat de schrijver
tenminste in de oude jaargangen
aan het oude «Stad en Lande" in de
eerste plaats had gedacht.
Later verhuisde de uitgave naar Hol
land. Zij verloor daarbij haar eigenaardig
cachet. Ook werd het tijdschrift geïllu
streerd.
Die plaatjes moeten een plaag geweest
zijn voor den redacteur. Wel wist zijn
vrnchtbare geest altijd uitkomst, ook waar
anderen, die soms werden uitgenoodigd
een praatje bij het plaatje te schrijven,
vergeefs zich afpijnigden. Maar toch
Wij herinneren ons de geschiedenis
van eene dier «illustraties", merkwaardig
onder vele. Het onderwerp was, zoo ver
men dat in de proef zien kon een
meisje, staande in eene schuur, waarin
een paar dieren rondsprongen van onbe-
stemden vorm. Ratten, konijnen? het
waren hoogst zonderlinge wezens en nie
mand wist van deze plaat iets te maken.
Daar werd de geest van Jan de Rijmer
vaardig en hij begon
Zijn 't stekelzwijn
tjes, die ik zie?
Of zijn 't konijn
tjes alle drie,
Die 't lieflijk meis
je, dat voor haar staat,
Eens voor een reis
je buiten laat.
Enz. enz.
Maar toen de tekst was gezet, tee-
kende de meesterknecht der drukkerij
aan, dat nog tien regels te kort kwamen.
Het was een van die gevallen, die den
meest geoefenden schrijver wanhopig ma
ken. Toch kwamen er de tien regels en
wel deze:
Tien regels schieten nog te kort,
Maar 'k zie daarjuist een bezem staan
Waarvan geen rekening is gedaan,
Neem 'k die van haver dan tot gort,
Zal iedereen dees prent verstaan.
Want ziet, dien bezem door de rokken
maakt, liet zij een oogenblik haar don
ker oog op den groep der vier heeren
rusten.
«Ge zijt allen Duitschersl" zeide zij
meteen opmerkelijk Noord-Duitschaccent.
«Niet waar heeren?"
De heeren antwoordden toestemmend.
«Wat is er van uw dienst."
Arthur deed een stap voorwaarts.
Flammarion liet haar doordringenden
blik op hem rusten en trad toen naar
het kleine tafeltje.
De gasvlammen aan den driearmigen
kandelaar flikkerden eensklaps zeer krach
tig op en slonken toen weder tot kleine
vlammetjes saam.
Arthur schrikte.
Zonder haar blik van Athur af te wen
den vroeg zij op korten, droogen toon
«Ge verlangt iets te weten spreek,
als 't u belieft!"
«Ik ben bestolen en zou gaarne den
dief leeren kennen."
Flammarion nam een kleinen spiegel
van het tafeltje en keek er in.
«De waarde is zeer belangrijk."
«Ik heb 5000 thaler belooning uitge
loofd voor hem die den dief ontdekt."
Flammarion wilde spreken, toen er
zacht gebeld werd. Flammarion verdween
achter het gordijn. Zoowel aan Arthur
als aan zijn metgezel kwam het voor
Van 't meisje half aan 't oog onttrokken,
Daarmee veegt zij den stal soms aan.
Zie zoo! nu staat het lieve wicht,
Heel vierkant in dit kostlijk dicht.
ALBERDINGK THIJM.
Zondag namiddag is de heer Josephus
Albertus Alberdingk Thijm, hoogleeraar
aan de academie van beeldende kunsten,
overleden.
Hij werd, zegt liet D. v. N., geboren
den 13. Aug. 1820 er. behoorde tot een
bekend koopmansgeslacht. Zelf voor den
handel bestemd en aanvankelijk daaraan
zich ook wijdende, trok zijn hart van
jongs af naar de letteren en, met buiten
gewone talenten toegerust, heeft hij ge
durende veertig jaren als een der uitste-
kendste Nederlandsche stylisten geschit
terd. Thijm had vele pijlen op zijn boog.
Hij was taalkenner, geschiedvorscher, kri-
ticus, dichter, novellenschrijver en leefde
met zijn veel omvattenden en gaarne
waardeerenden geest op schier elk gebied
van kunst. De reeks van zijn geschriften
is zeer uitgebreid. Zijn werklust en werk
kracht waren bewonderenswaardig. Zonder
een school in het een of ander opzicht
gesticht te hebben, heeft hij, door de
kracht, die van zijn beminnelijke persoon
lijkheid uitging, veel invloed uitgeoefend.
Heden, nu de doodstijding wordt vernomen
kan men er zeker van zijn, dat deze voor
geheel het beschaafde Nederland een
treurmare is. Want Thijm was niet alleen
een uitstekend geleeideen kunstoefenaar,
maar een voorbeeld van humaniteit, van
de meest onbekrompen verdraagzaamheid,
een man, die, ondanks alle verschil van
meening, bij ieder, met wien hij in aan
raking kwam, warme sympathie wist te
wekken.
Mevr. Bosboom-Toussaint, Huet,
Hofdijk, Vosmaer, nu weder Thijm
zoo gaat de oude garde
Onder vele blijken van deelneming is
Donderdag zijn stoffelijk overschot te Am
sterdam op het kerkhof «de liefde" ter aai de
besteld. De eenvoudige lijkwagen, door
bidders en dragers in oud-costuurn bege
leid, was met eenige bloemstukken en
kransen versierd; in een open rijtuig,
dat achter de koets volgde, werden nog
een 25-tal kransen naar de begraafplaats
gebiacht. Tal van vrienden en deputatiën
vari vereenigingen volgden den stoet en
dat de waarzegster met iemand fluisterde.
Op nieuw flikkerden de gasvlammen
op, toen Flammarion weer binnentrad,
en op nieuw werden ze bijna uitgedoofd
toen zij den kleinen spiegel in de hand
nam.
«Van verre zijt gij hier gekomen,
vreemdeling! sprak zij op diepen, treden
den toon. «Groot en belangrijk is de
schat dien gij hierheen hebt gevoerd. Ik
zie dien: een groot, zwart paket, een
kist of zoo iets dergelijks in een rij
tuig wordt hij medegevoerd naar een
plaatsje dat mij toeschijnt een dorp te
zijn het rijtuig breekt en een man
met grijs haar sleept de kist voort.
Waarheen? dat weet ik niet!
Arthur verbleekte. Hoe verwonderlijk
kwamen die opgaven overeen met de tij
dingen van den gendarme, die hem het
zelfde bericht, hoewel in anderen vorm,
had medegedeeld.
«Spreek verder, Flammarion, ik zal
uwe woorden met goud betalen I"
Een spottende glimlach speelde om
den mond der waarzegster.
«Weet gij dan niet, dat Flammarion
nooit geld voor hare diensten aanneemt?
Weet gij niet dat Flammarion alleen dat
gene zegt, wat zij in haar spiegel ziet?
Ik zie nog wel iets van u, maar gij hebt
l niet gevraagd het te vernemen."
sloten zich op de begraafplaats er bij
aan. Ook de burgemeester van Amster
dam en de wethouders Van Lennep en
Driessen waren daar tegenwoordig met
vele autoriteiten op het gebied van we
tenschap en kunst.
In de kapel van het keikhof «de Liefde"
verrichte pastoor Brouwer, van Boven
kerk. den lijkdienst. Aan de geopende
groeve huldigde rector Klöune van het
Begijnhof, prof Quack namens de rijks
academie van Beeldende kunsten, rector
Eygenraam namens de r. k. pers, pastoor
Brouwers, mr. J C. de Marez Ovens en
vele anderen in dicht en ondicht de groote
verdiensten van den overledene, als vriend,
als burger, als publicist, als beoefenaar
en bevorderaar van kunsten en weten
schappen. Een kinderkoor liet zich bij
tusschenpoozen hooren en besloot de
plechtigheid met het lied Benedictus Do-
minus Deus Israèl, quia visitaris et fecit
redemptionem plebis suae.
Men verneemt dat op Het Loo een
streng onderzoek wordt ingesteld naar de
personen, die inlichtingen verstrekken voor
particuliere berichten aangaande'sKonings
toestand, welke van tijd tot tijd in ver
schillende dagbladen verschijnen. Het
schijnt groote ontevredenheid te wekken,
dat er buiten de offlcieele bulletins po
gingen worden gedaan, om de algemeene
belangstelling van het publiek in's Konings
toestand te bevredigen.
Ten einde de lotelingen der lichting
1889, die zich in den dienst der militie
wenschen te doen vervangen door een
militie-plichtige der lichting 1883, daar
toe in de gelegenheid te stellen zonder
hen te verplichten tijdelijk zelve in wer-
kelijken dienst te treden, zijn de comman-
deerende officieren van de korpsen der
landmacht, door den minister van oorlog
aangeschreven, aan zoodanige lotelingen,
op hun verzoek, een verlof bij de inlijving
voor hoogstens ééne maand te verleenen,
zoo geen onvoorziene omstandigheden, die
opnieuw eene verlenging van den dienst
tijd van laatsgenoemde lichting noodza
kelijk zouden maken, zich tegen bedoelde
regeling verzetten.
- Jl
«O, zeg het mij, Flammarion!"
«Gij hebt eene vrouwe, eene beeld-
schoone vrouw. Haar stem, waaneer zij
spreekt of zingt, is helder en zuiver als
de toon eener klok. Heb ik goed gezien,
vreemdeling
«Zeker maar verder Flammarion
«Stelt gij in haar vertrouwen?"
Arthur gevoelde een brandende pijn
in zijn hart. «Zij is een brave vrouw!"
riep hij opgewonden.
«Wanneer gij bij haar zijt, ja; maar
zoo gij hier in dezen spiegel de gestalten
zoo kondet zien ais ik, zoudt gij wel tot
andere gedachten komen."
«Flammarion
«Ik zie een nette woning een beeld-
schoone vrouw zit onder de veranda
niet alleen naast haar zit een man,
donker van kleur en van gelaat, met
vollen baard hij trekt haar tot zich
zij zinkt aan zijne borst haar ronde
arm omvat den hals van den man die
een woord uitspreekt, dat als Verena
klinkt."
«Gij liegt, Flammarion!"
«Ge kunt mij niet beleedigen, vreem
deling ik ben het werktuig van edne
boogere macht. Opdat gij echter zien
moogt dat ik rnij niet in den persoon
vergist heb, zoo zie naar dezen kant!"
De gasvlammen schoten helder op en
Tevens werden de commandeerende
officieren gemachtigd aan ieder militie-
plichtige der lichting van 1883, die daar
voor in aanmerking komt, een voorloopig
bewijs van goed gedrag af te geven.
Aan den Minister van Binnenland-
sche Zaken is door de leden van het
Dagelijksch Bestuur van hel Nederlandsch
Gymnastiek-Verbond eeu adres gericht,
waarin zij er op wijzen, dat zij onder het
10-tal leervakken, die volgens art. 2 der
wet van 17 Augustus 1878 op het La
ger Onderwijs in de school moeten on
derwezen worden, met bevreemding en tot
hun leedweezen steeds de gymnastiek
hebben gemist; te meer, daar op de
scholen voor middelbaar onderwys dit
leervak volgens de wet verplichtend is
gesteld.
Redenen, waarom zij zich namens den
Bond tot den Minister wenden met het
eerbiedig verzoek, dat het Z. E. moge
behagen de noodige stappen te doen, op
dat de gymnastiek onder de verplichte
leervakken der lagere school worde op
genomen, en haar weldadige invloed,
die reeds door zoovelen wordt ondervon
den, ook ten deel valle aan de kinderen
des volks, voor wie de lagere school is
bestemd.
Uit Rotterdam wordt gemeld
Er schijnen plannen op touw gezet te
zijn om ook hier eene socialistische volks
vergadering op groote schaal te houden,
zoogenaamd om van gedachten te wisselen
over de aanhangige wetsvoordiachl tot
het tegengaan van overmatige arbeid
van vrouwen en kinderen, eene herhaling
dus van hetgeen in den Haag heeft plaats
gehad.
De verschillende werklieden-en vakver-
eenigingen alhier en in de omstreken
zijn uitgenoodigd, aan de «betooging"
deel te nemen. Voor zoover die vereeni
gingen echter niet in banden zijn van de
socialisten, zullen zij aan de uitnoodiging
geen gevolg geven.
Bij de firma Thieme zal binnen
eenige dagen verschijnen: IS Nederland,
in gevaar? naar aanleiding der brochures
van Henry Tindal, door A. A. Beekman,
schrijver van Nederland als Polderland
van de bekende Militaire Artikelen in het
Nieuws v. d. Dag. er.z. enz. Deze
brochure zal zeer zeker zoowel om hare
verlichtten den tegenovergelegen wand,
waar eene onzichtbare hand het gordijn
wegtrok. Een groot beeld, zoo bet scheen
eene groote photographie van Verena
werd zichtbaar.
Arthur sidderde. Een oogenblik hield
hij zijn hand voor zijne oogen, toen stortte
hij naar het beeld toe en trok het gor
dijn, dat intusschen weder was dichtge
trokken, open.
Alles was verdwenen.
De gasvlammen schenen dol te worden.
Op en neer gingen zij, nu eens samen
trekkende tot een klein blauw puntje,
dan weder opflikkerende tot een schitte
rend licht, terwijl eea doffe graftoon
Arthur in de ooren scheen te blazen
«Vlucht, Arthur, en snel naar haar toe
overtuig u I"
«Flammarion I Flammarion I" riep
Arthur vol vertwijfeling uit.
«Wat verlangt gij, vreemdeling?"
«Ik wil nog meer weten!"
«Flammaiion heeft gezegd, wat zij ge
zien heeft!" klonk het antwoord op dof
fen toon.
«Maar wat gij zeidet, is niet waar! Ik
wil, ik moet u nog eenmaal zien I"
«Flammarion schenkt heden aan nie
mand meer gehoor!"
«Dan gebruik ik geweld!" riep Arthur
buiten zichzelven.