NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Jltagdaiena's Eed. No. 20. Zaterdag 8 Maart 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Zij, die zich thans op dit blad abon- neeren, ontvangen het tot 1 April gratis. Vaccinatie. BINNENLAND. FEUILLETON. iMERSFOORTSCHE C0DB4NT. VOOR abonnementsprijs: Per 8 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een Ser.satiebericht meldde dezer dagen, dat de pokziekte zich in de nabijheid van onze zuidelijke grenzen had vertoond, en dat wij dus met een bezoek van deze hoogst onwel kome gast worden bedreigd. Het ge rucht heeft zich sedert niet bevestigd en er werd ook, naar het schijnt, niet veel gewicht aan gehecht. Toch is het een zeer opmerkelijk verschijnsel, dat de komst van deze gevaarlijkste aller besmettelijkste ziek ten in den regel met minder schrik wordt tegemoet gezien dan eenige andere. Vertoont zich hier of daar al is 't ook aan 't uiterste eindje van Europa iets dat naar cholera gelijkt, aanstonds maakt zich van velen zekere bezorgdheid meester. De influenza, die ons werelddeel zoo lang heeft ge teisterd en nog niet overal verdwe nen is, werd aanvankelijk en baga telle bejegend, men dreef er zelfs een weinig den spot mee; later, toen de ervaring haar in haar wezenlijken, ge vaarlijken aard had leeren kennen, werd er anders over gedacht en gesproken. De pokziekte, waarvan men weet dat zij in den loop der tijden slachtoffers bij honderdduizenden maakte, onze Stadhouder Willem II, nog bijna een jongeling, bezweek er aan en ook Frankrijks Koning Lodewijk XV,een man op gevorderden leeftijd, waaruit men zien kan dat zij rang noch ouderdom in aanmerking neemt, die voorheen zoozeer ge vreesde boezemt thans veel minder schrik in. De reden ligt voor de hand. Ver reweg de meeste menschen zijn ge vaccineerd, en zij stellen vertrouwen op den invloed dier kunstbewerking. Dat vertrouwen wordt weieens overdreven. De wetenschap heeft ge leerd, dat men niet gerust kan zijn als de vaccinatie niet na een zeker tijdperk, gewoonlijk op p. m. zeven jaar gesteld, wordt herhaaldhet ge mis aan vatbaarheid gaat bij tal van individuën gaandeweg verloren. Wan neer er ook werkelijk gevaar voor besmetting bestaat, dan haast men zich gewoonlijk om een vroeger ver zuim te herstellenverstandiger zou het, dunkt ons, zijn, als men het ook zonder die waarschuwing deed Doch hoe dit zij, een onbetwistbaar feit is het, dat de vaccinatie, volgens zeer nauwkeurige statistieken bij elke epidemie opgemaakt, millioenen kin derlevens gespaard deed blijven; en juist deze werden voorheen in groo- ten getale weggemaaid, vandaar dat zij ook bekend stond onder den naam van kinderziekte. Bekend is het echter, dat in ons land evenals elders een deel der be volking bezwaren heeft hetzij tegen de vaccinatie, hetzij tegen den dwang van Staatswege opgelegd. Ten onzent is die dwang min of meer indirect, en betreft alleen de schoolgaande kinderen. Uit den aard der zaak dus verreweg de groote meerderheiden als men nu zegt, dat de ouders zich er aan kunnen onttrekken hetzij door hun kinderen aan huis te onderwijzen of te doen onderwijzen hetzij door hen van alle onderwijs verstoken t.e laten, dan is dat slechts woordenspel; ieder weet dat voor het opkomend geslacht, met slechts zeer weinige uitzonderingen de school de plaats is waar de nood zakelijkste kundigheden worden ver kregen. Maar wel verre van daarom mede te gaan met hen, die opheffing van dien dwang verlangen, kunnen wij er ons slechts in verheugen dat de ver plichting tot het aanwenden van een zoo afdoend voorbehoedmiddel is op gelegd. Dat zulks wenschelijk is, wordt bij toeneming ingezien, zoodat in de laatste vijf- en- twingtig jaar tal van Staten tot de invoering van de ver plichte inenting zijn overgegaan. Nu kan het wel zijn dat de vraag gesteld wordtWat hindert het A., dat B. niet is gevaccinneerd Laat A. zoo hij dat verkiest, maar voor zichzelven zorgen, en al wilden al de anderen rondom hem zich aan het besmettingsgevaar blootstellen, ja, al bezweken zij aan de gevolgen hun ner weigering, dat zou A. toch niet hinderen, daar hij zichzelven in vei ligheid had gesteld. Ook die redeneering gaat niet op. Vooreerst beveiligt de vaccinatie niet absoluut tegen liet aangetast wor den, 'tis geen oliejas langs wel ken alles neerloopt zonder verder door te dringen. Alleen wordt de kracht, de intensiteit der ziekte er door verminderd; het percentage der ingeënten, die van de besmetting, zoo zij hen bereikt, ernstige gevaren te duchten hebben, is oneindig ge ringer dan dat bij de niet-gevacci- neerden. Al sterf ik niet door de nalatigheid of het vooroordeel mijns buurmans, 'tis voor mij geen onver schillige zaak of ik er ziek door worden zalen nu is het ook waar, dat een epidemie heftiger wordt naar mate zij meer voedsel erlangt. En eindelijk zijn het inzonderheid de kinderen, die door de wet worden beschermd, zelfs wanneer hun ouders, om welke redenen ook, zich tegen die bescherming zouden willen ver zetten. De kinderen mogen niet ge maakt worden tot de slachtoffers van de opvattingen hunner ouders. Theologie en politiek zijn er bij gehaald om de vaccinatie en haar verplichte toepassing te bestrijden op dit oogenblik is men zelfs bezig met den tegenstand eenigermate te organiseeren, nu er eenige kans schijnt te bestaan dat er aan tegemoet zal worden gekomen, wat wij ten diepste zouden betreuren. De quaestie is een uitsluitend medische, inet tot de leeken een zeker aantal vragen, op de zaak betrekkkelijk, te richten, lost men haar niet op. Men zal ons toevoegen dat er te genwoordig ook medici zijn, die de vac cinatie afkeuren. Wanneer men ech ter hun bezwaren onderzoekt, blijtt er niet veel van over. Dat het weieens ge beurd is, dat gevaarlijke ziekten mede door de inenting zijn overgebracht, kan moeielijk worden betwist, omdat men de feiten niet met voldoende juistheid kent; dal zal echter niet meer plaats hebben, wanneer de zoo genaamde animale vaccinatie, dat is van kalf op arm, allerwege wordt toegepast, gelijk thans reeds vrij al gemeen geschiedt. Dan rest nog al leen de mogelijkheid dat het kalf, waarvan entstof wordt genomen, be hept is met kiemen van longziekte, welker identiteit met de gevreesde longtering vrijwel vaststaat: deze laat ste kan dus worden overgebracht. Doch het bestaan dier ziekte, zelfs in haar allereerste beginselen, kan nauwkeurig worden geconstateerd; men heeft dus slechts zorg te dragen dat alleen zulke kalveren, die volmaakt gezond zijn, voor de kunstbewerking worden gebezigd. Eindelijk nog is het nu en dan voorgekomen, dat de in enting een soort van uitslag ten ge volge had ook daartegen is het mid del aangewezen, namelijk desinfectie van het lancet na elke inenting. De Nederlandsche medici zijn, met ge ringe uitzondering, voorstanders van de verplichte vaccinatie en doen ijve rig hun best om er zelf den laatsten zweem van gevaar aan te ontnemen wij leeken kunnen ons daarbij neder- leggen, tenzij we dit vraagstuk wil len vermengen met andere, die er geheel buiten staan, omdat zij niet op het terrein der gezondheidsleer liggen. Wij hebben reden om te vermoe den dat de Regeering zich nog wel tweemaal zal bedenken, voor zij be proeft in den bestaanden toestand verandering te brengen. Mocht zij niettemin in die richting worden ge dreven, dan zal bij de meerderheid onzer natie en harer vertegenwoor digers een verzet ontmoeten, dat die poging ten eenmale verijdelen zal. De Minister van Financiën maakt bekend, dat hij ontvangen heeft: uit Amsterdam een postwissel groot f6.50 en uit Haarlem een bankbiljet groot f25, beide wegens het Rijk toekomende gel den ingezonden. H. M. de Koningin en H. K. H. de de Prinses Von Wied hebben belangrijke aankoopen laten doen in den Bazaar te Scheveningen, ter geldelijke ondersteu ning van het zendingswerk der Moravi sche broeders onder de negerbevolking in Suriname. Door een aantal dames te Haarlem is het plan opgevat, aldaar in navolging van den Haag, eene kookschool op te richten. Zij doen daartoe een beroep op den geldelijken en moreelen steun harer stadgenooten. Tot de oplichting is een som noodig van f3000. Is eenmaal de kookschool in werking dan zal een deel der kosten bestreden kunnen worden uit de leergelden en uit den verkoop der toebereide spijzen. Naar men verneemt, worden door het ministerie van waterstaat de noodige gegevens verzameld, ten einde te onder zoeken in hoever liet mogelijk is, om zon der groote financiëele bezwaren tot op heffing te geraken van de tolheffingen op rijkswegen en rijks kanalen. Dit staat in verband met de opheffing van kanaal rechten op hel kanaal van IJmuiden. De minister wenscht namelijk, dat andere rijkskanalen en rijkswegen in dezelfde gunstige verhouding zullen komen. Bij Kon. besluit zijn benoemd tot inspecteur van het lager onderwijs in de tweede inspectie, J. C. Fabius, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaaltot inspecteur van het lager onderwijs in de derde inspectie, mr. A. G. A. baron Sloet tot Olhuis, schoolopziener in het district Zwolle. door Cb. DE8IYS. Naar het Fransch.) XXI. Een jaar later. 38) Het plan van Barnabé was zeer een voudig en toch zeer vernuftig: hij wilde zich aanmelden voor het loket en beleefd tot den beambte zeggen U hebt daar een aangeteekenden brief aan mijnheer Gaudoin afgegeven.... Wees zoo goed mij den naam te zeggen van den persoon die hem het geld zond. U behoeft daarvoor alleen het boek inte- zien. En de zaak scheen nog minder moeite te zullen kosten nu zij het couvert kon den vertoonen. Hij wist niet, de arme Barnabé, dat de post de geheimen, die men haar toever trouwt, bewaart even zeker als een biecht vader. Het kostte den postmeester moeite hem dit aan het verstand te brengen. Hij riep Magdalena er bij opdat zij op haar beurt het verzoek kon doen. In zijn eenvoud dacht hij dat men 't aan haar niet wei geren zou Maar helaas, het antwoord was het zelfde: Onmogelijk! Te vergeefs wilde men een beroep doen op den directeur-generaal van het post kantoor. Hij had het recht niet het ver zoek intewilligen, zoo het niet begeleid was van een bevelschrift van den procu reur-generaal. Barnabé trok diep terneergeslagen af. Nu zijn wij een boel gevorderd zeide hij. Maar de laatste woorden van den be ambte waren voor Magdalena niet verloren gegaan. Het couvert draagt den stempel van Nancy, zeide zij. Ik zal het aan advokaat Raynal zenden en hem alles mededeelen Hij zal wel van de overheid de noodige machtiging bekomen. Denzelden avond zond zij den brief weg en keerde Magdalena met haar zoon naar Mühlhausen terug. Zij had aan den jeugdigen advokaat de plaatsen opgegeven, waar hij haar, zoo hel noodzakelijk was, kon schrijven, en er bijgevoegd, dat zij op het midden van de volgende week hem mondeling zou komen vragen wat hij gedaan had en hem dan nog vollediger uitlegging zou geven. Zij had nog geen antwoord ontvangen, toen, den avond van den achtsten dag, Martin de ezel plechtig de hoofdplaats van het departement der Vogeezen binnen stapte. Magdalena ijlde terstond naar de wo ning van meester Raynal. Ik wachtte u, zeide hij, na haar vriendschappelijk de hand te hebben ge drukt; en, zooals ge hooren zult, ik heb mijn tijd niet laten verloren gaan. Hier is het mooie couvert.... gij kunt het be houden.... het is ons tot niets nuttig geweest. Tot niets nuttig! riep Magdalena uit; maar heeft men u dan ook het ver zoek geweigerd? - Neen, viel hij haar in de rede, maar de brief was te Nancy op het postkan toor bezorgd door en op naam gesteld van een zekeren mijnheer Rimbaut, wonende in de straat Saint-Dizier, no. 97, te Nancy. Nu, en.... I Er was geen Rimbaut in genoemd huis bekend. Het adres was valsch. de naam was valsch. Drie personen te Nancy dragen dien naam en allen zijn veel te eerwaardig om ze te kunnen verdenken. Daarenboven heeft de beambte die den brief aannam, ze niet herkend.... Kon hij zich dan den afzender her inneren... Flauw, ja. Het was een man van hooge gestalte, heeft hij verklaard. Het was avond en het kantoor slecht verlicht. De zoogenaamde Rimbaut had de kraag van zijn jas opgeslagen, en droeg een hoed met breede neergeslagen randen diep in de oogen. Maar hoe kon dan de beambte ver klaren dat geen der drie die voor hem werden gebracht, het waren? Allen drie zijn klein en oud, terwijl de onbekende lang en jong was. Magdalena scheen ontmoedigd. Al weder een vervlogen hoop! sprak zij. Wacht even! hernam de advokaat. De politie wil, even gaarne als wij, de waarheid ontdekken. Alle postkantoren in de omliggende departementen hebben bevel gekregen, zoodra hun een aange- teekende brief aan Gaudoin's adres ter inschrijving wordt aangeboden, den af zender nauwkeurig optenemen en terstond den directeur-generaal er mededeeling van te doen. Te Parijs zal dan de brief wor den aangehouden en de geadresseerde gevat. Geduld dus! Het bedrag der gezonden gelden, twee duizend francs, stond vei meld in het in schrijvingsregister. Een groote som, merkte Magdalena op; daar zal hij wellicht voor langen tijd genoeg aan hebben! Wie weet, antwoordde Raynal, hij is een speler en wij hebben reeds tijding van hem. O, nu zal hij het oog der politie niet ontgaan. Hij bevindt zich te Homburg en wint en verliest er. Laat ons hopen dat hij alles verliest, dan zullen<wij hem terugzien. Moge het spoedig gebeu ren, Magdalena. Ik zal u op de hoogte der zaak houden. Gij blijft toch eenige dagen te Epinal, niet waar. Ja, antwoordde de weduwe, maar eerst moeten wij naar Vittel gaan. Over morgen is het de verjaardag van mijn armen Jan I.... Ik zal mijn dochtertje af halen. Wij zullen dien dag te zamen door brengen. O, dat is waar ook! viel Raynal haar in de rede. Labarthe heeft u iets mededeelen. Zeker nopens zijn voogdij schap. Hij heeft mij van ochtend laten vragen waarheen men u kan schrijven.... Ik had hem anders geantwoord, maar nu is het niet noodig, daar gij bij hern kunt gaan. Geef Jeannette een kus van mijl Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1