NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
Majdalena's Eed.
No. 2.
Zaterdag 4 Januari 1890.
Negentiende jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
AMEBSFOORTSCHE COURANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Oudejaars-avond woonde H. M. de
Koningin met H. K. H. Prinses Wilhel-
mina, te midden van eene bijzonder tal
rijke schare, de Godsdienstoefening bij,
onder gehooi van ds. Hattink, die tot
tekst gekozen had 1 Sam 7 12b.
Uit Apeldoorn meldt men, dat
Maandag brand is ontstaan in een schoor
steen van het paleis het Loo; vlak boven
de vertrekken, welke door Z. M. den
Koning bewoond worden. De vlammen
waren van buiten zichtbaar, doch de
brand was spoedig door de aanwezigen
gebluscht.
De Ópper-Ceremoniemeester maakt
bekend, dat, ingevolge de bevelen des
Konings, het hof voor den tijd van acht
dagen, ingaande 2 Jan., den lichten rouw
zal aannemen, wegens het overlijden van
H. M. de Keizerin van Brazilië.
De Minister van Financiën maakt
bekend, dat hij uit Schiedam van een
onbekende ontvangen heeft eene som van
f350, wegens te veel van het Rijk ont
vangen gelden.
Deze week is te 's-Hage overleden
de oudste procureur bij den Hoogen Raad
mr. A. Q. Kraijenhoff van de Leur.
De gepens. kapitein van het O.-I
leger W. E. Willink Ketjen, door de
rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot
f100 boete wegens eenvondige beleedi-
ging van den minister van koloniën, mr.
Keuchenius, en wegens beleediging van
dezen bewindsman in de uitoefening van
zijn ambt, de eerste door middel van
een brief aan den minister, de andere
beleediging door een artikel in het blad
De Familiebode, welk vonnis door het
gerechtshof te Amsterdam werd beves
tigd, had zich tegen die uitspraak in
cassatie voorzien. Zijn beroep werd jl.
Maandag voor den Hoogen Raad behan
deld.
De raadsheer mr. Van Blom las als
rapporteur in deze zaak hoofdzakelijk het
vonnis der Amsterdamsche rechtbank
voor, waarin de voor mr. Keuchenius
beleedigende uitdrukkingen zijn vermeld
en legde tevens over een memorie van
den heer Ketjen, waarin deze op een
vieital gronden tegen zijne veroordeeling
opkomt.
Ten eerste beweert de requirant. dat
de minister van koloniën ter terechtzitting
verklaard had, zich door het geschrijf
niet beleedigd te achten; ten tweede
wees hij er op, dat niet de minister van
koloniën, doch de minister van justitie
in wiens handen de heerKeuchenius den
brief had gesteld, als aanklager was op
getreden; in de derde plaats ontkende
requirant de bedoeling te hebben gehad
te beleedigen, omdat hij door zijne hande
ling alleen beoogde eene vervolging te
gen hem uit te lokken, en ten laatste
beklaagde hij zich over het niet hooren
der getuigen a décharge, meenende de
rechtbank dat zulks buiten verband met
de zaak stond.
De adv.-gen. mr. Gregory was gereed
om dadelijk conclusie te nemen. Z. i. be
vatte de memorie niets dan feitelijke be
schouwingen, terwijl een nauwkeurig
onderzoek Item geen aanleiding gaf, om
ambsthalve de vernietiging van het arrest
te vorderen, weshalve hij tot verwerping
van het beroep concludeerde.
De Hooge Raad stelde de uitspraak
vast op 20 Januari.
Het handboekje ten dienste der
Ned. Geref. kerken voor het jaar 1890,
geeft een overzicht van het aantal ker
ken, die de reformatie der kerk ter hand
genomen hebben.
In de provincie Gelderland bedraagt
het getal Ned, Geref. kerken 32in Zuid-
Holland 62; in Noord-Holland 28; in
Zeeland 16; in Utrecht 26; in Fiiesland
62; in Overijsel en Drente 16; in Gro
ningen 7 en in Noord-Brabant en Limburg
8. Er zijn dus zamen over het geheele
land 257 Ned. Geref. kerken. Dit getal
moet nog vermeerderd worden met de
kerken, die nadat dit handboekje ter
perse ging, de banden met de Synode
der Ned. Herv. kerk verbroken hebben.
Op het einde des jaars 1888 waren er
over het geheele land 217 Ned. Geref.
kerken verspreid. Alzoo blijkt, dat er in
den loop van het jaar 1889, 40 kerken
het werk der reformatie zijn begonnen
Het derde Internationaal congres
tegen het misbruik van sterken drank,
zal gehouden worden te Chrisliania (Noor
wegen) onder voorzitting van den heer
Dr. Dahl, directeur van het -burgerlijke
geneeskundig bestuur aldaar, van 3—5
September e. k. Als algemeen Secretaris
zal optieden de heer Dr. G. E. Beutzen,
te Ullevold, bij Chrisliania.
Wegens het ijs in de Zuiderzee is
de Zwolsche raderboot niet naar Amster
dam vertrokken. Om Urk zit veel ijs;
de postschuit is niet te Kampen aange
komen. De vaart op de Zuiderzee is ge
stremd.
Volgens den regenmeter der Rijks
landbouwschool te Wageningen, is in de
maand December jl. gevallen 74% mM.
regen tegen 39% mM. in dezelfde maand
van 1888. In 1889 bedroeg de gevallen
regen 749% mM. tegen 783 mM. in 1888.
Te Groningen is op .Oudejaarsavond
tusschen twaalven en halfeen, van den
eersten trans van den Martinitoren eene
uitvoering van koraalmuziek gegeven,
onder directie van den heer H. Heucke-
roth. Uitgevoerd werden Gezang 160.
Psalm 42, Gezang 210 en 242, vNun
danket alle Gott" en ,,Wien Neerlandsch
bloed".
Eene groote menigte menscheD woonde
deze indrukwekkende plechtigheid bij.
De influenza heerscht te Amster
dam zeer sterk. De meeste doctoren zit
ten den ganschen dag van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat tusschen de wie
len. Enkele doctoren zijn zelf reeds aan
getast. Onder de jeugd heerscht de ziekte
zeer hevig. O. a. de R. C. Zusterschool
van de Piusstichting in de Kerkstraat is
gesloten, met het oog op de vele zieke
kinderen en zieke zusters.
Een geneesheer te Amsterdam
schrijft aan het Nieuws
vNa het bekend worden van de ge
vallen van influenza in het militaire hos
pitaal alhier kan met zekerheid aange
nomen worden, dat de epidemie zich
over de stad verbreid heeft. Ofschoon ze
op verre na niet zoo hevig is als in an
dere groote steden in het buitenland,
waar de zieken bij tienduizenden geteld
worden, is toch ook hier liet aantal zie
ken belangrijk toegenomen en zijn in
vele huisgezinnen verschillende leden
daarvan ziek geworden. Ofschoon de
ziekte meestal met koorts gepaard gaat,
vertoont zij echter geen gevaailijk ka
rakter, doch is hel zeker voor ieder, die
koortsig of ongesteld is, raadzaam zich
in acht te nemen, daar het in enkele
gevallen voorkomt, dat de ziekte aan
leiding geeft tot bronchitis en longont
steking, en men mag aannemen, dat
vooral dit laatste door gepaste behan
deling doorgaans kan worden voorkomen.
Voor menschen, die reeds lijdende zijn
aan long- of hartziekten, is de influenza
dan ook niet zonder gevaar.
Prof. Hirsch, te Berlijn, sprak in een
van zijne laatst gehouden colleges over
de influenza en deelde o. a. mede, dat
zij altijd epidemisch optreedt en er epide-
miën hekend zijn, die van de verst ver
wijderde deelen van Oost-Azië zich lang
zamerhand over geheel Azië, Europa en
van hier uit naar Amerika verbreid heb
ben. In het jaar 1789 breidde de ziekte
zich over bijna het geheele noordelijke
gedeelte der aardoppervlakte uit. De
eigenaardigheid, dat de ziekte zich steeds
in ééne richting verbreidt (meestal van
het Oosten na3r het Westen), pleit er
voor, dat een zeker stoffelijk iets, wat
tot dusverre onbekend is, door de lucht
wordt medegevoerd. Hiervoor pleit vooral
dat belangrijke geval, waarde bemanning
van een schip op den Atlantischen Oceaan
door de influenza op een tijd werd aan
getast, op welken, volgens berekening
de met ziektestoffen bezwangerde lucht
over het schip moest heenstrijken.
De ziekte is intusschen niet besmette
lijk, zooals dit b.v. bij mazelen en rood
vonk het geval is, en de epidemie duurt
gewoonlijk 14 dagen tot 4 weken. Tot de
cholera staat, volgens Hirsch, de ziekte
in geen betrekking; sedert 1831, toen
zij het uitbreken der cholera voorafging,
traden beide altijd geheel afzonderlijk op.
Te Rotterdam is de influenza heer-
schende.
Volgens geruchten zijn aldaar een en
te Overschie zes personen daaraan over
leden.
Te Lunteren (gem. Ede) is Woens
dagmiddag het zoontje van H. van E.,
hetwelk voor zijne ouders een boodschap
ging doen, nabij de boerderij De Groote
Goorin eene kolk door het ijs gezakt
en verdronken.
De gemeenteraad van Venloo heeft
besloten, het voormalige fort »de Ginkel"
te slechten en lot villa-park in te richten.
Voor dit doel is f 10.000 toegestaan.
Het terrein zal in publieke veiling komen,
in stukken van 8 tot 21 aren. Breede wegen
en plantsoenen zullen het verfraaien.
Door het bestuur van de afdeeling
Amsterdam van liet Nederlandsch Werk
lieden Verbond Patrimonium is een cir
culaire verspreid, waarin het bestuur er
op wijst, dat de afdeeling thans telt
700 leden, ongeveer "io van de getal
sterkte van het Verbond. Zij is dan ook
de grootste afdeeling. En toch mist zij,
wat voor hare ontwikkeling en bloei
onontbeerlijk is, een eigen vergaderlocaal.
Reeds jaren lang werd die behoefte ge
voeld, maar steeds stuitte de vervulling
ervan af op het gebrek aan geld.
Door vroegere giften enz. bezit de
afdeeling ongeveer f 1500, maar wat
zegt dit, waar tusschen de 30- en 40,000
gulden noodig is?
Het bestuur dringt daarom bij vrien
den aan, die som bijeen te brengen.
Te Barneveld worden pogingen aan
gewend om eene kiesvereeniging op te
richten tegenover de daar bestaande
kiesvereeniging van anti-revolutionaire
richting. Verscheidene ingezetenen moeten
reeds hebben te kennen gegeven als lid
te willen toetreden.
Mej. Jacobson, onlangs te Wijhe
overleden, heeft aan de diaconie der Ned.
Herv. gem. aldaar f 1000 vermaakt.
Voor de in '1892 te Clingendaal
vanwege de Nederlandsche Harddraverij
en Renvereeniging te houden harddrave
rijen van 3-jarige paarden zijn reeds in
geschreven 10 veulens van den Orlof-
hengst Tabor II, eigenaar Jhr. Q. P. A.
de Marees van Swinderen, te Groningen,
alle in de provincie Groningen geboren.
Te Koekange had onlangs een
brand plaats, waarbij, zooals bekend is
de knecht omkwam. Verdacht van dien
brand te hebben gesticht, werd de dood
graver G. K. aangehouden, doch wegens
DOOR
Oh. DESLTS.
Naar het Franscli.)
X.
JUST.
20) Barnabé heeft het ons reeds gemeld
't was eene lange geschiedenis.
Men zal zich herinneren dat de moeder
van Just, de eerste vrouw van Michaud,
lang en gevaarlijk ziek was geweest en
dat Magdalena op uitdrukkelijk verlangen
van de stervende diens tweede moeder
was geworden.
Just was toen een bizonder ontwikkeld
kind van een ondernemend en vast ka
rakter. Reeds op zijn twaalfde jaar stond
het bij hem onherroepelijk vast wat hij
wenschte te worden. „Ik zal soldaat wor
den I" zeide hij.
Een oud gepensioneerd officier, wiens
kleine woning op een paar geweerscho
ten afstands van Vittel gelegen was,
moedigde de neiging van den jongen
aan.
Jacques Lambert, zoo was de naam
van dien officier, was de zoon van een
boschwachter in de Vogeezen en had
zijne bevordering in den militairen stand
verworven met het geweer en later met
den sabel in de hand op het slagveld.
Na den slag van Waterloo was hij met
halve soldij uit dienst gegaan om na de
revolutie van 1830 eerst weder daarin
terugtetreden. De eerste Afrikaansche
veldtochten deden hem de kapiteins-épau
letten verwerven, maar hij was reeds op
jarenhij wilde dus nier hooger op.
Teruggekeerd in zijn geboorteplaats,
huwde kapitein Lambert de weduwe van
een vroegeren krijgskameraad.
Twee dochters werden uit dien echt
geboren, maar de geboorte der laatste
dochter kostte der moeder het leven.
Het huiselijk leven van den ouden offi
cier was waarlijk treffend. Zijn pensioen,
zijn huis, een paar morgen landhieruit
bestond bijna zijn geheel inkomen. Maar
de harde school van den oorlog en den
tegenspoed had hij niet te vergeefs door-
loopen. Wat orde en zuinigheid betreft,
kon geen enkele huisvrouw zich met hem
gelijk stellen. Hij zelf leerde zijne dochters
de naald hanteeren.
Er ontbrak nog maar aan dat hij
ze exerceeren geleerd hadmaar onge
lukkig waren ze geen jongens.
In dit gebrek zou Just op alleszins
voldoende wijze voorzien. Hoe de kennis
gemaakt werd? zeer eenvoudig. Just Mi
chaud was de algemeen erkende aanvoer
der van het jonge volkje te Vittel. Hij
ging zijne troepen voor naar den woning
van den kapitein, die, door de oorlogs
kreten aangetrokken, zich nedervlijde op
de steenen bank in de schaduw der aca
cias. Onder zijne oogen maakten de jon
gens allerlei manoeuvres. Hij zag dat
gaarne en voelde zich teruggeplaatst in
zijn jongelingstijd. Somtijds zelfs, terwijl
hij zijn lange grijze knevel recht streek,
gaf hij hun raad of deed hij een kom-
mando hooren dat de jeugdige vrijwilli
gers met geestdrift herhaalden. Voorwaarst
marsch Leve de oude garde!.... Zoo
werden de beide kapiteins, Lambert en
de jonge Just, met elkander bekend en
al spoedig bevriend.
Later, toen de dochters van den kapi
tein les van den onderwijzer ontvingen,
mocht Just, die zijn liefste leerling was,
het buitengewoon voorrecht smaken de
woning van Lambert binnen te treden
om met diens beide kinderen saamtewer-
ken. Dikwijls hield men Just 'savonds
daai te eten en dan had Jacques Lambert
altijd te vertellen van zijne veldtochten.
Daar Just drie jaar ouder was dan de
jongste der beide zusters, Delphine ge-
heeten, en drie jaar jonger dan de oudste,
Louise koesterde hij voor de laatste een
soort van kinderlijken eerbied, voor de
eerste daarentegen een innige en teedere
vriendschap. Hii noemde haar Fifine, ter
wijl hij de oudste dochter altijd aansprak
als mejufvrouw Louise.
Een woord van mejufvrouw Louise was
voldoende om hem in alles haar te doen
gehoorzamen. Een blik, een wensch van
Fifine en hij was reeds voort, loopende,
springende, klauterende, op 't gevaar af
zijn hals te breken. Voor Fifiine zou hij
in 't vuur zijn geloopen, zou hij de maan
of de sterren hebben willen plukken.
Toen Louise, op haar twaalfde jaar, te
Saint-Dedis haar studie ging voltooien,
bleef Fifine alleen te huis en kwam zij
op nog vertrouwelijker voet met haar
vriend Just.
Toen deze zijne moeder verloor, was
Delphine nog maar een kind, doch met
innige hartelijkheid wist zij te deelen in
zijn leed en hem er in te troosten.
Eindelijk kwam het huwelijk tusschen
Jan Michaud en Magdalena 'tot stand.
Magdalena had echter bedongen dat men
niet zou raken aan de huwelijksgift der
eerste vrouw, omstreeks tien duizend
francs, maar dat de rente er van geheel
zou worden besteed om haar achtergela
ten zoon eene goede opvoeding te geven.
Het was 't moederlijk erfdeel van Just.
Hij bezocht dan ook eerst eene school te
Mirecourt en later het lyceum te Nancy.
Op dien tijd was Delphine op haar
beurt naar Saint-Denis gezonden, terwijl
Louise in het vaderlijk huis de huishou
ding voerde. Nu kon mea elkander slechts
in de vacanties bezoeken, maar toch wer
den de herinneringen uit de kindsheid
niet uitgewischt.
Just was achttien jaar geworden. Hij
was lang, sterk en knap, er bestond geen
twijfel of hij zou op de militaire school
te Saint-Cyr zijn toegelaten toen plotse
ling de Krimoorlog uitbrak.
Hij kwam naar huis om zijn vader te
smeeken hem vei lof te geven daaraan
deel te nemen en hem te laten uittrek
ken.
Men gaat daar vechten! zeide hij,
en ik wil er bij zijn!
Michaud wilde zijn toestemming niet
geven. Toen kwam kapitein Lambert
tusschen beiden
- Laat hein van de gelegenheid ge
bruik maken! sprak deze. Staat het dan
niet vast dat .hij soldaat zal worden? Een
beetje later of een beetje vroeger, wat