NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND Magdalena's led. No. 31. Woensdag 16 April 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. FEUILLETON. 4MEBSF00RTSCHE COURiNT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maatrden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Nederland in gevaar. De heer Henry Tindal, wiens artikelen handelden over de vraag of iNederland in gevaar verkeert," zooveel sensatie ver wekten, heeft wederom aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een adres gericht. De adressant wijst er op, dat hij voort durend op verschillende wijzen de aan dacht van de Regeering, de volksvertegen woordiging en van geheel het volk heeft trachten te vestigen op het groote geraar dat onze onafhankelijkheid onder de te genwoordige omstandigheden moet loopen bij het uitbreken van een oorlog. Bij verschillende gelegenheden deed hij opmerken hoezeer de residentie, de zetel van het krijgsbestuur, blootstaat aan een bombardement. Hij wees er op welke treurige gevol gen het hebben zoude, als een eventueele vijand bij den aanvang van den oorlog hiertoe overging. Het is hem tot nu toe niet mogen ge lukken gedaan te krijgen dat in dezen gevaarvollen toestand eenige verandering werd gebracht. Al hetgeen hij in het belang van het vaderland ten berde bracht, gaf zelfs nog niet aanleiding tot eene ernstige bespreking. Alleen vernam hij, dat naar het oordeel van de Regee- ring, eene dergelijke beschieting van den Haag nooit zoude plaats hebben, daar dit, volgens de Regeering, geheel in strijd zoude zjjn met het volkenrecht. Deze opvatting van het volkenrecht werd door Adressant met nadruk bestre den en wel voornamelijk op de volgende gronden 1°. Den Haag is de zetel van de Re- geeiing; al de bureaux van het Depar tement van Oorlog en van het Departe ment van Marine zijn daar gevestigd. Van uit den Haag worden de bevelen gegeven tot mobilisatie van het leger, concentratie der troepen, enz., in éen woord alle bevelen die noodzakelijk zijn voor de verdediging des vaderlands. Voor de mogendheid waarmede wij in oorlog zijn is dus de Haag, bij het uitbreken van den oorlog, de plaats waar het hoofdkwartier van het vijandelijke leger gevestigd is. 2'. In den Haag ligt garnizoen. Het is de grootste garnizoensplaats van Neder land. Dit garnizoen wordt bij het uitbre ken van den oorlog in den Haag gemo biliseerd. Het is dus voor onzen tegen stander eene stad waar zich een groot aantal vijandelijke troepen bevinden, die aldaar gemobiliseerd worden of anders gezegd, die bezig zijn zich slagvaardig te maken. 3°. Bevindt zich in den Haag onze ge schutgieterij. In tijd van oorlog is het dus voor de tegenpartij eene stad waar zich militaire etablissementen van den vijand bevinden. Door dit een en ander kunnen groote militaire voordeelen behaald worden door een beschieting van den Haag bij het uitbreken van een oorlog. Zoolang dit alles blijft bestaan, zou dit bombarde ment dus geenszins eene onnoodige wreedheid zijn, het is derhalve alsdan niet in strijd met het volkenrecht. Maar gaat men verder en stelt men dat een of meer uren na het verklaren van den oorlog eene vijandelijke vloot voor den Haag komt. Wat zal onze re- geering moeten doen, als deze vloot hare landingsdivisie aan wal laat zetten? Moet men den landingsdivisie kalmweg den Haag laten binnentrekken, de regee- ringsbureaux telegraafkantoren, spoor wegstations enz. enz. laten bezetten? Moet het garnizoen overhaast wegtrek ken, of zich laten ontwapenen? Moeten de Minister van Oorlog, de Chef van den Staf en al de in den Haag aanwezige stafofficieren vluchten, of zich krijgsge vangenen laten maken? Kortom, moet men toezien dat de voortzetting van den oorlog ons onmogelijk wordt gemaakt, ófwel zal men aan het garnizoen last geven zich tegrjn de landingsdivisie te verzetten? Zoo ja, hoe zal men dart nog kunnen zeggen dat het bombardement van den Haag zoude strijden met het volkenrecht. Het is onder die omstandigheden voor onzen tegenstander eene stad waar ziclr vijandelijke troepen bevinden die tegen stand bieden. Dit geval is reeds menig maal uitgemaakt; (laatst nog bij scheids gerecht, toen Z. M. de Keizer van Bra zilië scheidsrechter was in eenige geschil len na den Chileensch-Puruaanschen oorlog) een ieder kan het dus weten, een bombardement van zulk eene stad is niet in strijd met het volkenrecht. Men zal dus slechts te kiezen hebben. Ofwel men verzette zich niet van af het oogenblik der oorlogsverklaring tegen eenigen vijandelijken troep die den Haag, met alles wat het bevat, wil bezetten. In dit geval is de oorlog voor ons niet vol te houden, de verdediging is als het ware verlamd. Ofwel men verzette zich wel tegen de vijandelijke troepen en dan zal de vijand door een bombardement in korten tijd hetzelfde resultaat bereikt hebben. Ten einde dit belangrijk vraagpunt voor goed te doen uitmaken, besloot de heer Tindal het te onderwerpen aan het oordeel van de meest bekende deskundigen van Europa. Hij begaf zich op reis en had het voorrecht vele van de meest bekende autoriteiten op gebied van vol kenrecht en op militair gebied van België, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Rusland en Zwitserland te spreken. Adressant verklaart thans, dat hij onder alle deskundigen, die hem de eer hebben aangedaan met hem van gedachten te wisselen, er niet één heeft aangetroffen, die ten deze opzichte het gevoelen van onze regeering deelt. Bovendien hebben, Z. E. deLuit.-Gen. Brialmont, Inspect.-Gen. der Fortificatiën enz. enz., België; Z. E. Cli. Calvo, gevol machtigd Minister enz, lid van het In- stitut de Droit International Argentijn- sche Republiek; Prof. C. Demangeat, Hoogl. enz. lid van het Inst. de Droit Intern. Frankrijk; Z. E. Ed. Engelhardl, gevolm. Minister enz., lid van het Inst. de Droit Intern., Frankrijk L. Gessner, Gezantschapsraad, enz. lid van het Inst. de Droit Intern., Duitschland; Prof. L. Goldschmidt, Hoogl. enz. lid van het Inst. de Droit Intern., Duitschland; W. E. Hall, rechtsgel. lid van het Instit. de Droit Intern., Engeland; Prof. Bh. Lion- Caen, Hoogl. enz. lid van het Inst. de Droit Intern., Frankrijk; Z. E. de Gen.- Veldmaarschalk Graaf Von Moltke, Pres. van de Commissie van Landsverdediging enz. enz.. Duitschland; Prof. Nys, Hoogl. enz. lid van het Inst. de Droit Intern., België; E. de Parieu, lid van het Inst. de Fance, eere-lid en oud-president van het Inst. de Droit Intern., Frankrijk; Prof. L. Renault, Hoogl. enz. vice-pres. van het Inst. de Droit Intern., Frankrijk; Prof. Alph. Rivier, Hoogl. enz. pres. van het Inst. de Droit Intern., Zwitserland; Prof. G. Rolin-Jacquemyns, Oud-Minister Secret.-Gen. en oud-pres. van het Inst. de Droit Intern., België; Prof. John Westlake, Hoogl.. oud-vice-pres. van het Inst. de Droit Intern., Engelandallen mannen van gezag, hem gemachtigd na mens hen te verklaren: i>dat wanneer onder de tegenwoordige (bovengenoemde) omstandigheden den Ilaag in tijd van oorlog gebombardeerd werd, dit bombardement volgens hun gevoelen niet in strijd zoude zijn met het volkenrecht." Het moet een ieder, die maar eenigs- zins op de hoogte is van wat over het volkenrecht is geschreven, opvallen, dat men onder bovenstaande namen ook die aantreft van mannen, die zich steeds af- keerig hebben getoond van bombarde menten. Enkelen van hen hebben kort geleden nog de manoeuvres van de En- gelsche vloot waarbij verschillende kust plaatsen beschoten werden, gecritiseerd. Een van hen heeft zelfs bovengenoemde arbitrage van Z. M. den Keizer van Bra zilië aan scherpe critiek onderworpen, nochtans zag Zijne Excellentie er geen bezwaar in adressant te machtigen na mens hem te verklaren, dat een bom bardement van den Haag, onder de te genwoordige omstandigheden, in het ge heel niet in strijd zoude zijn met met volkenrecht. Het gewicht van deze verklaringen kan en mag door niemand onderschat wor den. Van nu af aan kan elke mogend heid die inet ons in oorlog komt als het ware van af het oogenblik der oorlogs verklaring den Haag bombardeeren, of wel het bezetten, waardoor verdere te genstand onmogelijk wordt. Een bombar dement van den Haag zal onder de te genwoordige omstandigheden niet strijden met het volkenrecht. Diegene die zulk bombardement onderneemt, kan zich be roepen op het gevoelen van de meest ge zaghebbende deskundigen op gebied van Volkenrecht van geheel de wereld. De zaak is thans voorgoed uitgemaakt, de quaestie is beslist. Verdere aarzeling van onze zijde zoude eene »onvergeef- lijke roekeloosheid" zijn. Deze uitdrukking is niet van adresiant afkomstig, hoe wel hij haar gaarne onderschrijft. Ze heeft hem echter in de laatste weken menigmaal in de ooren geklonken. Adressant mag zeggen, dat geen een der vele deskundigen, die hem hun persoon lijk oordeel mededeelden, het in deze eens is met onze regeering. Ook ont moette hij niemand die onze aarzeling, om thans, nu het nog tijd is, te han delen, niet verschrikkelijk roekeloos vond. Enkele van bovenbedoelde autoriteiten machtigden adressant hun persoonlijk gevoelen mondeling aan onze regeering bekend te maken en waren zeer gene gen hetzelfde te verklaren aan den Ne- derlandschen gezant, wanneer deze na- namens de regeering met die vraag tot hen kwam. De heer Tindal gelooft dat het van nu af aan noodeloos zoude zijn nogmaals andere personen met deze onze levens- quaestie lastig te vallen. De bovenstaande verklaring moet niet alleen voor ons vol doende zijn, maar zij zal voldoende zijn voor de geheele wereld. De quaestie is thans duidelijk uitgemaakt. Het zoude roekeloos, ja, zelfs misdadig tegenover het vaderland zijn langer te aarzelen. De heer Tindal doet ten slotte een beroep op de vaderlandsliefde van de vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk in de Tweede Kamer der Staten- Generaal, hij bezweert hen thans alle partijschap ter zijde te stellen, en over alle andere consideratiën heen te stap pen. Hij verzoekt dat het hun moge be hagen deze aangelegenheid onmiddelijk vóór iets anders ernstigs ter sprake bren gen, en aan te dringen bij de regeering om onverwijld zoodanige maatregelen te nemen, waardoor het bombardement van den Haag, bij den aanvang van een even- tuëelen oorlog, niet meer de meerge noemde noodlottige gevolgen kan hebben en daardoor ophoude eene gerechte oor logshandeling te zijn. Blijft de tegen woordige toestand voortbestaan dan blijft de onafhankelijkheid des vaderlandssteeds in gevaar verkeeren. Eene eruwtige waarschuwing uit den vreemde. In het Morgenblall der Algemeine Zei- tung van Donderdag 10 April wordt on der het opschrift: «Streiflichter von der Schelde," de vraag behandeld, of ons land bij eenen eventueelen oorlog tus- schcn Frankrijk en Duitschland in staat zou zijn, zijne onzijdigheid te handhaven. DOOR C h. D E S E T S. Naar het Fransch.) 49) Hij begon mij dingen voortestellen die ik strafwaardig achtte uit het oog punt van strikte rechtvaardigheid. Hij hield vol, ik weigerde. O, nog zie ik den blik waarmede hij mij aanzag! «Gij zijt angstvallig, sprak hij, en het geld dat men u heeft toevertrouwd, loopt geen gevaar, 't Is jammer, want weldra zal ik misschien verplicht zijn u het mijne terug te vragen." Die bedreiging deed mij schrikken. Louise, ik heb u nooit ingewijd in mijne zorgen, in mijne zaken. Weet dan, dat op het land, een notaris van naam zoo wat de bankier is van elkeen. Zoo hij plotseling de door hem voorgeschoten gelden terugvraagt, zoo hy in geldgebrek schijnt te verkeeren, dan is mijn credietwegl Dan is hij verloren somtijds onteerd. Anselme had mij in zijn macht. In- tusschen liet hij mij eenige maanden met rust, om mij den lijd tot naden ken te laten. Eensklaps stond hij we der voor mij met een nieuw voorstel, nog onaannemelijker dan het eerste. Ik verklaarde hem duidelijk dat ik mij niet met die zaak wilde inlaten. »0 I gij zult het wel doen," antwoordde de oude man mij, gij zult er in moeten treden.... zoo wel in dit als in het vorige.... of.... wij zullen dadelijk overgaan onze rekening te vereffenen." Hij had het masker afge legd. Ik werd driftig, en zeide dat ik, vertrouwende op zijne beloften, mij veel verder gewaagd had boven mijne krach ten, en dat zoo het noodig was, al moest de ellende mijn deel worden, ik de zaak voor de rechtbank zou brengen om open lijk onzen wederzijdschen toestand bloot te leggen. Op die wijze, zou ik althans mijn eer hebben gered. O! waarom heb ik niet die eerste ingeving gevolgd I Maar de gierigaard was bevreesd zijn rijkdom openbaar te maken en vooral ook zijne woekerachtige handelingen. Hij deed mij tot bedaren komen. »Het zij zoo! zeide hij, ik zal u tijd latenmaar geef mij dan acceptatiën." En ik, de voorzichtige man, ik had de onbezonnenheid daarin toetestemmen. Ik hoopte bevrijd te wor den van den onmeedoogenden grijsaard, helaas, ik werd zijn slaaf. Ja, nooit was een juk zoo zwaar, zoo vernederend, zoo smartelijk als dit! XXVII. Er lag zooveel oprechtheid, zooveel bit terheid in de laatste woorden, dat het medelijden in Louise's hart de overhand kreeg. Arme Etiennesprak zij. O, riep hij opgewonden uit, gij kunt niet begrijpen hoeveel ik geleden heb I Niettegenstaande mijn voortdurenden arbeid, niettegenstaande mijne bovenmen- scbelijke krachtsinspanning om geld te winnen, was ik dikwijls niet bij machte hem op den vervaldag te betalen en moest mijn trots zich vernederen om dien man te smeeken. Hij gaf mij uitstel, God weet, voor welken prijs! en de volgende keer was het weder hetzelfde, altijd het zelfde oude liedje. Niemand heeft die pijniging vermoed, zelfs gij niet, lieve vrouw! Uwe rust, uw geluk ging mij voor allesIk had den moed te zwijgen en te glimlachen.... Gij waandet mij gelukkig! Maar zoodra ik alleen was, viel het masker af.... en wee- nende van spijt, verzette mijn hart zich tegen myn beul, tegen mijn meester! Ik ontweek hem als bij instinct. Het is eene bijna algemeene wet, dat de schepselen die met kracht begaafd zijn, tevens zachtzinnig van aard zijn; maar wanneer een onrechtvaardigheid, wanneer eene beleediging telkens herhaald, hen eindelijk wanhopig maakt, worden zij plotseling verschrikkelijk en slaan neder als de bliksem. Dikwijls had ik bij mij zeiten gezegd: Ik zal hem dooden I O!.... ik had nimmer in zijn huis moeten tre den Ongelukkig was het, dat, daar onze betrekking geheim moest blijven, ik des nachts in zijn huis het geld moest bren gen. Hij liet mij de kleine tuindeur bin nenik maakte mijn paard daarbuiten vast aan een olmboom. Herinner u de assises twee jaar geleden, dat crimineel proces over welks bijzonderheden men hier zooveel gesproken heeft, zelfs in mijn bijzijn.... O! welk eene pijniging!.... Het was de laatste vervaldag: een onstuimige nacht; gij sliept; ik vertrok. De grijs aard kwam mij als Daar gewoonte open doen en wij stegen naar boven in zijne kamer. Nog zie ik hem voor mij den trap op gaan, met de lamp in zijn hand. Toen hij die op tafel had gezet, keerde hij zich tot mij, wees mij met een gebaar den stoel aan waarop ik moest gaan zitten en zijn gelaat vonkelde van duivelachtige vreugd.... Een geheel nieuwe brandkast was pas in den muur van denalkoofin- gemetseld. »Ge ziet het," sprak hij tot mij, ik heb niet tegen kosten opgezien, om mijn kapitaal te bewaren." Hij lachte. Een oud register werd op tafel openge slagen.... Op de bladzijde waarop onze rekening stond, lag de wissel dien ik kwam betalen.... vijftienduizend francs. Ik moest blozende bekennen dat ik slechts de helft van de som kon brengen.... Da delijk werd het gelaat van den woeke raar donker.... Zijn toon werd spottend, kwaadaardig.... rrHet spijt mij erg, ant woordde hij, maar ik moetalles hebben! Te vergeefs verzocht ik nog een laatst uitstel. ïNeen," was zijn antwoord, rtnrnjn geld IGe hebt mij lang genoeg voor den gek gehouden ik wil niet langer uw speelbal zijn!.... En nog veel mter andere bijtende beleedigende dingen zeide hij mtj.... De toorn ziedde in mijn bin nenste.... Daar buiten donderde het ook Mijn hoofd gloeide als de hemel daar buiten.... In mijne oogen bliksemde het als daar.... Alles werd rnij groen voor de oogen.... en werktuigelijk, koortsachtig kerfde ik in den rand van de tafel met een passer die mijn hand daarop vond liggen.,.. Nog altijd bleef ik smeeken. nMaar wat wilt gij dan dat ik verkoope liep ik op smartelijken toon uit. »Wel," was

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1