NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. Magdateita's Eed. No. 29. Woensdag 9 April 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. FEUILLETON. AMERSFOO RTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Z. M. de Koning heeft flOOO ge schonken voor den bouw eener nieuwe hervormde kerk te Apeldoorn. Naar men verneemt, zal de a. s. avond maalsviering worden gehouden in de ka pel ten paleize. H. K. H. mevr. de Groothertogin van Saksen heeft aan's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam geschonken eene belang rijke verzameling gravuren in aquantinte, alsmede eene lithographie voor Madou, te zamen 14 stuks in zeer groot folio. Deze prenten stellen voor: vier gezichten in Brussel en te Antwerpen; de veld slagen te Quatre-Bras en te Waterloo: den intocht van Z. M. Willem I, Koning der Nederlanden, te Brussel enz. Door dit zeer belangrijke geschenk is in de verzameling historieprenten, in gemeld kabinet aanwezig, een leemte verdwenen, die wegens de buitengewone zeldzaam heid der prenten zeer moeilijk aan te vullen was. Aan H. K. H. de Groother togin van Saksen Weimar Eisenach is voor dit geschenk de dankbetuiging der regeering aangeboden. Staats Ct. Zaterdag ochtend per trein van 8.25 is naar Duitschland overgebracht het stoffelijk overschot van dr. M. F. A. G. Campbell, bibliothecaris van de koninkl. bibliotheek te 's-Hage. Aan het station van het Rijnspoor had zich een aantal vrienden en vereerders vereenigd, om eene laatste hulde aan den afgestorvene te brengen. De onder-bibliothecaris, de heer Wijnmalen, was door ziekte ver hinderd tegenwoordig te zijn. Alle overige hoofdambtenaren, ambtenaren en beamb ten der bibliotheek waren aanwezig. Mede werden opgemerkt de heeren J. F. D. Schneider, bibliothecaris van de Poly technische School te Delft, Arnold, con servator van de Gentsche boekerij, het bestuur van Oefening, een aantal Haag- sche letterkundigen err medewerkers aan de ©Nederl. Spectator. Nadat het lijk, dat op eenvoudige wijze naar het station was overgebracht, in een afzonderlijken wagon was geplaatst, hield de voorzitter van ©Oefening kweekt ken nis" ae heer A. L. H. Ising, eene wel sprekende rede, waarin hij den overledene schetste als een edel mensch, een voor treffelijk bibliothecaris en een letterkun dige van groote verdiensten. Namens de familie betuigde de heer H. D. Guyot, schoonbroeder van den over ledene, darik voor de bewezen eer. Een aantal kransen werden als wee moedige hulde aan den afgestorvene op het lijkkleed neergelegd, o.a. een door het personeel van de koninkl. bibliotheek, met opschrift. De afdeeling Haarlem en omstreken van de Hollandsche Maatschappij van landbouw laat iederen winter een cursus geven in het hoefbeslag. De resultaten van dien cursus, lot nu toe onder leiding van den len luitenant-paardenarts J. G. v. d. Wal, waren schitterend, en de roep «lie er van uitging, was zóó groot, dat de thans geëindigde cursus zelfs werd bij gewoond door een leerling uit Zeeland. een examen plaats, en dit was ook nu het geval, en de bewijzen van bekwaam heid, die werden afgelegd, geven aanlei ding tot liet brengen van een woord van lof aan de leerlingen, die door stalen ijver het zoover in de kennis van het heef- beslag hebben gebracht. Alle leerlingen voldeden aan het ge stelde examen. Mevr. de wed. H. H. U. te Amster dam heeft, overeenkomstig het verlangen van wijlen haren echtgenoot, f 1000 ge schonken aan de Maatschappij tot opvoe ding van Weezen in het Huisgezin. Naar wordt medegedeeld, zou het kanaalgedeelte Smal-WeespNigtevecht zeer waarschijnlijk op Dinsdag '15 April a.s. des middags ten 12 ure, voor de scheepvaart worden opengesteld. Bij schip per Boelhouwer te Maarssen bestaat hel voornemen, de belanghebbende schippers uit te noodigen zich met hunne schepen tot eene vloot te vereenigen, teneinde dat knnaalgedeelte plechtig te openen. De lieer Deen ontraadt in de Deli- Courant ten sterkste de verspreiding van het Christendom onder de Battakbevol- king van Midden-Sumatra, waarvoor de Deli-maatschappij uit een praclisch oog punt het noodige geld wil geven. Hij wapen zou kunnen wezen om den invloed van den Atjeher op de Midden-Sumatra- sclie hoogvlakte te fnuiken, maar zegt, dat wij de macht missen om de zende lingen behoorlijk te beschermen, zoodat de wegvoering var, éen zendeling door Atjehsche maraudeurs de oorzaak zou kunnen worden van een tweeden Baltak- oorlog, waaraan wij Sumatra's Oostkust niet mogen blootstellen. Door zendelin gen alleen kan men de Atjehers niet meer uit de onafhankelijke Battaklanden verdrijven. Ook zal men uit die streken nimmer tabak hebben te wachten. De uio«r<l te Koekange. In de zitting van Donderdag 3 April werd voor de rechtbank te Assen de zaak behandeld, betreffende den moord op G. Kalter te Koekange in den avond van 31 Dec. jl. Vier beklaagden ziet men voortreden, als: Lucas P., Hilbert H. Jan G. en Klaas Bij de sluiting van den cursus heeft 2., allen wo"örïacnTTgTn cié gemeente Wijk respestievelijk gedetineerd sedert 2 Jan., 14 Jan., 14 Jan. en 28 Febr. II. Twee der getuigen, die voor den rech tercommissaris niet wilden verklaren, werden op bevel der rechtbank zoolang (1 maand) gevangen gehouden, tot het hun goed dacht hieromtrent te getuigen. Door hun toedoen komt hetgeen beklaag den is ten laste gelegd dan ook een weinig aan 't licht. Hun wordt ten laste gelegd, dat zij te zamen en in vereeniging met elkan der en met nog verschillende andere per sonen, opzettelijk met het doel hem te dooden, den persoon van Gerrit Kalter hebben geschopt, geslagen en getrapt, zoodat hij bijna oumiddelijk, althans zeer kotten tijd daarna is overleden. De lste bekt. bekent Kalter te hebben geslagen met de hand en hem met de klomp te hebben geschopt. De 2de bekl. dat hij hem heeft geschopt en met een stok in de zijde geslagen. De 3de en 4de bekl. dat zij hem hebben geschopt. Van de doctoren, die het lijk van den verslagene hebben geschouwd, wordt in de eerste plaats gehoorddr. van der Scheer, die zich houdt aan het verslag, waarin deze conclusie wordt genomen dat de allerhevigste hoofdverwonding, met een stomp werktuig toegebracht, onbe twistbaar den dood heeft veroorzaakt; erkent dat het Christendom een machtig deze slag was absoluut doodelijk. De rechter Oosting vraagt: wanneer wij die hoofdwonde weg zetten, zoodat zij niet bestond, zouden dan al die an dere wonden of een van deze den dood ook kunnen hebben veroorzaakt? Getuige antwoordt, dat die andere sla gen op 't hoofd wel een hersenschudding konden veroorzaken. De verdediger van beklaagde, de heer mr. J. J. Willinge, vraagt of getuige zich houdt, aan liet rapport, waaruit de conclusiede eenige oorzaak van den dood is die hoofdwonde? Bevestigend antwoord. Mr. Willinge: Is die slag met een stok of ander voorwerp toegebracht? Waarschijnlijk met een stok. Op een desbetreffende vraag van den heer Tetrode zegt getuige, dat in dit geval de andere slagen den dood niet hebben veroorzaakt. Als tweede getuige wordt dr. Bakker gehoord, die evenals de vorige getuige dien éénen slag in de rechterslaap als den doodclijlien voorstelt, door die an dere slagen zou de dood niet zoo spoe dig zijn gevolgd. Dr. ten Cate, gemeente-geneesheer te de Wijk, schrijft ook den dood aan de hoofdwonde toe. Overigens kende hij den verslagene en noemt hem te zijn geweest een gezond, normaal persoon. Getuige Menco Ennen, rijksveldwach ter te Koekange, voorbij het huis van Stoffels gaande, vond iemand op gemelden avond in het gras liggen en dal was Kalter, hij lag er met sneden in de jas, aan hoofd en handen. Hij gaf slechts een kreunend antwoord, doch sprak niet. Getuige liep.toen naar de naasthijzijnde woning, een herberg, waar wel 40 a 50 jongens waren verzameld. Ook was er een broeder van den verslagene, getuige ging naar dezen en vroeg loen of hij niet wist dat zijn broeder daar buiten lag, waarop Geert Kalter 'hntwoordde dat hij dit wel wist, maar er niet heen durfde, dan sloegen ze hem ook dood. Op het aansporen van get. gingen Kalter en Kuyer mede, maar toen zij er kwamen, waren er al meer jongens en was K. ook een pas of vier, vijf verder van den weg afgekomen. Loopen kon K. niet meer, zijn broer en Kuyper kregen hem tusschen hun beiden in en bij het ingaan der her berg zakte hij ineen, hij deed niets meer dan kreunen, hij werd op een stoel gezei en door zijn broeder gesteund. Getuige zegt, dat ongeveer een uur nadat hij K. had gevonden, deze den laatsten adem uitblies en dat niemand in dien tijd aan hem is geweest, zoodat vóór dien tijd de slagen zijn toegebracht. De twee ter rechtbank aanwezige bongels vond ge tuige een pas of tien van de plaats af, waar hij K. vond. De heer Oosting: Ofschoon er geen bewijs voor was, zal de reden waarschijn lijk zijn geweest, dat men K. verdacht bij de wed. Drost brand te hebben ge sticht? Ja, heel Koekange zei het. De heer O: Ja, maar men kan even goed zeggen, dat jij of ik het hebber, gedaan. Get.: K. zou om twee uur 's nachts langs dat huis zijn gegaan en, zegt men, had hij het in elk geval moeten zien. De heer Willinge vraagt of K. niet iets vreemd was of handelde. Get. Ennen: Hij was wel stil, maar deed zijn werk; eigenlijk waren ze hang voor hem en durfden er niet rnet hem over spreken. De president zegt den heer W. dat volgens het onderzoek de hersenen niet normaal werden bevonden. De verdediger: Zag get. Ennen geen jongens loopen Ja we), maar op een afstand van 100 a 150 pas kon ik ze niet kennen. Verdediger: Hoe lang is Ennen, na het vinden van het lijk, in de herberg ge weest? Vijf a tien minuten. Get. Geert Kalter, broeder van den verslagene, is naar Meppel verhuisd, omdat hij niet in Koekange durfde te blijven. Hij hoorde op gemelden avond zijn broe der roepen: Jongens, schei loch uit, je slaat mij onschuldig. Hij ging natuurlijk op de stem af en vond zijn broer op 't erf van Stoffers liggen, wel 25 personen stonden er om heen. Hij noemt er eeni- gen van, Jans Hagen had hem bij de jas en sleepte hem een eindje weg en hield hem vast. Toen get. vroegwaarom slaat ge mijn broer, had de eerste bekl. gezegd Goweet je niet waarom, hij is de schuldige, anders geen. Nu ging get. zijn broeder, die voorover op 't gras lag, bezien en tegelijkertijd gaf de lste bekl. hem een slag achter in den nek, stellig durft hij verklaren dat aan dien slag, met een bongel toegebracht, zijn broer DOOR Cb. DESIYS. Naar het Fransch.) 47) Wat gaf zij om de takken en stee- nen die haar handen en knieën schaafden en bezeerden. Zij klom naar boven, snel en sluipend als een wild beest. De bovenste vlakte is zeer klein. Ze is bezet met rotsblokken tot bij den in- gestorten toren, die zich trotsch en som ber verheft onder zijn mantel van klimop. Aan den anderen kant, daar waar de groote weg naar boven gaat, is de grond met zand bestrooid. Hier liep Labarthe ongeduldig heen en weder. Magdalena die zich door de steen blokken een weg baande, wachtte het oogenblik af dat hij haar den rug toe keerde, om toen den toren te naderen en zich daar tusscher. de struiken te ver- hergen. Het was hoog tijd. Gaudoin was boven gekomen aan den anderen kant, die nog door de laatste stralen der zon rood ge kleurd werd. Daar beneden tusschen de dennen was het donker, heerschte er stilte. Toen zijn medeplichtige naderde, was Labarthe achteruitgeweken en in elkaar gekropen bijna in eene dreigende hou ding. Gaudoin scheen zich daaraan niet te storen. Met gemaakte beleefdheid en een valschen glimlach begroette hij den no taris. Ellendeling I sprak deze eindelijk teiwijl hij in zijne volle lengte oprees. Wat! gij hebt het durven wagen mij zelfs hier te komen braveerenPas op! pa« op dat het je niet berouwt! Hij scheen wanhopig te zijn. Wellicht was hij op 't punt zich op zijn vijand te werpen. Maar Gaudoin haastte zich den revol ver waarvan hij zich voorzien had, te voorschijn te brengen. Mijn goede mijnheer, antwoordde hij op een to.on van spotachtige beleefd heid, veroorloof mij u te doen opmerken dat, al zijt gij de sterkste, ik gewapend ben. Blijf dus op een afstand, ol vrees deze kleine mitrailleuse. Ik zou mij niet ontzien u vlak voor mij neerteschieten hoewel dit noch voor u, noch voor mij gewenscht zou zijn. Geloof mij, ge zult goed doen geen geweld te gebruiken. Zoo gij mijne voorwaarden aanneemt zal deze samenkomst de laatste zijn. Ik zal u niet meer schrijven. Ge zult eens voor al van mijne eischen, zelfs van mijne her innering verlost zijn. Zou het mogelijk zijn! mompelde de notaris. Het is zeker! antwoordde de gewe zen deurwaarder. Ik wil u in enkele woorden daarvan het bewijs geven. Luis ter naar mij laat ons praten. Het zij zoo! antwoordde Labarthe terwijl hij zich dicht bij den toren op een steen nederzette. Gaudoin naderde hem. Zijn wantrou wende blik gluurde tusschen de steenen alsof hij iemand trachtte te ontdekken, die hij dacht dat zich daar verscholen had. Ik ben niet den schuldige, begon hij eindelijk. Wat zou de justitie mij anders kunnen ten laste leggen dan dat ik heb stilgezwegen en wellicht een valsch ge tuigenis afgelegd. Ik heb gelogen toen ik beweerde Jan Michaud te hebben ge zien, daar ik niet in de straat was, maar buiten het hek bij den tuin aan den an deren kant van 't huis. Ik kwam toeval lig voorbij, raidden in den nacht. Hel onweder breekt los en ik zoek een schuil plaats onder de olmboomen. Daar hoor ik een gil; een man verlaat haastig het huis, loopt den tuin door, springt op een paard dat niet ver van den boom waar onder ik verscholen zat, was vastgemaakt en rijdt in galop weg. Maar bij hel licht van een bliksemstraal had ik hem her kend.... Het was de notaris Labarthe Genoeg I riep deze uit, denkt ge dat ik mij dat niet herinner! O neenhernam Gaudoin, maar het is noodig dat ik u uitleg wat er toen gebeurde...mijn rol in in het drama, en hoe ik eenigermate uw medeplichtige ben geworden. Dat weet gij slechts ten halve. Hoor mij dus ten einde toe aan om beter te begrijpen waar ik heen wil. Labarthe gaf hem een teeken voortte- gaan en Gaudoin vervolgde aldus; Ik was nog niet van mijne verba zing bekomen, toen ik op nieuw kreten in het huis hoorde en er heenging. Gij hadt de deuren niet gesloten, ik ga er dus zonder moeite binnen en vind Ansel- me badende in zijn bloed, stervende. Een oogenblik komt hij bij, noemt zijn moor denaar, wijst mij naar een oud boek dat open op tafel ligt en valt achterover, nu voor goed. Ik sla het oog op de aange wezen bladzijde, ik zie daar uw naam staan. Het was een rekening die van lang geleden dagteekende, en waaruit bleek dal gij schuldenaar waart tegenover den woekeraar voor eene belangrijke som. Terstond zie ik in hoeveel partij men tegen u kan trekken uit dit overtuigend bewijs, ik scheur de kostbare bladzijde uit 't hoek en neem op mijn beurt de vlucht.... Met het gestolen geld! viel Labar the hem in de rede. Dat is waar! erkende Gaudoin op wijsgeerigen toon, ik ben de dief, maar alleen door toeval. ©Deprenditur capillis." Gij, mijnheer de eerlijke man, gij zijt, en dat wel blijkbaar met voorbedachten rade, den moordenaar. alleen en uitslui tend den moordenaar!.... Geen enkele dier verklaringen was voor Magdalena verloren gegaan. Nu wist zij, nu begreep zij de volle waarheid. Tot dusver onbewegelijk, kon zij nu een lichte trilling niet onderdrukken, die zich onge lukkig genoeg mededeelde aan de struiken waarlusschen zij zat. Het vlugge oog van Gaudoin, dat niet opgehouden had op de steenen te letten, vestigde zich nu op de ruines en bleef daarop rusten. Intusschen stelde zich de moordenaar met kracht te weer. Neenriep hij uit, neen ik wilde niet. Het was een onwillekeurige drift, een daad van waanzin. 't Is mogelijk I viel de ander hem

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1