NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
ANKARSTROM.
No. 59.
Woensdag 23 Juli 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMEHSFOOETSCHE COUBANT.
VOOR
J>
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Nu de spoorwegovereenkomsten
door de beide kamers zijn bekrachtigd,
is naar wij vernemen door de Regeering
als haar vertegenwoordiger voor de rege
ling der overgang aangewezen de heer
Mr. van Bosse, referendaris bij het de
partement van financiën.
De Haagsche kroniekschrijver van
de N. Gron. Ct. schrijft, dat men wat de
spoorweg-overeenkomsten aangaat, tot
het uiterste oogenblik onzeker was omtrent
het lot daarvan. »Van daar ook, dat de
heer Herigst wiens toestand eigenlijk niet
gedoogt, dat hij langer aan de werkzaam
heden der Kamer deelneemt en wiens
ontslag-aanvraag dan ook niet zeer lang
meer zal uitblijven, toch in allerijl ont
boden werd om voor te komen stemmen
van daar ook dat de heer Pijls, ofschoon
met de overige 9 commissarissen der
spoorwegmaatschappijen in de Eerste
Kamer afgesproken hebbende om geen
deel te nemen aan debat en stemming,
toch verscheen, om desgevorderd, zijn
stem in de schaal te werpen.
Maar het behoefde niet. De heeren
Pijnappel, Donker en Coenen, die tot 't
laatste oogenblik twijfelden, verklaarden
in den loop van den morgen reeds voor
te zullen stemmen en daar de heer Blij-
destein afwezig was, had men toen de
zekerheid, dat 't ontwerp zou worden
aangenomen. Daarop verliet de heer Pijls
de vergadering naar men zegt, na
raadpleging met dr. Schaepman, die, met
de heeren Bevers, Borgesius, Zaaijer, van
Kempen en anderen op de tribune zat
om te luisteren en blijkbaar ook om des
noods te adviseeren!"
De Radicaleu over de Degerwct.
In zoover als het Dagblad voor Neder
land als orgaan der radicale partij mag
gerekend worden, vinden wij het oordeel
dezer volksgroep over de door de Re
geering ingediende legerwet daarin aldus
geformuleerd
Wat ons betreft, wij zijn bereid te er
kennen, dat de minister blijk gegeven
heeft van een onverschrokkenheid, die
een betere zaak waardig zou zijn. Wij
toch zien, hoezeer wij ook de plaatsver
vanging met den minister afkeuren, in
de Legerwet, die een eind aan haar zal
maken een hoogst gebrekkig voorstel, om
de weerbaarheid van ons volk te verhoo-
gen en onze onafhankelijkheid beter dan
tot dusver te beschermen. De afschaffing
der plaatsvervanging, als een gevolg van
een wetsontwerp, dat den last van den
dienst slechts op een deel der natie legt,
en op dat deel voor een tijd van 20 jaar,
heeft zeker weinig kans werkelijkheid te
worden, ook al zou over dit ontwerp
nog voor de verkiezingen door de beide
Kamers een beslissing worden genomen.
Aan kleine Staten, die onmiddelijk be
dreigd kunnen worden door groote Mo
gendheden, kan niet anders dan een
volksleger do noodige macht en dus ook
het onmisbaar zelfvertrouwen schenken.
Een volksleger, ingericht naar de behoef
ten van ons land, met die noodzakelijke
aanvulling, welke de verdediging van hel
eigenaardige terrein vordert is de
eenige waarborg voor onze onafhankelijk
heid dit voldoet, meer dan iets anders,
aan de eischen der billijkheid, en dat
ook kan alleen ingericht worden in over
eenstemming met onze nationale begrip
pen en neigingen, die wars zijn en wel
altijd zullen blijven van eeD militarisme,
dat èn Gnancieel èn moreel de vloek is
van de groote Europeesche Staten.
Het is ons voornemen niet, heden het
wetsontwerp van den heer Bergansius uit
dit oogpunt te beschouwen. Wij bepalen
ons eenvoudig tot het uitspreken onzer
meening, dat het ingediende ontwerp niet
alleen bestrijding zal ondervinden van den
kant der Katholieken, maar, zij het dan
ook op geheel andere gronden, een krach
tig verzet zal te voorschijn roepen bij
allen, die werkelijk begeeren dat de
verdediging van haardstee en altaren de
zaak van een ieder zal zijn. Oranjev.
Aan berichten uit Ned. Indië loopende
tot 17 Juni, is het volgende ontleend.
In de Javasche Ct. van 13 Juni lezen
wij Tengevolge van de gebeurtenissen te
Edi op den 15den Mei jl. werd verster
king van troepen, betaande uit infanterie,
artillerie en cavallerie, daarheen gezonden.
Volgens ingekomen berichten werden
het Chineesche kamp en het erf van den
radja van Edi bedreigd. Deze werden
daarom van den 21sten Mei af door troepen
bewaakt.
De kampong Pedawa Poentoeng werd
op den 25sten Mei onder vuurgenomen
en met 74 granaten en 10 granaatkartetsen
getuchtigd.
Uit het des avonds in de nabijheid dier
kampong met de mata-mata's van den
radja geleverd vuurgevecht bleek, dat de
vijand haar nog niet verlaten had.
Den 25sten Mei werd op den Boekit
Panas eene tijdelijke versterking opgericht
waarin eene bezetting van 40 man en
artilleristen werd achtergelaten.
Volgens op den 26. Mei ingekomen
berichten zou de vijand in Pedawa Poen
toeng, de heuvelbentings en op den Boekit
Mata-Aér hoogstens 300 man sterk zijn,
waarvan nagenoeg twee derden met ge
weren gewapend.
Ons geschutvuur had tot uitwerking,
dat de vijand niet meer in zijne verster
kingen bleef, maar zich legerde langs de
hellingen aan de andere zijde der heuvels.
Voor en na begonnen ook ten noorden
en ten westen van Edi zich vijandelijke
benden te vertoonen.
Den 28. Mei verlieten de Edineezen
hunne versterkingen aan gene zijde van
de Edi-rivier en werd eene versterking
op de Boekit Roembia tegenover het Chi
neesche kamp. door Moslemin bezet.
Om aan hunne aanvallen het hoofd te
bieden, beschikte de radja-^van Edi over
nagenoeg 300 geweerdragende manschap
pen. Dit volk wendde op den 29. Mei po
gingen aan om den vijand van de heuvels
op den linkeroever der Edi-rivier te ver
drijven.
Of zulks resultaten heeft opgeleverd,
was nog niet bekend.
De omstandigheid, dat nu niet alleen
ten zuiden, maar ook ten westen en ten
noorden van Edi vijandelijke benden zijn
komen opdagen, en de hoofden niet bij
machte zijn dezen het hoofd te bieden
en te verdrijven, heeft aanleiding gegeven
tot het ontbieden van eene sterkere troe
penmacht.
Als voornaamste oorzaken van de be
roeringen in het Edische moeten beschouwd
worden ontevredenheid onder den minde
ren man over afpersingen van hoofden,
gepaard met opgewekt fanatisme.
Van de algemeene secretarie is de vol
gende medeeling ontvangen
Van den civielen en militairen gouver
neur van Atjeh en onderhoorigheden is
het volgende telegram ontvangen: Ver
sterkt met marine landingsdivisie, elfden
opgerukt tegen vijandelijke stellingen, heu
vels linker Edi-rivier; vijand verdreven;
liet achter ongeveer tachtig dooden. Wij
gewond luit. ter zee C. J. van Hegge
Spies, luit. (H. N. A.) Swart, korp. ge
nietroepen v. d. Berg, korp. Willemsen,
fuselieis van Dam, Burgers, hoornblazer
Verdooren, matroos de Jonge. Ambon-
neesche fuseliers Leatomu, Mole, Jacob,
Picol, allen licht; fuseliers Verpoort, Hoorn,
Paltzo, Petri, Dowit, Kallenbacht, Ambon-
neesche fuseliers Pinontoan, Pondaan,
Masatella, Rumondor, Pinonto, allen ern
stig sergeant von Massenberg zwaar.
Van den civielen en militairen gou
verneur van Atjeh en onderhoorigheden
is het volgende telegram ontvangen, ge-
dagteekend 7 dezer:
«Vijand van Padawa pontong nestelde
zich op Boekit Plawi, werd vijfden ver
dreven, liet elf dooden in onze handen
wij acht licht gewonde mindere militairen."
De kamer van koophandel te Win
schoten heeft besloten, instemming te
verleenen aan het verzoek van de kamer
van koophandel te Utrecht, om invoering
van een verlaagd plaatselijk briefport en
gelijkstelling van hectographische copie
met drukwerk. Een ander adres dier ka
mer, om geheele afschaffing der tollen op
wegen en kanalen bij het rijk in onder
houd, werd voor kennisgeving aangeno-
Ter algemeene begraafplaats te
's-Grnvenhage werd heden ter aarde be
steld het stoffelijk overschot van wijlen
den heer Engelbregt, titulair hoogleeraar
en laatstelijk directeur der hoogere bur
gerschool te Utrecht. Aan de groeve be
vonden zich o. a. generaal Verspyck, dr.
Eikendaal, generaals Ubbens en Luijmes,
benevens andere familieleden van den
ontslapene. Er werden geene toespraken
gehouden.
Onze wetten!!! Dezer dagen werd te
Epe een smid bekeurd, die voor een ander
een flaubertbuks ter reparatie medenam
naar zijn werkplaats en zich alzoo in het
openbaar vertoonde met een verboden
wapen; en vóór eenige dagen werd in
een gemeente in Drenthe een proces
verbaal opgemaakt „wegens het dragen
van wapenen in een voor het publiek
toegankelijke plaats" toen op een publieke
verkooping iemand een geweer kocht en
dat mee naar huis wou nemen. Kan het
dwazer?
In de Meierijsche Crt., wordt al een
zeer treurig tafereel opgevangen van den
indruk, dien sommige deelnemers aan den
wielerwedstrijd van Tilburg naar Oorschot
(13 Juli) maakten na den ingespannen
tocht.
De winner van den eersten prijs was
zóó afgemat, dat hij voor velen, die hem
hadden zien vertrekken, onherkenbaar
was.
Een tweeden kwam het bloed door den
neus, sommigen meenen zelfs gezien te
hebben uit den mond, te voorschijn, en toch
was hij niet gevallen of had zich door
een ander toeval bezeerd, maar was dit
slechts een gevolg van het geforceerd
rijden.
Een ander lag ademloos, zwaar hijgend
en kreunend langs zijn rijwiel, tusschen
den weg en de sloot, en antwoordde niet
op de tot hem gerichte vragen. Afgetobd
wekte hij het medelijden op van de toe
schouwers, die luide hunne verontwaar
diging uitdrukten over het toelaten van
zulke wedstrijden.
Te Arnhem werd zekere A. door
de politie aangehouden, omdat hij in het
onbewoonde huis van mevrouw D. met
valsche sleutels was binnen gekomen en
diefstal had gepleegd. Nader is gebleken,
dat A. ook de dader moet zijn van den
diefstal, gepleegd in het onbewoonde huis
van den heer V. aan den Jansbuitensin
gel, en de man is, die getracht heeft de
brandkast open te breken in de fabriek
van den heer F. in de Vijfzinnenstraat,
in welke fabriek hij eveneens door mid
del van valsche sleutels zich toegang had
verschaft. Door de rechercheurs zijn bij
huiszoeking in de woning van A. een
groot aantal sleutels aan een ring ge
vonden, die onder de ijzeren haartstede
verborgen waren.
Ter gelegenheid van de feesten der
schutterij-artillerie corpsen te Luik op
2628 Juli e. k. verstrekt de Staats
spoorwegmaatschappij aan de in uniform
gekleede schutters hier te lande, speciale
retourbiljetten tegen enkelen vrachtprijs
via EindhovenHasselt, geldig var. 26
tot en met 29 Juli a. s.
DOOR
Mr. William J. ten Moet.
Aan Wolfgang.
Quid mihi faxit homo?
Tu mihi Jova salus.
1) Conor, non adsum.
Hoog in het noorden van 't koninkrijk
Noorwegen, daar waar aan gene zijde
van Drontheim de zeekust zich voordoet,
ingesneden, als de tanden eener zaag,
strekken zich evenwijdig loopende voor
gebergten, een kwartier lang wel, in zee
uit en bieden hun kanterige borst den
golven. De ruimte die er zich tusschen
bevindt, vullen de zoogenaamde Fiords,
zeearmen, vaak van drie kanten ingeslo
ten door rotsen, welker steile wanden
hoog tot in de wolken reiken. Binnen
in die donkere baaien, waar op 't vlak
der eenzame wateren, zelden slechts door
bergspleten een lichtstreep valt, waagt
zich schaars de visscher in zijn lichte
hulk of een enkele reiziger, die, om
de wonderen* van 't hooge noorden ga te
slaan, die woestenijen omdwaalt.
En inderdaad bieden de streken der
boreaal Alpen, den weetgieiigen zwerver
zoo menige nimmer geziene naluurmerk-
waardigheid aan. Vooral op het schouw-
tooneel dezer vertelling was dat't geval.
Denk u een smal, aan twee kanten
deor de zee begrensd voorgebergte, dat,
uit het land van lieverlede klimmend,
zich vrij verre in zee uitstrekt en einde
lijk met een steil afgekliefde bazaltrots
eindigt, welker schier loodrecht staande
zuilen onmiddelijk opstijgen uit de zee,
die hun tusschenruimten tot diepe kloven
afgespoeld en onder uitgewasschen heeft.
De vloed breekt er zich in met donde
rend gedruis en elke scherpe Westenwind
ontlokt aan dit zuilenwoud vreemdsoor
tige klanken die met de tonen eener verre
reusachtige Aeoolsharp te vergelijken zijn.
Op die rotsen ligt het stamslot der Ba
ronnen Noorberg, een ouderwetsch ge
bouw, dat, luidens de overlevering van
koning Harald Haarfagers tijd al de zetel
van een Noordschen Jarl zou zijn geweest,
vaD welke de tegenwoordige bezitter be
weerde af te stammen.
't Uitzicht van het smal terras, dat het
slot aan drie zijden insluit is hoogst ro
mantisch. Bij de tweehonderd voet boven
de woelende zee verheven, zweeft de blik
ter rechter over een vrij breede bocht die
zich diep naar binnen in de omgeving
uitstrekkend, in vlakken moerrassigen
bodem uitloopt en stuit tegen 't aan den
overkant liggend voorgebergte, dat ter
rasvormig, schier tot in de wolken zich
verheft. De afdeelingen, een voor een,
van den berg, vormen tamelijk breede
platvormen met levendig blinkend groen
bekleed, waarop, tot na aan de wolken,
kleine kudden grazen, wier eigenaren in
armoedige hutjes tegen den rotsrand ge
kleefd, leven. Ladders, aan de rotsen
hangend en vaak meer dan honderd spor
ten lang, stellen de eenige verbinding
daartusschen de verschillende plateau's,
en langs zulke alleen ook komt men lood
recht in de diepe zee der baai, waar,
aan de onderste sporten van de ladder
vastgemeerd. kleine schuitjes op de gol
ven dansen, ofschoon haar eigenaars maar
zelden naar den tegenoverliggenden oever
oversteken. Ter linkerzijde van het
oude slot strekt zich een soortgelijke, doch
breedere fiord ver landwaarts in, maar
zijn oevers zijn ten eenenmale bar en
onvruchtbaar.
't Oude gebouw zelf is uit meerdere
Hoven saamgesteld, die in verschillende
tijden gebouwd, ook den stempel der
bouwkunst van die tijden aan zich dra
gen en het valt in 't oog, dat in de laat
ste helft der vorige eeuw wel 't meest
voor de bewoonbaarheid van de stede
mag zijn geschied.
Alhoewel nu en dan den stamzetei hun
ner voorvaderen bezoekende, was 't ge
slacht der vrijheeren van Noorberg sinds
langer dan honderd jaren reeds in Zwe
den thuis geworden, en hadden ze zich,
verscheidene hooge waardigheden daar
bekleedende, belangrijke bezittingen in
't rijk aangekocht. Ook met den tegen-
woordigen slotheer, den vrijheer Klaas
van Noorberg, was dit het geval. Van
zijn vroegste jeugd af aan diende hij in
,t Zweedsche leger en had reeds, met eer
en lidteekens bedekt, besloten, zijn leven
in de hoofdstad verder te slijten toen
de even plotseling als onverwacht inge
treden staatsomwenteling van 1772 zijne
besluiten wijzigde. Om te weten wat voor
omstandigheden haar in 't leven riepen,
is het noodig, dat we een blik op Zwe-
dens vóórtijd werpen.
Haast alle opvolgers van Gustaaf Wasa
Hof is de aloude benaming voor de ver
sterkte verblijfplaats, in één woord van een
Opperhoofd, b. v. Keizer Kareis des Grooten
Kasteel te Nijmegen, heette het Valken-hof.
waren oorlogzuchtig gezind en de ligging
van hun rijk, zoowel als de dapperheid
der Zweden, boden gelegenheid en mid
delen aan, om die krijgshaftige neigingen
bot te vieren. De levendige deelneming
in 't lot der onderdrukte Protestantsche
broeders, deed de natie voorbijzien dat
de krijgstochten, die de groote Gustaaf
Adolf ondernam, bij lange niet der krach
ten van den lande waren aangemeten en
Zwedens roem die Europa vervulde, de
glans die in één gemeenschappelijke glo
rie de namen Gustaaf, Banner, Wrangel,
Torstenson en Oxenstierna omstraalde,
liet alle offers voorbijzien, zelfs dat niet
uitgezonderd, wat de groote Ko»ing
plengde, toen hij zijn bloed vergoot, en
om met een dichter, zijn landgenoot te
spreken
Op vreemden bodem
sneefde
Als de Held eens op zjjn schild,
want nimmer gaf h ij 't op!"
Maar het werd geheel anders, toen
Karei de Twaalfde, door rusteloozen
innerlijken drang naar daden, eeuwig
voortgezweept, naar de verscheidenste
landstreken van Europa trok, bloot, om
te vechten en alras verwenschte Zwe-
Mijn geromantiseerd opstel over hem li"t
persklaar.