NIEUWS Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. MagéaieRa's Eed. BERICHT. No. 6. Zaterdag 18 Januari 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Mevrouw SILYÉ BINNENLAND. FEUILLETON, AMEBSFOOBTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Als premie-boekwerk voor het eernte kwartaal in IS90 kunnen wij thans onze lezers aanbieden een oor spronkelijke Roman, getiteld: Schrijfster van „Tweeërlei Kruis". Men leze s. v. p. achterstaan de aankondiging en verzuime vooral niet het biljet aan ons Bureau, met bijvoe ging van 40 centen, op tijd in te leveren. DE UITGEVER. VCl'k^Ordo mautöolnappol.jï»*' gebruiken. Een poos geleden namen we uit een ander weekblad zooals men zich herinneren zal een artikel over, waarin het fooienstelsel werd bespro ken. De schrijver wilde wel meedoen om het den kop een beetje in te drukken, maar was van oordeel dat men dan van boven af moest beginnen. Volkomen juist, om een kop naar beneden te krijgen, moet men niet aan den staart trek ken. Het waren de hooggeplaatsten on der de fooitjeslrekkende menschheid, die in de eerste plaats bedoeld wer den. om in geen herhalingen te ver vallen zullen wij daar thans niet op ingaan. Dit wenschen we van onzen kant even uiteen te zetten wil men inderdaad dit stelsel uit do wereld hebben, dan moet het aangetast worden van alle kanten tegelijk, en met de noodige eenparigheid. Als een lid van een koninklijke familie eenigen tijd op een badplaats heeft doorgebracht, dan ontvangt soms de directeur van het »kurhaus" een gouden dasspeld, de chef van het station een paar manchetknoopen met diamanten, het éen trap la ger staande personeel èn van de in richting èn van het station iets an ders, voor zooverre rang of waardig heid, op zoodanige onderscheiding eenige aanspraak gevenmisschien zal deze of gene chef wel een aardige verzameling van die artikelen bijeen kunnen brengen. Waarvoor dat eigen lijk is hebben we nooit goed kunnen begrijpen. Is het omdat die ambte naren zich bijzonder beleefd en voor komend hebben betoond Maar zulks is niets buitengewoons, dat zijn zij altijd en jegens iedereen, onverschil lig of het een vorstin is of een een voudige burger. Heeft de aanwezig heid van zooveel voornaams hun dienst zooveel verzwaard? Maar er doen zich zoo vaak onverwachte omstandigheden voor. die vermeerde ring van arbeid geven, zonder dat daaraan juist uitzicht op een geschenk is verbonden. Vorsten zijn nu eenmaal gewoon, hun mildheid te toonen, en het zou kwalijk passen daar aanmerking op te maken. Of de vorm, waarin die gunstbewijzen werden verleend, nu altijd de meest geschikte is, zullen we daarlaten. Misschien zal eenmaal aan elke inrichting van eenigen om vang, door particulieren of door het Rijk beheerd, een fonds worden ver bonden ter ondersteuning van het daaraan verbonden personeelin dat geval is er beter blijk van tevreden heid te geven, dat meer nut afwerpt, en aan allen ten goede komt. Waren nu alle fooien, onverschil lig of zij in het dagelijksch leven zoo genoemd worden of een groot- scher titel dragen, openbaringen van mildheid, zonder ooit het karakter eener verplichting aan te nemen, dan zou er minder bezwaar tegen bestaan. Gewoonlijk echter zijn zij een ge dwongen fraaiigheid, een vrije gave in schijn, maar waarop door de belanghebbenden stellig wordt gere kend. En dat juist is de voornaamste bedenking, die wij er tegen hebben. Fooien in het algemeen zijn niet bevorderlijk aan de onafhankelijkheid dergenen, die gewoon zijn ze te ont vangen. In de maatschappij heeft een gestadige ruil van diensten plaats; degeen die ze bewijst behoudt zijn volle zelfstandigheid tegenover hem die ze ontvangt en daarvoor het ge bruikelijke loon betaalt. Anders wordt dit, als het loon gegeven, onthouden of geregeld kan worden naar het goedvinden van den laatstedan ontaardt licht de natuurlijke onder danigheid, die den dienende volstrekt niet vernedert, in een kruiperige slaafschheid, die onmiddellijk plaats maakt voor onbeschaamde vrijpostig heid, als het lokaas, waarop men het oog hield gevestigd, achterwege blijft. Fr ziin ppn pnnfp) t r.ncplinn wereld, voor wie liet geen overtol lige weelde is, nu en dan een extra- tje te ontvangen, een buitenkansje te snappen, en wij gunnen hun dat van harte. We zouden daarvoor ech ter zeer gaarne een anderen vorm willen gevonden hebben dan den tot dusver gebruikelijken. Zie bijvoorbeeld eens in de koffiehuizen, restauraties en dergelijke inrichtingen. Betaalt gij de comsumtie met afgepast geld, dan kijkt de kellner u aan met een blik waarin duidelijk de vraag ligt opgesloten, of gij altemet tot een of ander onbeschaafd ras behoort, en plotseling uit de binnenlanden van Australië zijt overgebracht. Geeft gij een dubbeltje te veel, dan zoekt de man net zoo lang in de diepste diepte van zijn vestjeszak naar dat zilver stukje, tot gij wel verplicht zijt het verwachte«Laat maar zitten" te doen hooren. Komt gij op dezelfde plaats wat dikwijls, zorg dan dat ge de gunst van het dienend personeel niet verbeurt door af en toe het fooi tje te vergeten, anders zult ge »ge- boycott" worden. Wel niet zooals in Ierland bij openlijke proclamatie, doch niet minder voelbaar. Aller hand zal tegen u opgeheven zijn, omdat gij u verstout hebt inbreuk te maken op het heilig recht van de fooi. Ware het niet veel beter, dat de eigenaar van het etablissement den prijs zijner consumtie-artikelen wat verhoogde, en verder het aannemen van fooien ten strengste verbood Dat meerdere kon dan de bediendenkas ten goede komen, misschien wel een bijdrage voor hun pensioen opleveren. Sommige lieden geven eens of twee maal per jaar een feest, alleen met het doel om liet dienend personeel wat «verval" te bezorgenanders zouden die menschen ontevreden en mopperig worden, zoodat er met hen niet te huizen viel. De gasten wor den dan door de bedienden geta xeerd; wee hem die beneden het bedrag blijft waarvoor hij bij deze tieeïiiéVt"belfdtFfrVmr'Mi&ljé' tiiüi"vol genden dag haarfijn moest opgeven, wat zij van eiken heer of elke dame had gekregen, het bedrag is dan een soort van maatstaf geweest voor de achting, die men den gastheer en de gastvrouw toedraagt. Ronduit gezegd vinden we dat een kinderachtig ge bruik, kwellend voor den bezoeker, vooral wanneer deze eens niet te ruim bij kas is en zich alleen om reden van fooien wel ernstig moet bedenken of hij de uitnoodiging al dan niet zal aannemen. Een dienstmeid klaagt, dat zij bij «kaal volk" is terecht gekomen. Waarom? Zie, men is in dat huis gezin gewoon, alles contant te beta len, zoodat er geen rekeningen ko men, dus ook geen rekeningen be taald behoeven te worden, en het traditioneelo fooitje van 1 procent van het bedrag der nota wegblijft. Heel practisch is dat misschien niet. Zoo lang de winkeliers bij de gewoonte blijven aan het betalen op rekening bedoeld voorrecht te verleenen, doch wat zullen we daarvan zeggen? I Er zijn nu eenmaal menschen, die I gaarne regel hebben ook in hun huis houdelijke zaken, en derhalve ook onmiddellijk de beurs voor den dag halen als er iets gekocht is. Zoo men kon besluiten algemeen het beginsel toe te passen, dat contante betaling aanspraak geeft op zekere korting, waarvan dan weer een gedeelte kon worden aangewend ten voordeele van dienstboden, als een inschrijving op een spaarbankboekje of zoo iets, dan kon ook op dat terrein aan het fooienstelsel een deuk worden gege ven. Men zegge niet, dat het de moeite niet waard is tegen dit «verkeerd maatschappelijk gebruik" te velde te trekken. Als men nagaat, welke ko lossale verhoudingen het hier en daar aanneemt, tot aan, tot over de grens van omkooping, van Wilsonisme in het groot en "in het klein, dan prbeven. Maar' we gelooven riat de beweging moet uitgaan van de fooi tjesgevers. niet van hen die ze ont vangen natuurlijk zullen dezen niet uit eigen beweging een voordeeltje laten glippen. Het is ook niet te doen om hun dit te onthouden elk betoon van welwillendheid heeft te hooge waarde dan dat wij het zouden durven bestrijden. Doch het is voor namelijk onze wensch, de verhouding tusschen beide partijen zuiverder te makendaartoe is het noodig eens onderling te overleggen in hoeverre het mogelijk is een lastig misbruik tot een verstandig gebruik te her vormen. Van het Loo meldt men aan het D. v. ZH. dat HH. MM. de Koning en de Koningin zich in goeden welstand bevin den. H. K. H. de Prinses Wilhelmina, die dezer dagen een zware koude gevat had, waardoor zij hare kamer moest houden, is daarvan thans hersteld. De Prinses volgde deze week geregeld de verschillen de lessen. door Cli. D E S I S. Naar het Fransch.) 24) In hare oogen heb ik evenveel vriendschap als vroeger meenen te lezen, en die vriendschap had zij alleen voor de moederMaar toch, ik wil u niets ver bergen, mijn kind, den vorigen Zondag scheen zij mij toe bedroefd te zijn. Just bleef stilstaan. Vreesde zij mijne terugkomstmom pelde hij. Hoe, riep Magdalena uit, gij twij felt aan Uwe verloofde, gij beschuldigt haar.... Haarl neen, antwoordde hij levendig, maar gij kent haar vader niet. Hij is rechtvaardig en goedhartig, dat hebt ge mij wel honderdmaal zelf gezegd, Just. Ja.... een oud soldaat.... maar de strengheid zelve. Hij wijkt geen haarbreed van zijn plicht af, en zou weigeren den onbevlekten naam van Lambert te verbin der, aan een weidschen titel waarop maar de schaduw van een slechte handeling rustte. Reken nu wat hij van ons moet denken! Hij is in staat alles opteofferen, zelfs, zijne dochter aan de onkreukbare wet van eer. Zij waren nog slechts enkele schreden van den kapitein verwijderd. Magdalena ging nu vooruit, Just bleef achter. Zij keerde naar hem terug. Laat ons binnengaan, zeide zij. Ik durf niet!.... fluisterde hij. Wacbt even. In plaats van te antwoorden, ging Mag dalena naar het hek, en trok aan de schel. XII. Delpiiine. Zij was vier-en-twintig jaar, maar zag er jonger uit. Eene kiesche, teedere lief de verjeugdigt jonge meisjes. Als late, nog niet verwelkte bloemen behouden zij haar frischbeid en haar glans. Zij leven in de schaduw wanneer ten slotte de zon haar bereikt en voor haar reeds de zomer des levens moest zijn aangebroken, ge voelen zij zich in den heerlijken lentetijd. Zoo was het met Delphine. Kon men zich iets liefelijkers, iels jonkvrouwelij- kers voorstellen dan het zachte rood van haar gelaat, dan de oprechtheid die uit haar groote blauwe oogen sprak, dan haar zachten liefelijken glimlach. Haar tandjes waren schitterend wit, de kleur van haar prachtig haar goudblond. Echter was zij geen volmaakte schoonheid. Hare trekken waren niet regelmatig, maar de uitdruk king van haar gelaat had een bijzondere bekoorlijkheid. Vroolijkheid, goedheid, vrij moedigheid en oprechtheid, tevredenheid met haar toestand, zedigheid alle deug den vereenigd, die eene brave vrouw ja, wij zouden wel kunnen zeggen: een braaf mensch kenmerken, waren in hare trek ken te lezen. Delphine had eene mannelijke, militaire opvoeding genoten. Nadat haar zuster gehuwd was, had zij de laatste zes jaren het bestuur in 'l vaderlijk huis gevoerd. De kapitein noemde haar zijn luitenant, hetgeen haar telkens deed glimlachen, daar zij dan aan haar Just dacht. We hebben reeds mede gedeeld onder welke omstandigheden de beide jongelieden verloofd waren gewor den, zonder veel woorden noch romaneske omstandigheden, zonder aanroeping van maan of sterren. Hij had eenvoudig ge zegd ik zal terugkomen uwer waardigi Zij had hem geantwoord Ik zal wachten 1 Hij was vertrokken. Ternauwernood had men hem enkele malen weergezien. Maar hij bleef aan haar denken, hij kwam vooruit. Hoe lang zou het nog duren. Delphine dacht er niet over na. Zij had haar woord gegeven en.... haar hart. Te midden van die blijde vooruitzich ten voor de toekomst was onverwachts de beschuldiging tegen Jan Michaud in gebracht, als een dreigend spook tusschen beiden getreden. Nooit, zelfs niet voor de vrijspraak had kapitem Lambert aan de schuld van Michaud geloofd. Maar hij be hoorde tot hen die van meening zijn dat Cesar's vrouw zelfs niet onder verdenking mag staan. De vijandelijke houding van de dorpelingen liet niet na eenigen in vloed uitteoefenen op zijne begrippen, die in zeker opzicht eenigszins bekrompen waren. De oud-soldaat bezat den moed alles te wagen, doch niet dien om de algemeene denkwijs te trotseeren. Hoe wel hij zich tegen de onrechtvaardigheid der dorpelingen verzette door Jan Michaud enkele persoonlijke bewijzen van deel neming te geven, had hij toch tegen Delphine gezegd Fifine, ge weetge moet u op uitstel voorbereiden. Eerst moet die zaak zijn opgehelderd. Dal heb ik reeds begrepen, had zij geantwoord, en ik zal er in berusten. Ik zal wat langer moeten wachten. Hm, hm 1 bromde de vader, ge schijnt nog al zeker van uw zaak te zijn. Maar wie zegt u dat de zaak zal opge helderd worden? De oogopslag van Magdalena en.... haar eed. O, Magdalena had haar juist beoor deeld. Alleen door de taal der oogen, alleen door het onbewust gevoel van achting voor elkander, hadden de moeder en de toekomstige bruid elkander be grepen. En zoo ik eens kwarn te sterven? hernam de vader. Dan zou ik toch blijven wachten, vader. Hij nam haar hand, drukte die in de zijne en daarmede was alles gezegd, en de vader verstond zijne dochter zoo goed alsof hij met een zijner kameraden eene overeenkomst had gesloten aangaande eene zaak van eer. Delphine was inderdaad de kameraad van haar vader. Zij wandelden, gingen op de jacht, onderhielden te zamen den tuin, zij leidden hetzelfde leven, zij hadden geen geheim hoegenaamd voor elkander. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1