NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad DE ERFGOEDBEZITTER. UTRECHT EN GELDERLAND. No. 77. Woensdag 25 September 1889. Achttiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. die zich met 1 October u.s. op dit blad abonneeren, ontvangen de voor dien datum ver schijnende nummers gra tis. BINNENLAND. Feuilleton. &MI1SFD0BTSCII C0D1ANT. VOOR abonnementsprijs: 1 Per 3 maanden 1.Franco per post door het gebeele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 6 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Aan onze geaclitc Abonnc's! Als PREMIE voor het aanstaande kwartaal is het ons ditmaal mogen ge lukken, niet minder dan een oorspron- kelijken Historiscken Roman van den beroemden Schrijver Jf. HOF VAX BFRES te kunnen aanbieden. Al onze abonne's en ook zij die zich met 1 October a. s. op ons blad wen- schen te abonneeren, hebben het recht achterstaanden BON in te vullen en aan ons bureau te bezorgen, (s. v. p. voor SO September a. s.) Het boek wordt in de eerste weken van hel nieuwe kwartaal aan alle inteekenaren toegezon den. iW Men leze s. v. p. verder achterstaande advertentie. DE UITGEVER. Naar de N. B. Ct. verneemt, is bij het departement van waterstaat een wets ontwerp in bewerking, om kleine rivie ren in beteren toestand te brengen. Deze zullen óf van rijkswege verbeterd worden óf door de betrokken besturen met rijks subsidie. De verbeteringen zullen zich echter bepalen tot het hoog noodige voor scheep vaart en afwatering. 't Is te hopen dat de rivier de Eem er ook onder begrepen zal zijn. Op de Indische begrooting voor 1890 is de opbrengst van de opiumpacht voor Java en Madura geraamd op f9.700.000, voor de buitenbezittingen op f 4.606.000. Wat het laatste cijfer be treft, dit is f950.000 hooger dan de ra ming voor 1889. met het oog op de pachtsommen, die voor 1889 verkregen zijn en voor het meerendeel ook voor 1890 geldig. De raming voor Java en Madura is echter f3 310.000 lager dan de voor de jaren 1887'1889 bedongen pachtschat, ten bedrage van f 13.031.000. In de eerste plaats is deze lageie ra ming noodzakelijk, volgens de Mem. van Toel., wijl de voor 18871889 bedongen pachtsommen niet zijn verkregen. Een twaalftal pachters zijn onmachtig geweest hun pacht te voldoen, de overeenkomsten moeten deswege verbroken worden, er moeten schikkingen gemaakt worden over de betaling van hunne schulden tot een gezamenlijk bedrag van meer dan drie millioen. Hel is niet te verwachten, dat die pach ten in 1890 zouden opbrengen, wat zij in den vorigen termijn niet konden dra gen. Bovendien moet rekening gehouden worden met de depreciatie, als gevolg van de moeielijkheden en verwikkelingen waarin de nalatige pachters zijn geraakt, terwijl de wetenschap, dat de Regeering de aan het pachtstelsel klevende gebre ken wil wegnemen, ook allicht niet zon der invloed zal zijn. lntusschen zijn nog geen maatregelen tot verandering van het stelsel genomen, omdat het overleg van het opperbestuur met de Indische regeering en dat van deze met hare ad viseurs nog niet geëindigd is. De Minister van Koloniën blijft staan op het reeds vroeger door hem aange geven standpunt en ofschoon in Indië geen onverdeelde bijval aan zijn denkbeel den is geschonken, vereenigt de Gouver neur-Generaal zich over het algemeen er wel mede. Opdat niet voor de noodige verande ringen voor geruimen tijd de gelegenheid zoude zijn afgesneden, heeft de Minister herhaaldelijk den Gouverneur-Generaal aanbevolen, de verpachtingen voor slechts een jaar te doen houden. Inkrimping van het aantal thans be staande kitten en daarmede een terug keer tot den wettigen toestand zou zeker reeds een belangrijke stap zijn tot ver mindering van het opiumgebruik. Juist dit punt heeft echter veel bestrijding gevonden op door den Minister niet ge deelde nuttigheidsgronden. Nog onlangs heeft de Raad van Indië geadviseeid tot eene aanzienlijke ver meerdering van het aantal wettige kit ten. De resident Te Mechelen en de di recteur van financiën hadden daarentegen eene andere meening en de Minister heeft reden te betwijfelen of ook de Gouver neur-Generaal wel genegen zij langs dien weg het misbruik van opium te keer te gaan. De Gouverneur-Generaal is er ten volle van overtuigd, dat het opiumgebruik een groot euvel is en, althans voor den in lander. een beletsel om tot welvaart te geraken en zelfs om welvaart te behou den. De minister heeft den Gouverneur-Ge neraal in het algemeen zijne instemming betuigd met de door hem geivenschte wederinvoering err geleidelijke uitbreiding van de verboden kringen, waarin hij zou zien een terugkeer tot het in 1861 aan genomen en in 1870 te kwader ure ver laten stelsel. Hoe reeds nu de verwezenlijking der hierboven ontwikkelde denkbeelden zal worden beproefd, zal nader moeten blij ken. De Minister is nog onbekend met de voorstellen, die eerst in het einde van Juni j.1. door den directeur van fi nanciën werden ingediend. Het denkbcld om liet pachtstelsel te vervangen door een régie van het opium is ook ter sprake gebracht. Het heeftin Indië echter zeer ernstige bedenkingen uitgelokt. De Gouverneur-Generaal vreest bovendien, dat de régie schatten zou kos ten. Toch heeft hij eene bescheiden proef in een of ander gewest buiten Java en Madura aanbevolen. Daarom is dan ook een post uitgetrok ken om een onderzoek te doen instellen naar de werking der opiumrégie in Cochin- China. Een algemeen geacht ingezetene van Utrecht de heer Julien Wolbers, geen onbekende in Nederland, is Zondag j.l. op 70-jarigen leeftijd de eeuwige rust ingegaan, na een welbesteed lever, in den dienst van Gods Koninkrijk, in den dienst van wat werkelijk goed was. Dit bewijzen de vele corporatiën waarvan hij jarenlang een zeer werkzaam lid ot voorzitter was. De overledene was lid van de Prov. Sta tenEere-voorzitter van Patrimonium; jaren lang hoofdredacteur van de Werk mansvriend, later mede-redacteur van het Bondsorgaan Patrimonium voorzitter van de commissie der Blinden-inrichting te dezer stede; voorzitter van de Afdeeling Utrecht van den Ned. Militairen Bond; hoofdredacteur van de Nederlandsche Krijgsman, enz. Tot erkenning van zijn verdiensten werd de heer Wolbers, kort na het ver schijnen van zijn boek, de Geschiedenis van Suriname, door Z. M. den Koning ver eerd met de Ridderorde van de Eiken kroon. Naar men verneemt, heeft Z. M. de Koning het verlangen te kennen ge geven, dat in alle garnizoenen waar mi litaire muziekkorpsen verblijf houden, door die korpsen eene uitvoering ten behoeve der slachtoffers van de ramp te Antwer pen, zal gegeven worden. Ter gelegenheid van het herdenken der opening voor vijftig jaren van den eersten spoorweg der H. IJ. S. is een eenig stel van een gedenkpenning in goud, zilver en brons vervaardigd, hetwelk door den raad van administratie dier maat schappij aan het Rijk ten geschenke is aangeboden, en in het Koninklijk Pen ningkabinet te 's-Gravenhage geplaatst wordt. Aan den schenker is de dank der Re geering overgebracht. Bij de firma E. J. Brill te Leiden is verschenen het eerste gedeelte van den arbeid van den hoogleeraar mr. H. van der Hoeven te Leiden, in zake de herzie ning van het militair strafrecht. Door vele ingezetenen van Utrecht is bij het gemeentebestuur aldaar aange drongen op eene veiliger bewaarplaats der petroleum, welke in een der plant soenen gevestig is, en bij een onverhoopt brandgevaar in het aan het magazijn grenzende woonhuis, eene niet te over- ziene ramp voor de stad ten gevolge zou hebben. De heer Henri F. R. Brandts-Buys legt de laatste hand aan zijn Hollandsche opera Albrecht Beyling, tekst van M. A. Caspers. Deze opera kan dus dezen win ter nog worden opgevoerd. (De Portefeuille). De trein van de GelderschOver- ijselschenLokaalspoorweg, die Zaterdag te 9.14 van Enschede vertrok, is bij de halte Usseloo ontspoord. De locomotief en een waggon 3e klasse kwamen in de sloot terecht, terwijl de waggon '2e klasse dwars over de rails kwam te staan. Eén passagier werd licht aan den arm gekneusd. De oorzaak is vooralsnog on bekend. Dr. J. H. Gunning, laatst kerkelijk hoogleeraar te Amsterdam, aanvaardde Zaterdag het professoraat in de godge leerdheid aan de Rijks-Universiteit te Leiden. De gehoorzaal was overvol; ook pro fessoren en predikanten van elders, be nevens vele dames, waren tegenwoordig. Spr. begon zijne rede met de aanhaling van een woord van zijn ontslapen voor ganger, prof. Rauwenhoff: «Elk mensch ziet eigenlijk ten slotte slechts wat hij wil zien," en sprak over de wijsbegeerte van den godsdienst met het oog op het godsdienstig standpunt der gemeente. De redenaar verdedigde de volgende stellin gen: de wijsbegeerte van den godsdienst eischt: 1. vrijheid voor de wetenschap van den godsdienst; erkent: 2. de histo rische ontwikkeling van den godsdienst, en geeft: 3. eene werkelijke verklaring van den godsdienst." Wijzende op het verschil in geestes richting met zijne nieuwe collega's, ver klaarde hij te zullen trachten datgene hoog te houden, waarin zij niet ver schillen. Zaterdag barstte een geweldige on weersbui boven Den Haag los. De eerste slag, die eenige seconden aanhield, deed door heel de stad de gebouwen trillen. De bliksem sloeg in den toren van de Jacobus kerk in de Parkstraat en volgde de gasleiding. Bij den meter verliet het hemelvuur deze geleiding en stak de houten kast van den meter in brand. De felle vlam werd met zand gebluscht. Verschillende spuiten waren terstond ter plaatste, maar behoefden geen water te geven. Ook op een ander punt van de stad scheen de bliksem te zijn ingeslagen. Een hevige vuurgloed deed vennoeden, dat in den omtrek van het Hollandsche spoorwegstation brand woedde. Later bleek echter, dat er brand tusschen Rijswijk en Wateringen was. Tijdens een vreeselijk onweder is Zaterdagmiddag de snuifmolen aan het jaagpad tusschen Delft en de Hoorenbrug EEN YERHAAL DOOR GBSTAAF JflERITZ. 29) Daar mijn vriend zelf welgesteld is, verlangt hij niet naar grooteren rijkdom, maar alleen naar het bezit van liefheb bende harten, waaraan hij door de hei ligste banden des bloeds verbonden is." «Waar, waar bevindt zich uw vriend riep Serena, bijna buiten zich zelve van vreugde. «Laat hij zich haasten om twee menschen overgelukkig te maken." «Hij bevindt zich in uwe naaste om geving," antwoordde Beaujeu met zekere schroomvalligheid. «Ach Serena, mag ik het wagen, ik, uw broeder Jozef van Durrenstein, u als mijne veelbeminde, dierbare zuster te begroeten Met een kreet van vreugde zonk Serena in de uitgestrekte armen van Beaujeu en voelde diens vurige kussen op lippen en wangen branden. «Maar," sprak Beaujeu, of liever Jozef van Durrenstein, terwijl hij Serena los liet," hoe zullen wij onzen dierbaren vader van mijne aanwezigheid kennis geven en overtuigen Zou hij mij reeds gelooven als ik hem aan al die kleine bijzonder heden uit mijne kindschheia herinner, die voor mij zoo onvergetelijk gebleven zijn? Wanneer ik hem vooral het aan denken van mijne zalige moeder in het geheugen riep, die om mijn leven te redden het hare opofferde? Wel is waar ben ik in het bezit van het Schotsche kieltje dat ik bij dat spoorwegongeluk aan had, en dat mijn pleegvader (wiens naam ik als zijn pleegzoon draag) zorg vuldig heeft bewaard, met al het bloed er aan, zooals hij mij daar vond liggen. Ook heeft mijn pleegvader op zijn steif- bed, het mij ontdekte geheim in tegen woordigheid van den burgemeester van het naburige stadje, en van een notaris laten opschrijven en het door vijf getuigen laten onderteekenen. Maar zal dat alles voldoende zijn, om de echtheid van mijn persoon, vooral door uw familie, builen twijfel te stellen Serena kon daar niet dadelijk op ant woorden. Het vuur waarmede Beaujeu haar gekust en omhelsd had, had haar eenigszins in verwarr-'ng gebracht. Zij was bedaarder van aard, maar zij schreef de onstuimige gevoelens van haren weergevonden broeder toe, aan zijn lang verblijf in zuidelijke streken, waar het bloed vuriger en sneller door de aderen bruischt dan bij de Duitschers. «Onze verhouding als zuster en broeder is mij nog zoo nieuw en onverwacht," sprak Serena, terwijl een lich'te blos haar wangen kleurde, »dat er nog eenigen tijd zal moeten verloopen, eer ik mij aan den vertrouwelijken omgang tusschen zuster en broeder zal kunnen gewennen. Wat onzen vader betreft, laat het maar aan mij over, om hem op de blijde verrassing voor te bereiden, dat zijn lang betreurde zoon nog in 't leven, ja zelfs zonder dat hij het weet in zijne nabijheid is. Tot den tijd dat onze vader u erkend heeft en gij de bewijzenuwer afkomst hebt overgelegd, moetgij daarover tegen ieder een bet diepst stilzwijgen bewaren, vooral bij onze bloedverwanten ip Durrenstein, die gij door uw verschijning als de recht matige erfgoed bezitter niet veel pleizier zult doen." «Och dat eigendom I" zuchtte Beaujeu. dat schijnt mij toe de grootste hinderpaal voor mijne erkenning als een Durrenstein te zijn. Bestond dat maarniet I Het weer zien van een ouden vader en eene dier bare zuster gaat bij mij boven alle aardsche goederen." Dit zeggende vatte Beaujeu Serena's rechterhand, om door een vurigen hand druk de waarheid zijner woorden te bevestigen. Verlegen maakte Serena hare hand los uit die van haren broeder en zag naden kend voor zich heen. «Ik moet echter, zoo sprak Beaujeu, dien wij deze naam zullen blijven geven tot zijne erkenniDg «naar Durrenstein terug waar ik het bebloed kieltje en het gerechtelijk bewijsstuk nopens de verkla ring van mijn stervenden pleegvader be waard heb. Goede hemel indien de kamerheer of Edgard eens de groote waarde van deze twee dingen kenden, die ik geborgen heb in eenen ongesloten lade van de schrijftafel diedaar in mijn kamer staat, wat zouden ze die beiden spoedig vernietigen! Ik moeteroniniddellijk heen om mijne kostbaarheden tot mij te nemen." Nadat Beaujeu was weggereden, open baarde Serena haren vader rnet de meeste onzichtigheid het groote geheim. Tegen alle verwachting nam de oude man het zeer kalm op. «De jonge Franschman zou dus mijn Jozef zijn sprak hij. «Urn, dat had ik niet gedacht. Maar het is waar, kinderen worden groot. Ik weet wel dat mijn Jozef niet altijd een kleine jongen had kunnen blijven. Maar ziet ge Serena, als ik mij onzen Jozef als man voorstelde, dan dacht ik moest hij zijn als onze Hans zoo open hartig, rechtschapen, zoo trouw en har telijk. Gij zegt dat Jozef, als zijnde half Franschman, warm bloed heeft. Welnu dan moest hij, zou ik denken, zonder omwegen en zonder uwe tusschenkomst. zich als mijn kind te kennen hebben gegeven, zich in mijne armen geworpen mij aan zijn borst gedrukt, en mij met de teederste liefkozingen overladen hebben. Daarentegen verbergt hij zich achter u en rijdt heen, om een stuk papier en een kieltje te halen. Wonderlijk, zeer wonderlijk Nu, Serena was veeleer over de vur ige kussen en teedere omhelzingen van Beau jeu verbaasd geweest, dan dat zij zich zooals haar vader over zijn koelheid te beklagen had gehad. Op vergoèlijkenden toon hernam zij: «Lieve vader, als Jozef aan zijne kindei lijke gevoelens niet dade lijk den vrijen teugel liet, dan heeft hij dit gedaan uit bezorgdheid voor uwe ons zoo dierbare gezondheid. Een plotselinge, overgroote, onmogelijk gewaande vreugde kan evenals een hevige schrik den mensch niet slechts van het verstand, maar zelts van het leven berooven." (Wordt uervolgdj.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1