NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
IN HET VUUR.
No. 47.
Woensdag II Juni 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
HMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentien oierviaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zij die zich tegen 1
Juli op dit blad akon-
neeren, ontvangen de voor dien
tijd verschijnende Nos. gratis.
Persoonlijke dienstplicht.
De AmsterdamscheprofessorC. B.Spruyt
levert in de Mil. Speet, van deze maand
een kritiek op een onlangs verschenen bro
chure van een Staatsburger, die den per
soonlijken dienstplicht en de legerorga-
nisatie bespreekt, en tegen den persoon
lijken dienstplicht is gekant.
«Hoezeer ook van meening met den
Staatsburger verschillende," zegt de heer
Spruvt, «kan ik in zooverre met hem
medegaan, dat het vraagstuk van den
persoonlijken dienstplicht niet in de aller
eerste plaats door overwegingen van
militairen aard moet uitgemaakt worden.
Inderdaad staat hierbij het jonge Neder
land tegenover het oude. En daar het
oude alle dagen terrein verliest, zal de
persoonlijke dienstplicht ingevoerd wor
den, ook al ware die maatregel uit een
krijgskundig oogpunt niet zoo dringend
ncodig, als hij werkelijk noodig is.
«De nieuwe kieswet heeft in dit op
zicht een groote verandering teweegge
bracht. Zoolang de oude kieswet aan de
kleine burgerij het stemrecht onthield,
konden dergelijke overwegingen, als de
Staatsburger ten beste geeft, veel voor
het behoud der dienstvervanging doen.
Want zij strookten met het vermeend
standsbelang van de groote meerderheid
der kiezers. Thans zijn zij voor de zaak,
die hij verdedigt, gevaarlijk. Want zij
strijden met het vermeend standsbelang
van de groote meerderheid der kiezers.
De kleine burgerman is over het alge
meen alles behalve ingenomen met de
dienstvervanging, die hem de moeilijke
keus laat óf voor een remplagant meer
geld uit te geven dan hij missen kan,
óf zijn zoon naar de kazerne te zenden
in een gezelschap, dat hij beneden zich
acht.
Breidt men het kiesrecht nog een wei
nig uit, dan komt men in kringen, waar
het bestaan der plaatsvervanging rond
uit een schande genoemd wordt, omdat
die lieden hun kinderen naar de kazerne
moeten zenden en tevens bemerken, dat
de meergegoeden hun zonen daarvoor
bewaren, alsof er een besmettelijke ziekte
heerschte. Het staatkundig ideaal van den
Staatsburger heeft door het voorloopig
kiesreglement van 1887 zulk een knak
gekregen, dat het inderdaad verwonder
lijk is, dat hij er thans nog eenigen in
vloed aan toeschrijven kan.
>En dus kan men mij te gemoet
voeren zal deze belangrijke hervor
ming, die zoo lang door het eene stands
belang is tegengehouden, ingevoerd wor-
d >n ter wille van het andere standsbe
lang? Inderdaad, ik vrees dat het zoo
gaan zal. Het zou mij vrij wat aangena
mer geweest zijn, als de oude kiezers de
teekenen der tijden beter begrepen, hunne
vooroordeelen op zij gezet en den per
soonlijken dienstplicht ingevoerd hadden.
Maar dit is nu eenmaal niet geschied,
Zij hebben zich laten leiden door de over
wegingen, die de Staatsburger met zooveel
openhartigheid uiteenzet.
«De persoonlijke dienstplicht is een
gruwel in de oogen van den typischen
ouderwetschen deftigen Hollander uit de
regeerende standen. Dat wisten wij al
lang, voordat de Staatsburger het ons op
zijne wijze mededeelden. Want men heeft
dien maatregel tegengehouden met al de
macht der inertie, die in ons land zeer
groot is. Men liet de voorstanders praten
en schrijven, en deed er het zwijgen toe.
«Thans is die ban gebroken. En al
heeft de Nederlandsche deftigheid bij deze
den onverwachten steun gekregen van
de roomsch katholieke geestelijkheid, die
bij ons te lande en in België door een
zonderling misverstand van den persoon
lijken dienstplicht gevaar ducht voor de
Kerk, toch kan dit slechts een uitstel
van executie zijn. Zij moet om den
persoonlijken dienstplicht te ontgaan
niets minder doen dan de behoorlijke zorg
voor 's lands weerbaarheid nog eenige
maanden of jaren uitstellen. Men moet
niet alleen deftig, maar ook bijster on
nadenkend zijn om niet te begrijpen, dat
men zoodoende zijn eigen graf graaft."
De professor bespreekt ook de onlangs
verschenen brochure van dr. Schaepman,
waarvan wij vroeger al een en ander
mededeelden en wijst er o. a. op, dat
de Tijd raadde, de beslechting aan de
bisschoppen over te laten.
«Maar wat er ook achter de schermen
zij voorgevallen," schrijft hij, «de Oud-
Hollandsche deftigheid kan in 't vervolg
ook op dr. Schaepman's steun rekenen.
Dat de oude matrone haar pleit desal
niettemin, na korter of langer tijd, ver
liest, moet den heer Schaepman vol
maakt evident zijn. Vandaar de bitterheid
tegen zijn blinde onderbevelhebbers, die
zoo duidelijk in zijn brochure doorstraalt."
De miliciens der lichting van 1889,
die wegens de werkstakingen in de venen,
bij het 8ste regiment infanterie (Arnhem,
Doesburg en Deventer) na ultimo April
jl. buitengewoon onder de wapenen zijn
gehouden, zijn heden met onbepaald ver
lof huiswaarts gezonden.
Naar aanleiding daarvap schrijft Gélria:
Dat zijn dus ruim vijf weken welke
deze miliciens en die van het 1ste
regiment (Leeuwarden, Groningen, Assen)
langer onder de wapenen hebben moeten
blijven, dan hun collega's van andere
regimenten infanterie.
Maar misschien een enkele stem slechts
heeft tegen deze hardheid gesproken. En
een volgend jaar zal het precies zoo gaan,
als het dit jaar en in '89 en '88 is ge
gaan.
Hadden wij maar persoonlijken dienst
plicht en waren er onder dit gedeelte
slechts eenige zoontjes van hooggeplaat-
sten en hoogaangeslagenen geweest, geen
twijfel of de regeering zou geïnterpelleerd
zijn geworden over den last en hinder,
welke dit onder de wapenen houden aan
debetrokken personen veroorzaakt. Thans
doet men er het zwijgen toe. Men voelt
niet, hoe zwaar deze verlenging van
werkeiijken diensttijd den meesten ge
vallen is. Aan hen persoonlijk en aan hun
verwanten
H. M. de Koningin heeft eene gift
van f50 geschonken aan den Bazaar ten
behoeve van de zending in Zuid-Afrika
(kerk te Wellington).
Men schrijft uit Den Haag, aan de
Ziv. Ct.:
«Van goederhand wordt mij verzekerd,
dat het advies van den Raad van State
inderdaad zeer ongunstig moet luiden, ten
aanzien der wet betreffende de militaire
organisatie. Het schijnt dat de ontworpen
regeling met de bijgevoegde uitvoerige
toelichting het hooge staatscollege tot een
zekere moedeloosheid in zake's lands ver
dediging heeft gebracht. Vandaar dat
men eenerzijds wijst op de zware offers,
die de natie zal hebben te brengen, en
anderzijds dat die offers nog veel grooter
zouden behooren te zijn om het beoogde
doel: handhaving van 's lands onafhan
kelijkheid, onder alle omstandigheden te
bereiken.
Bij de heerschende stemming in onze
verschillende parlementaire partijen mag
dan ook nu reeds een zeer ongunstige
voorspelling over het lot dier wet worden
uitgebracht.
Wanneer zal Nederland eindelijk eens
wèl toegerust zijn voor de ure des gevaars?
Waarschijnlijk nooit. Het gevaar zal on
vermijdelijk komen,- lang voordat onze
zwaarwichtige beraadslagingen in daden
zullen zijn omgezet."
De Minister van Oorlog brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat tegen
15 Juli a.s. weder pupillen op de Pupil
lenschool te Nieuwersluis zullen worden
geplaatst. Van de alsdan openstaande
plaatsen zullen er wellicht eenige kunnen
worden vervuld door zonen van niet-mi-
litairen (onder «niet-miiitairen" worden
ook begrepen gepasporteerde militairen
en schepelingen), tegen betaling eener
jaarlijksclie bijdrage van f50, in het begin
van ieder kwartaal, bij vooruitbetaling,
telkens voor gedeelte, te voldoende
overige plaatsen worden kosteloos vervuld
door zonen van hen, die in dienst zijn
bij de zee- of bij de landmacht hier te
lande of in Oost- en West-Indië, alsmede
van hen, die in dien dienst, hetzij als
militair, hetzij schepeling, gepensionneerd
gegageerd of overleden zijn, en van hen,
die als gepensionneerd of gegageerd mi
litair of schepeling overleden zijn. Men
zie verder de St. Ct. No. 132.
De hoofddirectie van het Instituut
voor doofstommen te Groningen ontvangt
voortdurend milde bijdragen en hartelijke
bewijzen van deelneming in het op 17
Juni a.s. te vieren honderdjarig jubileum.
Vele giften van f1000, f2000 en meer
zijn ingekomen. Door de echtgenoote van
den commissaris des Konings zijn 40 rij
tuigen voor een rijtoer naar Assen, be
nevens de kosten voor een maaltijd al
daar, beschikbaar gesteld. De in Amerika
vertoevende doofstommen, afkomstig van
deze inrichting, zullen het feest meema
ken. Door den heer Guyot zal een diner
van f2000 worden aangeboden.
In overeenstemming met het een
parig gevoelen van alle afdeelingsbesturen
is tot lid van het hoofdbestuur en tot
voorzitter van de Vereeniging ter bevor-
deiing van Fabrieks- en Handwerksnijver-
heid gekozen jhr. mr. A. P. C. van Kar-
nebeek, oud-commissaris des Konings, in
Zeeland, oud-minister van buitenl. zaken,
die deze benoeming heeft aanvaard.
Tevens is door het comité voor het te
Amsterdam in Septenber te houden con
gres van nijverheids-hygiène en reddings
wezen genoemde heer benoemd toteerelid,
welke benoeming hij aanvaard heeft.
Te Prinsenhage bij Breda is de
ridder van het Metalen Kruis C. Janssen,
in den ouderdom van 85 jaren overleden.
Volgens de opgave in de St.-Ct.
opgenomen, lelt Amsterdam thans een
bevolking 1111,671 mannen en 214,645
vrouwen, totaal 406,316 zielen. Haarlem
heelt een bevolking van 52,155 zielen,
waarvan 24,764 mannen en 27,391 vrou
wen. De gcheele provincie Noord-Holland
had op 1 Jan. II. 819,283 zielen, waarvan
297,517 mannen en 421,766 viouwen.
Te Utrecht zal op 12, 13, 14 en 16
Juni a. s. aan het Centraal bureau der
Staatspoorwegmaatschappij examens wor
den gehouden voor surnumerair.
Zij, die als zoodanig worden toegelaten,
genieten gedurende hun leertijd eene toe
lage van fl,00 per dag.
Op den 18 Juni e. k., den gedenk
dag van den slag bij Waterloo, wordt
door de onderoQiciers-vereeniging der zee
macht eene uitvoering georganiseerd in
het locaal Plancius te Amsterdam, waarbij
ruim introductie wordt verstrekt.
Het Waterloo-feest zal teLeimuiden
11 Juni gevierd worden. De veelbelovende
feestelijkheden worden opgeluisterd door
Leimuiden's fanfare corps, dir. de heer
A. J. Markx, var. Nieuwveen.
De Zut/. Ct. verneemt, dat er ook
bij de manufacturers te Zutfen ernstig
gedacht wordt over de mogelijkheid om
hunne winkels des zomers ten 9 en des
winters ten 8 ure te sluiten, met het oog
op de wenschelijkheid orn aan de meestal
vrouweljjke bedienden dier winkels eenige
meerdere rust te gunnen.
Naar het Zweedsch,
VAN
M. ROOS.
10)
Mathilde zat nog bij de piano en zag
hem peinzende na. Nog eens neuriede zij
het motief van zijn lied. «Welk een
gloeiende bezieling!" zeide zij zachl. On
willekeurig dacht zij aan Schumanns
«Widnung", de woorden waren nagenoeg
dezelfden«Du meine Seele, Du mein
Herz Du meine Wonn' o Du mein
Schmerz
Onder weg naar huis bereidde Mel-
cher zich voor op een heftig tooneel vol
toorn en verwijten en hij trachtte zich
zoo goed mogelijk daartegen te wape
nen. Hoe was hij dus niet verrast, bij
zijn binnenkomen Bertha bleek en be
vende op de canapé te zien liggen en
haar blijden uitroep te hooren, toen zij
hem zag. Dadelijk sprong zij op, en wierp
zich schreiend in zijne armen.
Dit was b(jna moeilijker te vei dragen
dan onvriendelijke woorden. Hare teeder-
heid beschaamde hem en hare hartstoch
telijke liefkoozingen wekten in hein een
benauwend, onbehagelijk gevoel op, zoo
dat het hem de grootste inspanning kostte,
die te beantwoorden.
«O Melcher, waar ben je toch geweest?"
snikte Bertha. „Twee volle uren heb ik
op je zitten wachten je begrijpt niet
hoe bang, hoe wanhopig ik was waar
ter wereld was je toch heengegaan?...
«Wel wel, klein dwaas vrouwtje ik
ging slechts uit, om een wandeling te
maken die is wat langer geworden
dan anders maar ik dacht, dat je
nu eens goed zou uitslapen. Zie-zoo is het
nu weer in orde? Nu heb-je mij weer
terug
Hij ging op de canapé zitten, trok haar
op zijn schoot en wiegde haar in zijD
arm, alsof zij een klein kindje was.
„Maar je moet nooit weer zoolang
wegblijven, zonder dat ik weet waar je
bent" vervolgde Bertha.
«O je weet niet, wat ik mij al niet
in het hoofd heb gehaald dat je in
den waterval was verdronken, of van eene
rotsachtige hoogte naar beneden was ge
stort een poosje geleden heb ik Ma
rie uitgestuurd om je te zoeken
De meid uitsturen om hem te gaan
zoeken 1 Melcher voelde, hoe het bloed
hem van wrevel en ongeduld naar het
hoofd steeg.
«Maar Bertha, dat is verbazend kinder
achtig van je" zeide hij streng.
«Och vergeef het mij wees niet
boosje weet niet hoe akelig het is, als
men zoo alleen zit en ziek is alle mo
gelijke dingen komen je dan voor den
geest
Zij legde haar hoofd tegen hem aan
en zag hem smeekend in de oogen. Hij
deed zijn best het gevoel van tegenzin,
dat in hem opkwam te onderdrukken, en
vriendelijk gp toegevend te zijn.
«Arm kleintje" zeide hij en liefkoosde
haar met een gedwongen lachje.
«Waarheen heb-je gewandeld?" vroeg
Bertha na een kort stilzwijgen.
Ei, daar hadden wij het; nu werd hij
in verhoor genomen, ook nogafschuwe
lijk!
«Och, buiten, achter den waterval"
antwoordde hij achteloos en stond op, om
haar niet in de oogen te moeten zien bij
het spreken.
«Welken weg heb-je genomen?"
«Waarachtig, kindlief, dat zou ik niet
weten te zeggen ik heb wat in de buurt
rondgedwaald."
«Heb-je geen kennissen ontmoet?"
«Natuurlijk. De meeste brondrinkende
gasten zijn op dat uur beneden."
«Wie al zoo?"
«Ja wie? ik herinner mij de vrouw
van den Regeeringsraad te hebben gezien."
«Waarlijk, zoo vroeg? En hoe was zij
vandaag gekleed-" vroeg Bertha met plot
seling opgewekte belangstelling.
«Dat weet ik heusch niet meer..."
«Niet? Dat is wel vreemd; ik begrijp
niet hoe je dat hebt kunnen over het
hoofd zien. En wie nog meer?"
«Ik geloof, niet dat er anders iemand
bijzonders was; maar, hoor eens Bertha,
ik heb een geduchten hongermij dunkt,
als er gedekt is, moesten wij gaan dejeu-
neeren."
„Neen wij moesten wachten tot Marie
terug is
«En als zij het nu eens in haar hoofd
haalt, niet eer thuis te komen, voor zij
mijn lijk mee kan brengen."
«Foei Melcher, hoe kan-je zoo iets zeg
genMaar wij kunnen immers al vast
een boterham eten."
Zij namen aan de ontbijttafel plaats,
en Melcher hoopte van verder verhoor
ontslagen te zijn, maar Beitha hield vol.
Zij vond zulke gesprekken verrukkelijk;
zij had die belangstelling in kleinigheden,
in al wat de menschen gezegd of gedaan
hadden, die veel vrouwen aangeboren is,
en haar gezelschap zoo ODtzettend verve
lend kan maken.
«Weet-je ook, of er weer nieuwe bron-
gasten gekomen zijn, vroeg zij, haar man
de broodmand aangevende."
«Maric had gehoord, dat gisteren mid
dag een nieuwe gast, eene mevrouw Orn-
felt noemden zij haar geloof ik, was aan
gekomen; het moeteen mooie dame zijn
heb-je haar ook al gezien?"
Daar waren de poppen aan het dan
sen I Wat zou hij antwoorden Liegen
kon hij of eigenlijk durfde hij niet,
en de waarheid zeggen evenmin. Hij nam
een klont uit het botervlootje, en begon
die, met veel ernst op zijn brood te sme
ren, terwijl hij onverschillig zeide:
«Ja, die heb ik gezien. Zij is de we
duwe van een neef van papa, Robert
Ornfelt, die jarenlang ziek is geweest en
die in den afgeioopen winter gestorven
is och, je hebt daar zeker indertijd
wel over hooren praten
«Waarlijk?" riep Bertha nieuwsgierig.
«Toe, vertel mij daar wat van., .heb
je met haar gesproken? Hoe ziet zij er
uit Is zij nog jong?
«Ik geloof wel, dat zij er goed uit
ziet zeide Melcher, met ongestoorde be
langstelling voor zijn boterham en voor
het bord met koud kalfsvleesch, dat naast
hem stond.
«Toe, zeg; heb-je met haar gepraat
Wordt vervolgd).