NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. verschijnt woensdag en zaterdag. binnenland. IN HET VUUR. No. 38. Zaterdag 10 Mei 1890. Negentiende jaargang. abonnementsprijs: advertentie ni Transvaal. FEUILLETON. 4MERSF00RTSCRE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijt. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In deze gemeente, we zullen de oorzaken die daartoe aanleiding hebben gegeven, buiten bespreking laten, bestaat nogal eenige be langstelling in de Zuid-Afrikaansche Republiek, en het is zeer wel mogelijk dat, waren de omstandigheden gun stig, uit ons midden of uit onze naaste omgeving wel lieden hun toekomst zouden willen verbinden aan liet land, welks niet-ontgonnen rijkdommen slechts wachten op de nijvere hand. In elk geval, men hoort hier gaarne over Transvaal spreken en over het stamverwante volk, dat de voorva derlijke taal bewaard, de aloude ze den in eere gehouden heeft. Nu vonden we dezer dagen in een der meestgelezen dagbladen een in gezonden stuk onder den titelNaar het. «Verre Zuiden." Do schrijver, de heer A. Kehrer te Haarlem, wijst voor de lezers van «Het nieuws van den Dag" op de ongerijmdheid, dat tal van landgenooten, die de vruch ten- en groentencultuur beoefenen, verlokt door de schilderingen van de mildheid van klimaat en bodem in Californië, in den laatsten tijd daar heen trekken met hun hulpmiddelen van kapitaal, kennis en bekwaam heid, om er wellicht binnen zeer korten tijd hun nationaliteit te ver liezen, als verdoold onder de Engelsch- sprekende massa, terwijl er niet aan gedacht schijnt te worden dat in het Zuiden van Afrika, onder wellicht even gunstige omstandigheden van lucht en grond, en met behoud van al wat er Hollandsch aan hen is, hetzelfde doel kan bereikt worden. «Waarlijk," zegt de schrijver, «de Hollandsche tuinder behoeit niet naar Amerika te gaan. De toestanden hier te lande leiden onophoudelijk tot emigratie op uitgebreide schaal, en de vraag ligt voor de hand waarom de groote meerderheid, (om van ves tiging in onze tropische berglanden, hoe wenschelijk op zichzelf, niet te spreken), aan het toch voor Neder landers bijzonder geschikt gebleken Zuiden van Afrika, zoo weinig aan dacht schenkt." Inderdaad, die vraag is niet over bodig. Wat zou de Nederlander, die den moed bezit in den vreemde een nieuw leven aan te vangen, liever wenschen, dan dat hij daarginds menschen aantreft die hem onmid- delijk verstaan, zijn behoeften kennen en bereid bevonden worden het hunne bij te dragen om er in te helpen voorzien Men houde tocli wel in het oog, dat het land, voor zooverre het reeds nu voor cultuur geschikt is, een minstens zesmaal grootere blanke bevolking kan voeden, ja zelfs rijkelijk onderhouden, dan er thans woontdat er voorts nog uitgestrekte gronden zijn. die op dit oogenblik niets opleveren, maar met arbeid, door het aanleggen van spoor en waterwegen, door het ma ken van een goed irrigatie-stelsel, te brengen zijn tot de vruchtbaarste die men slechts kan begeeren. Aan den anderen kant, de heer Kehrer legt er den noodigen nadruk op, is voor de Republiek zelve de vermeerdering van de Hollandsche bevolking een quaestie van zijn of nietzijn in de naaste toekomst. Het Engelsch element neemt er op on rustwekkende wijze toe. De exploi tatie van goudmijnen, die onze kapi talisten nu eenmaal niet aan schijnen te durven, lokt massa's avonturiers er heen, die er voor een groot deel zullen blijven, wier nakomelingen den landbouw zullen beoefenen, en wien men, hun getalsterkte in aanmerking genomen, de erkenning als staatsbur gers niet zal kunnen onthouden. Hebben zij eenmaal de meerderheid, dan zullen zij daar gebruik van ma ken ook, en het Hollandsche karak ter der Republiek zal overmijdelijk worden uitgewischt. Wat het Wa pengeweld niet vermocht, dat zal het gevolg zijn, van het verbreken van het evenwicht, om hetwelk te behouden weinig of niets wordt ge daan. Wij achten ons niet geroepen, de Transvalers van raad te dienen, an ders zouden wij hun zoo luid moge lijk willen toeroepen: Versterkt, zoo veel gij kunt, het Hollandsch element, opdat het Engelsche u niet te mach tig worde. Daar zijn in Transvaal een massa lieden, die het op den Hol lander niet te best begrepen hebben, omdat zijn manieren, zijn opvattingen, kortom zijn geheele «wijze van zijn" niet strookt met die der ouderwet- sche «Boers" en die daarom geen vinger zouden willen uitsteken om het getal der vreemdelingen uit ons land te vermeerderen; die hen, in tegendeel, liever zien heengaan dan komen, omdat zij vreezen dat hun invloed schade zou doen aan het eigenaardig karakter der inheemsche bevolking. Meermalen hebben we de verzeke ring gehoord, dat deze beschouwing bij lange na niet algemeen is; doch aan daden, om die bewering te staven, heeft het tot dusver maar al te zeer ontbroken. De heer Kehrer doet een beroep op den steun onzer natie, in den zwaren strijd tegen den wassenden Engelschen invloed, doch is het wel boven allen twijfel verheven, dat men daarginds dien steun inderdaad wenscht? Naar Florida en Californië worden onze lui heengelokt. Wij zullen geheel in het midden laten, of hetgeen men hun van een verplaatsing derwaarts voorspiegelt, met de werkelijkheid overeenkomt: een feit is het, dat er personen aan het werk zijn die hun de komst gemakkelijk trachten te maken. Daar is reden voor. Het is zeer in het belang van genoemde gewesten, dat zij bezet worden door een arbeidzame bevolking, op welke men rekenen kan, en die de alge- meene welvaart in niet geringe mate doen stijgen. Men begrijpt in dat deel der Nieuwe Wereld, dat er bij emigratie van Hollanders twee be-1 langhebbenden zijn, namelijk het land waarheen zij wordt geleid en het volk dat er toe overgaat. Indien ditzelfde besef ten aanzien van Transvaal levendig genoeg was, zou er oneindig meer gebruik van gemaakt worden. Wat is nu het ge val De geheele risico van de altijd hachelijke onderneming komt ten laste van den landverhuizer; slaagt hij in zijn pogingen, dan is het goed, maar loopen deze op teleurstelling uit, nie mand zal ze hem helpen dragen, al lerminst het nieuwe vaderland dat hij meende te zullen vinden. De kos ten van verplaatsing zijn zeer hoog, en om daarin te helpen voorzien heeft de «Nederlandsch-Zuid-Afrikaan- sche vereeniging het initiatief geno men tot de oprichting van een émi- gratiefonds. Wat wordt daartoe bij gedragen door ingezetenen van Trans vaal, ja, hoe betrekkelijk gering is niet het aantal Zuid-Afrikaansche leden der genoemde vereeniging Als men versterking wenscht van het Hollandsch element door de ves tiging van lieden, die hun brood waard zijn, dan moet men hen ook een weinig trachten te «lokken," hun de bezwaren helpen overwinnen, hen niet ontvangen als den hond in het kegelspel. Zij behoeven wel geen ge spreid bedje te vinden, maar toch een plaats om zich neer te zetten, om hun bedrijf uit te oefenen en al- zoo van stonde aan mede te werken tot de welvaart des lands. Terecht zegt de lieer Kehrer: «men openede gelegenheid om in daartoe geschikte streken, uit betrouwbare hand, naast grootere, ook kleine stukken wèl be waterd land te knopen, en verschafTe den immigrant, bij vestiging en be drijf, al den goeden raad en de hulp, die tot slagen noodig zijn." Als we nu maar onder die men niet uitslui tend Nederlanders te verstaan heb ben, die uit den aard der zaak voor den landverhuizer veel minder kun nen doen dan de ingezetenen van Transvaal vermogen, dan zijn we het volmaakt eens. We hebben het meer gezegd en nemen de vrijheid het hier te herhalen: De liefde moet niet van één kant komen. Door den Minister van justitie zijn nieuwe modellen van jacht- en vischakten vastgesteld. Daarbij is gevolgd het in Duitschland gevolgd wordend model; ze zijn op lin nen geplakt en breed 14 centimeter. Deze akten zijn metverschiller.de kleu ren gestempeld naar gelang van de ver schillende doeleinden, waarvoor zij wor den aangevraagd, en wel: zwart de groote jachtakte tot uitoefening van alle geoorloofd jachtbedrijfgroen de groote jachtakte tot uitoefening van alle ge oorloofd jachtbedrijf met uitzondering van de lange jacht en de valkenjacht; blauw de kleine jachtakte tot uitoefening van de jachtbedrijven, genoemd in art. 15, lett, e, f en g der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87)bruin de kleine vischakte tot uitoefening van de visscherij met één geoorloofd vischtuig. De achter zijde der jachtakten is donkergroen, die der vischakten grijs gekleurd, Uit 's Gravenhage bericht men dat binnenkort ook de luitenant-generaal, in specteur van het wapen der infanterie, den militairen dienst met pensioen gaat verlaten. Door den inspecteur van het wapen der artillerie is bepaald, dat de vesting artillerie het geweer met zich zal mede voeren bij alle exercitien met het ge schut, bij infanterie-exercitien, alsmede bij alle gewapende appèls. Organisatie van den arbeid, «Bij de sociale quaestie verliest men te zeer uit het oog", zegt de Standaard, «hoe de onderscheidene deelen van den arbeid saiimhangen. In onze venen kwam dit weer duide lijk uit. Anderen zijn het, die het werk van den «trekker" doen, en anderen die turf maken. Naar het Zweedscli, VAN M. ROOS. (2) «Ja, in dat opzicht deelen velen je smaak" antwoordde hij toegevend. «Wat mij betreft, ik ben over het geheel ge nomen zeker ook geen groot vereerder van Wagner, maar...." Zijn vriendelijk en waardeerend antwoord beviel haar. Haar gezichtje helderde hoe langer hoe meer op en haar mond plooide zich tot een vroolijken lach. Langzamerhand raakten zij van het muzikaal gebied af en be gonnen over allerlei dingen te praten, die haar belangstelling opwekten; over den schouwburg; over hunne kennissen; over liefde en romans. Zij was bekoorlijk, zooals zij daar zat, achter in haar stoel leunend, terwijl het licht op haar mooi, blond haar scheen en zjj met haar fijne handjes, waaraan een juweelen ring prijkte, een appel schilde; zij was klein en tenger, maar zacht als een jong poesje. Op hare wangen ver scheen dikwijls een hooge, eenigszins verontrustend vlammende blos en hare oogen schitterden met een zeldzamen glans. Als zij lachte was zij allerliefst; als zij ernstig zag, verkreeg haar gelaat een knorrigen trek, die haar leelijk stond. Maar diep in hare oogen, zoo diep dat de meesten het niet eens opmerkten, smeulde een onderdrukt vuur en als dit opvlamde zag zij er woest, bijna brutaal uit. Hy was een knap man, met een flink figuur en een regelmatig, schoon profiel. Tusschen zijne wenkbrauwen lag een diepe rimpel en de uitdrukking zijner oogen was doorgaans ernstig, dikwijls zelfs som ber; mor.d en kin waren daarentegen zacht, en vrouwelijk geteekend. Later op den avond verdween de wolk geheel en al van het gezichtje der jonge vrouw. Zij werd vroolijk en spraakzaam, ging op de knieën van haar man zitten en coquetteerde dapper met haar mooie oogen. Zij wist hem zoo goed te vangen en zij genoot van hare macht over hem zij genoot zooals een jaloersche vrouw, die de vijanden van haar geluk heeft mo gen overwinnen, alleen kan genieten. Ook Melcher had grootendeels zyne opgewektheid herwonnen en met verruk king gaf hij zich aan haar dartel minne- koozen over. Toch W3S er iets van den somberen trek overgebleven; dit kwam vooral uit als hij, zooals nu, den blik op Sapho met de verbrijzelde lier aan haar voeten, liet rusten. Voor hij dien avond insliep, was het laatste waaraan hij dacht, het gezegde van een zijner vrienden, toen hij dezen zijn voornemen tot zijne verloving had medegedeeld: «Trouw nooit met eene vrouw, die niet muzikaal is, Melcher! Je halve hart is muziek je halve le ven is in de wereld der tonen kan je haar niet in die wereld inleiden, kan zij je daarin niet volgen en verstaan, dan moet je altijd met je halve hart een vreemdeling voor je vrouw blijven!" Deze woorden plaagden hern dien gan- schen nacht door. Zij spookten rondom hemzij drongen in den vorm van ge heimzinnig dreigende onheilen in zijne droomenzij suisden en fluisterden hem onophoudelijk in de ooren. Dien morgen ontwaakte hij met het gevoel van een centenaarslast op zijne borst en hij begon den dag in treurige moedeloosheid. Maar voor zijne vronw wist hij zijne bittere stemming te verbergen. Hij was vriende lijk jegens haar en liefkoosde haar en al zijn twijfel en zijn onrust hield hij terug in dat gedeelte van zijn gemoed, dat voor haar een vreemdeling was en blijven zou. Reeds van zijne kinderjaren af had Melcher een hartstochtelijke liefde tot de muziek gehad. Toen hij drie jaar oud was zocht hij met zijne kleine vingers de wijsjes, die hij had gehoord, op de piano en als hij een valsch akkoord hoorde, kromp hij in elkaar, alsof men eene ge voelige zeouw had aangeraakt. Naarmate hij grooter werd ontwikkelde dezen aan leg. Het was kluchtig om te zien hoe de knaap, die anders spelen en stoeien kon als andere jongens, een ernstig, oudach tig gezicht zette, zoodra hij bij de piano kwam, en hem over muziek te hooren redeneeren als een ervaren musicus. Zijne meesters verklaarden dan ook reeds spoe dig dat zij hem, behalve de techniek, niets hadden te leeren. Alle mogelijke wetten der harmonie waren hem aange boren hij moest alleen maar leeren deze in praktijk te brengen. Reeds op jeugdi ger, leeftijd begon hij te componeeren, mees- lal geestelijke muziek, oratoria en mis sen in den stijl van Handel en toen hij zeventien jaar oud was, zong hij en speelde piano, viool en fluit en op bijna elk ander instrument was hij meer of min der tehuis. Maar de muziek werd voor hem nooit iets anders dan een spel, eene liefheb berij. Hij zette muziekkransjes op het touw, speelde in quartetten en zong zijn partij in duo's; hij schreef kleine operetten, die in de salons der groote wereld werden uitgevoerd en toegejuicht, en hij werd allengs een Maecenas, die arme kunstenaars beschermde en voort hielp. Degelijke studiën maakte hij nooit en hij had ook nimmer iets noemens waardigs op het gebied der muziek te voorschijn gebracht. Dit was ten deele het gevolg geweest van eene aangeboren traagheid, ten deele van zijn rijkdom en maatschappelijken stand in de wereld. Zijn vader, Baron Alfons Ryning, de eenige van vijf broers, die zijn groot ver mogen ongeschonden had weten te be waren, stierf toen Melcher veertien jaar oud was en liet aan zijn zoon een kolos saal fortuin na. De wetenschap met der tijd een rijk man te zullen zijn, gevoegd bij zijn tijdroovende muzikale liefhebbe rijen, maakten dat Melcher zijne studiën tamelijk achteloos waarnam. Wel bracht hij eenige termijnen te Upsala door, maar gedurende zijn studenten tijd speelde en zong hij meer dan hij werkte. Voor zijn fat soen deed hij een gemakkelijk klein-amb- tenaars-examen, maar liet de zaken verder rusten. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1