NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Magdaiena's Eed.
No. I.
Woensdag I Januari 1890.
Negenl^^"|"
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bij den aanvang.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
1MERSF00RTSCHE COUHANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien!
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het is ons niet bekend, geachte
lezers
Het ons wordt natuurlijk de redactie
der Nieuwe Amersfoortsche Courant be
doeld, en meer in 't bijzonder de man,
aan wien de eervolle taak is opgedragen
u alle weken een hoofdartikel aan te
biedenterwijl, onder de algemeene
benaming van „lezers," in de eerste
plaats de lezeressen in aanmerking komen;
het is ons niet bekend of gij er van
houdt, genieuwjaarwenscht te worden.
Misschien kan dat er naar zjjn. Wan
neer een „veel heil en zegen" u wordt
toegebrabbeld met geen ander doel, dan
om een fooitje te doen overspringen in
den heiibegeerigen zak van een wen-
scher van beroep, wien het voor bet
overige niemendal kan schelen of 't u
goed gaat of niet, dan is het te begrij
pen dat de plechtigheid u koud laat.
Komen daarentegen lieve huisgenooten;
wier geluk onafscheidelijk aan het onze
is verbonden, welmeeDende bloedver
wanten of hartelijke v iAhdèn, ons bij
het intreden eens nb ven jaars een
vroolijken groet breng' o, dat is
heel iets anders.
Mogen wjj voor een ucgenblik onder
de laatsten een plaatsje innemen Het
is toch waar dat een schrijver, al is zijn
werkkring ook nog zoo bescheiden, bij
de vervulling van zijn plicht bezield
moet zijn door de gedachte, dat hy tot
vrienden spreekt. Een auteur in den
gewonen zin des wooijls rekent zoo'n
beetje ook op de waard èéring van het
nageslacht; een journal kan die illusie
niet hebben, maar mor jjjn troost zoe
ken bij zijn tijdgenootei. Mist hy hun
byval, dan kan hy zyn matten wel op
rollen, als een schor g worden zanger.
Deze wetenschap doet tusschen schrijver
en lezers een band ontstaan, die den
eerste het recht geeft te vermoeden, dat
een heilgroet, door liem uitgesproken,
met toegenegenheid zal worden aanvaard.
Wat verder die wensch voor elk on
zer inhoudt, behoort tot het domein van
het private leven. Hoe ouder wy worden
des te vaker hebben we hoopvolle ver
wachtingen in rook zien vervliegen, te
vergeefs dë vervulling van dierbare wen-
sehen verbeidmaar des te vaster is
ook de overtuiging geworden, dat het
leven veel schoons aanbiedt voor wie
it met ernst opvat en zich trouwe
plichtsbetrachting ten doel stelt. Moge
het jaar 1890 ons die ervaring in ruime
mate schenken!
Op ons standpunt hebben we ons
meer met algemeene dan met particu
liere aangelegenheden bezig te houden,
en de wensclien, die we voor het nieuwe
jaar uitspreken, betreffen meer de ge
meenschap, waarvan wy deel uitmaken.
Als oprechte vaderlanders voelen we ons
hart warm kloppen voor vorst en volk,
voor de maatschappij in haar veelzydige
vertakkingen, en allen stemmen we sa
men in den wensch, dat een milde
stroom van zegeningen Koning en Va
derland moge toevloeien.
Nog levendig herinneren we ons, hoe
by den aanvang van liet vorig jaar de
gezondheidstoestand van den Koning het
ergste deed vreezen; reeds was dat jaar
cenige maanden oud, toon nog niemand
durfde verwachten uit het veertigjarig
regeerings-jubileum gevierd zou kunnen
worden. En ziet, als door een wonder
veranderde dat alles; in allerijl maakte
men schier overal toebereidselen, en de
Koning mocht, by zyn aanvankelijk her
stel, de ondubbelzinnigste bewijzen ont
vangen van de liefde zyrier onderdanen.
Het was. ons, als had de zon den wol
kensluier verbroken, en sedert bleef zij
schijnen; de grijze Vorst, wiens levens
avond verhelderd wordt door de zorgen
onzer geëerbiedigde Koningin, en door
den aanblik van de ontwikkeling dei-
Prinses, op wie de Nederlandsclie natie
haar hoop voor de toekomst vestigt,
blijve nog vele jaren het Hoofd van den
Staat, de drager onzer nationale eenheid.
Zjj 1890 in de eerste plaats het Konin
klijk gezin gunstig
Voor ons vaderland moge het wel
vaart schenken en den vrede doen be
waard blijven. Als kleine natie koesteren
we geen eerzuchtige plannenons hoogst
verlangen is, met rust gelaten te worden.
Zoeken de groote mogendheden, door
onderling wantrouwen bezield, baar
kracht in reusachtige wapentoerustingen,
vurig hopen we, dat de oorlogsfakkel
gebluscht moge blijven, opdat ook wij
niet genoodzaakt worden onze zelfstan
digheid 'gewapenderhand te verdedigen.
Met dat al rekenen wy er op dat onze
Regeering ernstig doordrongen zy van
haar plicht, om voor die onverhoopte
vredesverstoring ons volk behoorlijk
voorbereid te doen zynmoge het jaar
•1890 niet voorbijgaan, zonder dat liet
wezenlijk spoedeischend vraagstuk onzer
landsverdediging tot een oplossing is ge
bracht.
Met deze en vele andere quaes ties,
welker regeling niet kan worden uitge
steld, zullen we gereed komen, als ons
volk en zijn vertegenwoordiging by den
wetgevenden arbeid geleid worden door
het beginsel, dat slechts door eendracht
samenwerking is te verkrijgen. Het woord
„pacificatie" is in het afgeloopen jaar
zegr dikwijls 'gebezigd thans moet blij
ken,"dat het met de zaak zelve ernst is.
Een huisgezin, dat in zichzelf verdeeld
is, kan niet bestaan laat ons toch zoo
weinig mogelijk medewerken om poli
tieke hartstochten te doen opflikkeren;
zoeken we hier by voorkeur naar het
geen'ons gescheiden houdt, maar trachten
wc tot eenBieiiiiuighertAtc koinen om
trent hetgeen we zonder opoffering van
eigen beginselen kunnen tot stand bren
gen. In een staat, welks instellingen de
vrye gedachte huldigen, kan het niet
anders, of er wordt over de belangrijk
ste zaken verschillend geoordeeld; met-
goeden wil is een vruchtbare samenwer
king geenszins uitgesloten-.
Te meer is dit noodig, nu op sociaal
gebied de vrees.- voor rustverstoring,
blijkens reeds opgedane 'ondervinding,
geenszins denkbeeldig is. Het'gaat niet
aan, de beweging tot lotsverbetering, die
zich bij de arbeidende klasse openbaart,
eenvoudig te negeeren; zy is er, en zy
heett recht van bestaan. Maai daarom
komt het er juist op aan, haar in de
goede ricliting té doen blijven mannen
van invloed, die het goede willen, en
die prys stellen op de handhaving van
de maatschappelijke orde, moeten de
leiding niet in handen laten van lieden,
wien het alleen te doen is om een alge
meene beroering in het leven te roepen,
die hen gelyk. zjj hopen naar boven zal
voeren. Wat er onvolmaakts is in de
bestaande toestanden, moét door samen
werking van alle maatschappelijke klas
sen verbeterd worden, opdat ons Neder
land bet voorbeeld geve van een vreed
zame hervorming, waar men elders zyn
toevlucht neemt tot revolutionnaire be
wegingen.
Zij ook voor onze gemeente het jaar
1890 een goed jaar. Onzen bestuurders
wenschen wy een warm hart toe voor
al wat dienen kan om haar welvaart te
verhoogen, haar aanzien te doen toene
men. Dat de belangstelling onzer bur
gerij in de publieke zaak tot een boog
peil klimme, en dat, waar aller mede
werking wordt ingeroepen om Amersfoort
tot bloei te brengen, niemand zich on
betuigd late om naar de mate zjjner
krachten daartoe bij te dragen. Dat bin
nen onze veste handel en nyverheid zich
gestadig ontwikkelen mogen, op dat van
de hand, die armoede wil lenigen, immer
minder gevergd worde.
Gods zegen ruste op het jaar dat pas
ter kimmen rees!
In de St.-Ct. van 30. Dec., n°. 306.
zijn afgekondigd de wet van 14 Dec.
1889, Slbl. 177, houdende de gewijzigde
Wet op het Lager Onderwijs en het be
sluit van 25 Dec. 1889, Slbl. 197, hou
dende het gewijzigde Reglement van den
dienst op de Spoorwegen.
De rangeer-terreinen alsmede de
overwegen van het Oosterspbor, station
te Utrecht Maliebaan, zullen electrisch
worden verlicht.
Ten Hate's uitvaart.
Maandagmorgen te 11 uur vertrok de
lijkstoet van bet sterfhuis, doch eerst te
12 uur was men op de Oosterbegraaf
plaats.
Zoowel aan het sterfhuis als op het
kerkhof verdrong zich een dichte menigte
belangstellenden.
De lijkbaar was met vele en fraaie
kransen bedekt, waaronder een van de
Vereeniging van Ned. Letterkundigen en
een van de directie van het Grand The
atre, waarvoor ten Kate, destijds de
Maria Staart en de Faust met zooveel
succes vertaalde.
De kist werd op het keikhof door di
akenen en ouderlingen van de Ned. Herv.
Gemeente gedragen.
Om de groeve schaarden zich behalve
de beide zoons en verdere familieleden,
vele predikanten, afgevaardigden van het
kerkbestunr, de Vereeniging van Ned.
Letterkundigen, een der directeuren van
het Grand Theatre en ook de burgemeester,
mr. G. Van Tienhoven.
Nadat de kist in de groeve was neer
gelaten, sprak de jongste zoon, mr. ten
Kate, in poëzie een afscheidswoord aan
zijn vader.
Namens het bestuur der Ned. Herv.
Gemeente bracht zijn voorzitter, Ds.
Wiersma, ten Kate in herinnering als
prediker en hoe hij met zijn bezielende
taal den weg had gevonden tot veler
harten.
Dr. E. Laurillard herdacht zijn vriend
als dichter en sprak den kinderen een
woord van troost toe. Hij hoopte dat de
slotoverdenking bij ten Kate's groeve zou
zijn: «God gaf" en wat gaf Hij ons
in ten Kate? «God nam" hoeveel
ontnam hij ons? «De naam des Hee-
ren zij geloofd."
De oudste zoor,, de heer J. J. L. ten
Kate Jr., dankte ten slotte allen voor de
aan zijn vader bewezen hulde, vooiui
hen, die hem zijn geheele leven trouw
waren gebleven. Van zijn trouw aan den
vader gaf hij in poëzie zijn hart lucht.
Hiermede was de plechtigheid afge
loopen.
Van de Nederlandsche handels-rei-
zigersvereenigidg, opgericht 1. December
1874 te Rotterdam, is het vijfde jaarver
slag verschenen.
Het ledenaantal der vereeniging bedroeg
op 30 November 1889 154; voor het
nieuwe vereenigingsjaar zijn reeds weder
eenige nieuwe leden aangenomen.
Drie leden stierven hunne erven ont
vingen de uitkeering van f600. Het
maximum der uitkeering is voor het «ei
gende jaar weder op f600 bepaald.
Wegens verlies van betrekking zonder
eigen schuld zijn twee uitkeeringen ge
daan, een voor 4 weken en een voor 8
weken k f 10.
Het reserve-kapitaal der vereeniging-is
tot f29,345,44 gestegen.
De Utr. Crt. meldt dat ook aldaar ter
stede de influenza of griep in verschillen
de gezinnen voorkomt: de ziekte heeft
echter geen kwaadaardig karakter.
Een niet alledaagsch ongeval, dat
zeer ernstige gevolgen had kunnen heb
ben, had Zondagavond te Winterswijk
DOOR
Cli. DES LTS.
Naar het Fransch.)
19) De toorn van Barnabé, dieernubij-
kwarn, was duidelijk uitgedrukt.
Bravo, Pieter! riep hij uit, gij zijt
een moedige jongen!.... Wij zijn twee
knappe jongens maar het was hoog tijd
dat ik u te hulp kwam Hé wat heb ik
die jongens gegeven!.... Rechts en links!
Het regende klappen uit mijne handen
Laten de ouders er zich nu maar in
mengen en mij een tweede pak slaag
geven, des te erger voor hen!.... Als ik
kreupel wordt, ik zal er niet om treu
ren.
Intusschen overlaadden Magdalena en
Jan hem met vragen. Niettegenstaande hun
ne stilzwijgendheid viel het gemakkelijk te
begrijpen dat men reeds sedert eenige da
gen debeide kinderen beleedigde en plaagde
met het kennelijk doel om ze uit de
school te houden.
Tegen Pieter duifde men niet veel,
want hij had zich weten bevreesd te
maken. Maar de meisjes, nog onmeedoo-
gender dan de jongens, hadden het op
Jeannettè gemunt. Bij 't uilgaan van de
school hadden zij haar aangevallen. Haar
broeder was haar te hulp gesneld. De
andere jongens hadden nu meegedaan.
En zoo was do strijd ontstaan!
Maar wat heeft men mijne kinderen
te verwijten? riep de vader telkens uit.
Wat hebben zij dan gedaan? Van waar
die vijandelijkheden? Waarom die haat?
Bij elk dier vragen, keken Jeannetle
en Pieter Barnabé aan en smeekten hem
met de oogen niet te antwoorden.
Het antwoord werd gegeven door de
schoolkinderen zeiven, die zich in 't veld
verspreid hadden en nu achter het huis
voorbijliepen. Onder hun geschreeuw
hoorde men duidelijk de kreten
Weg met den zoon van den moor
denaar Voort met de dochter van den
dief!
Jan Michaud legde zijn handen op het
hart alsof hij eensklaps een zware pijn
gevoelde. Toen werd zijn gelaat zoo bleek
als een lijk, hij wankelde en viel op een
stoel met den wanhoopskreet
Zij ook! Zelfs mijne kinderen I Had
ik mij dan den hals moeten laten afsnij
den Wellicht had men dan medelijden
met ze gehad
Zij hadden zich in de armen van hun
vader geworpen. Alle drie stortten heete
tranen.
De moeder bleef staan, haar blik naar
boven gericht en met deze woorden op
de lippen-:
Rechtvaardige God! sta mij bij!....
Geef mij een teeken een lichtstraal
wijs mij een spoor!
Weldra kwamen de onderwijzers en de
burgemeester bij Michaud Om hunne ver
ontwaardiging te betuigen over die woeste
vervolging en om te belovèn dat zij er
goed orde op zouden stellen dat zulk een
schandaal niet meer zou plaats hebben..
Jan Michaud schudde het hoofd met bit
ter ongeloof. Zijn laatste hoop was ver
dwenen.
Toch had er eene omkeering plaats ten
zijnen voordeele. De pastoor, de vrede
rechter, de ontvanger, de leden van den
raad, de gensdarmes en allen die nog
eenige edelmoedigheid, nog eenig gevoel
hadden, allen die nog eenige liefde voor
-recht in 't hart droegen haastten zich hem
bewijzen van achting te geven. Maar de
onwetende, domme, twistzieke menigte
werd daardoor nog meer verbitterd en
opgewonden. Als altijd, beloonden zij die
het meest toegevendheid voor zich zeiven
noodig hadden, zich het minst toegevend.
De geheele bevolking stond op tegen de
Michaud's. Ze scheen verontwaardigd en
verbolgen over de bescherming die de
eerlijke en brave menschen hun verleen
den.
De beleedigingen en de bedreigingen
maakten het noodzakelijk dat sommigen
deswege voor de rechtbank werden ge
bracht. Daardoor werd men bevreesd en
kalm, rnaar alleen schijnbaar. De vijand
schap werd verdoofd, maar onverzoenlij
ker. Woorden, blikken, glimlachjes dui
zenderlei speldenprikken waren het die
onophoudelijk de wonde openreten, die
het hart van meester Jarr deed bloeden,
zoo zelfs, dat hij het betreurde dat hij
zich niet meer in de gevangenis bevond.
De kenteekenen van de ziekte, waaraan
hij gelukkig ontsnapt was, werden op
nieuw zichtbaar. Hij had geen eetlust;
geen slaap, geen kracht meer. Hij had
nu op nieuw werk gekregeD, maar aldra
zag hij wellicht zich niet meer in staat
om te werken. Dat veroorzaakte hem
dubbel verdriet.
Magdalena gevoelde wel dat de arrne
man niet te genezen noch te redden zou
zijn dan door een schitterend herstel van
eer. Daaraan dacht zij voortdurend, en
niettegenstaande het origelukkig gevolg
van hare onderzoekingen, verloor zij den
moed niet
Twee maanden waren er reeds verloo-
pen sedert hunne terugkomst, tien maan
den sedert het plegen van den moord.
Waar hield de moordenaar zich op? Eens
ging Magdalena naar den burgemeester
om hem te vragen of iemand de land
streek met der woon had verlaten? Nie
mand! Zij dacht zich half gek om het
spoor te vinden van het gestolen geld.
Geen enkel inwoner van het dorp had
zijne uitgaven vermeerderd; geen enkele
verdachte aankoop was er in den omtrek
gedaan.
Te vergeefsch raadpleegde zij Gaudoin,
Barnabé, hare gerinste indrukken, haar
vroegste herinneringen. Zij ging naar alle
markten in het arrondissement en keek
op de markten en in de herbergen in
ieders gelaat, leende koortsachtig het oor
aan elk gesprek.
Niets! altijd niets! Hare gezondheid
werd ondermijnd. Het voortdurend pein
zen over ééne zaak leidt lot waanzin
Zij vreesde waanzinnig te worden. Men
sprak er over en om haar te plagen,
leidde men haar dikwijls op een verkeerd
spoor. Zij ook had den slaap verloren,
en wanneer haar echtgenoot bij toeval
sliep en de nacht somber was, stond zij
in stilte op, sloeg een enkel kleedingstuk
over hare schouders en liep zoo door de
straten, om de boerderijen heen, met haar