NIIUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
ANKARSTROM.
No. 60.
Zaterdag 26 Juli 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Pax Humanitate.
BINNENLAND.
Feuilleton.
&MIBSF001TSCIE CODBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Tegenover den wassenden stroom
van het militairisme in Europa, bron
van onberekenbaar nadeel voor den
économischen vooruitgang der volken,
stelt zich een andere, zwak bij zijn
oorsprong en schijnbaar van weinig
invloed op den loop der gebeurtenis
sen, maar die toch bestemd is den
andere te overweldigen en tot stil
stand te noodzaken.
De geest der moderne beschaving
heeft aan den oorlog den oorlog ver
klaard. De overwinning ligt nog in
een zeer verwijderd verschieten het
is niemand ten kwade te duiden, als
hij, de ontzaglijke krijgstoerustingen
van de grootmachten van ons wereld
deel aanschouwende, het streven der
vredes-apostelen bopeloosnoemt.Maar
grootsche denkbeelden, die wortelen
in het beginsel der humaniteit zijn
nooit anders dan na een zeer langen
tijd van voorbereiding vruchtdragend
geworden, en het is geen zeldzaam
heid, dat degenen, die ze het eerst
uitspreken, met minachting worden
bejegend of met bespotting overladen.
Waarom zou het in strijd zijn met
de rechtsorde, dat twee personen
hun geschillen met de wapens be
slechten, terwijl het niet slechts
geoorloofd, maar zelfs roemvol is,
wanneer twee volken het doen De
wetten, zoowel de geschreven wet
als die der zedelijkheid, zouden de
individuen dwingen elkanders eigen
dom te eerbiedigen, en men zou
dat niet meer behoeven te doen wan
neer het den eigendom betreft eener
natie? Is moord, de ergste der mis
daden, niet meer strafbaar wanneer
hij geschiedt op hoog bevel en op
groote schaal, en kan de eene
menscli zich het recht aanmatigen,
den anderen mensch te bevelen zijn
natuurgenooten van het leven tebe-
rooven
Dat alles is hoogst eenvoudig, en,
werd het algemeen aangenomen, dan
zou liet vanzelf met den oorlog ge
daan zijn. Niemand zou er meer aan
denken, de rust zijns nabuurs te ver
storen. zijn onafhankelijkheid te be
dreigen, zijn zelfstandigheid aan ban
den te leggen, en natuurlijk zou
de behoefte der verdediging tot enge
grenzen teruggebracht zijn.
Niettemin, wij winnen. In de Par
lementen wordt de wenschelijkheid
van scheidsrechterlijke oplossing van
internationale geschillen uitgesproken,
en door de Regeeringen niet betwist;
inderdaad is reeds menige twistappel,
waaruit in vroeger tijden ongetwijfeld
een vredebreuk zou ontstaan zijn, op
die wijze uit den weg geruimd. De
vredebonden zien hun ledental groeien,
en er begint eenige belangstelling te
komen voor hetgeen in hun verga
deringen wordt besproken. De adres
sen, die zij tot de Ftegeeringen rich
ten, hebben wel is waar nog nergens
eenige vermindering van de strijd
krachten ol van het oorlogsbudget
teweeggebracht, maar er zijn toch
reeds staatslieden die van oordeel
zijn dat zij geen hersenschim na
jagen.
»Pax Humanitate", Vrede door
menschenmin. Onder dezen naam
vormt zich in ons vaderland een ver-
eeniging van onderwijzers, die, in
aansluiting bij een «Internationalen
Raad van Opvoeding" het Vredes-ideé
ook bij de jeugd tot helder bewust
zijn wil trachten te brengen.
De vraag, oi het noodig is, daartoe
een bijzondere vereeniging te vormen,
en ol het niet veeleer op den weg
van alle onderwijzers, van alle op
voeders ligt, in deze richting werk
zaam te zijn, mag van ondergeschikt
belang gerekend worden. Veel meer
komt liet er op aan, de middelen te
kennen, door welke men het doel
naderbij wil komen. In de eerste
plaats is het noodzakelijk, bij de be
handeling van de geschiedenis des
vaderlands niet al het licht te laten
vallen op de mannen, die uitblonken
op het oorlogsveld terwijl zij, wier
streven gericht was op den vooruit
gang van kunsten en wetenschappen,
of op de bevordering van de Welvaart
des lands, ter nauwernood de aan
dacht waardig worden gekeurd. Wij
erkennen dat gaarne, onder één be
ding, dat men zich wachtte voor
eenzijdigheid. Kloekheid, heldenmoed,
volharding, toewijding aan het va
derland zijn onder alle omstandighe
den voortreffelijke eigenschappen: de
wijze, waarop zij zich openbaren,
hangt af van den tijd en van dp ge
beurtenissen. Schilder met zoerteven-
dige kleuren als gij wilt de gruwelen
en ellende van een scheepsstrijd, dat
belet u niet bewondering te koeste
ren voor Tromp en De Ruyter. Door
dring de jeugd met een diep gevoel
van afkeer van hel oorlogsbedrijf,
dat behoeft niet te geschieden ten
nadeele van de achting, die wij den
verdedigers van den vaderlandschen
bodem toedragen.
De kinderen moeten leeren een
oog te hebben voor de verdiensten
van andere natiën, zoodat zij haar
beschouwen als vriendelijke buren,
met wie wij goede betrekkingen moe
ten onderhouden. Maar dat sluit de
ingenomenheid met liet eigen gezin
niet uit. Vaderlandsliefde mag nooit
een fictie worden genoemdal ont
aardt zij niet in nationale zelfzucht,
oorsprong van dwaze vooroordeelen
en verkeerde handelingen, wij zul
len de rechten, van andere volken
meer eerbiedigen, wanneer we tegelijk
prijs stellen op handhaving van de
onze. Het kan nooit een eisch der
humaniteit genoemd worden, dat men
zichzelf uitwisscheen zelfs, al ware
de eeuwige vrede officiéél afgekondigd
en met de duurste eeden bezworen,
tocli moet elk Nederlandsch jongeling
diep gevoelen dat hij verplicht is,
voor de verdediging van zijn vader
land alles, ook zijn leven als 't moet,
ten offer te brengen, en zich intijds
daarop voor te bereiden.
Er schijnt iets tegenstrijdigs te lig
gen in deze overtuigingtoch is dat
niets meer dan schijn. Hoe dieper
men doordrongen is van afschuw
voor den oorlog, des te hooger is de
moed te achten., noodig om zich, als
de noodzakelijkheid dringt, aan de
gevolgen van dien ramp bloot te
stellen. Dat is heel iets anders
dan de opgeschroefde liefhebberij
voor bloedvergieten, die op kunstma
tige wijze wordt aangekweekt door
voorspiegeling van militaire glorie:
het is de kalme vastberadenheid van
mannen, die weten wat zij aan hun va
derland verschuldigd zijn, een hoe
danigheid, die ook voorliet btrgerlijk
leven van de hoogste waarde is.
Als een inbreker uw woning be
treedt, dan wacht gij niet tot de arm
der justitie hem bereikt, maar gij
tracht hem er uit te werpen. Dit
zelfde is van toepassing op de lands
verdediging, en zal liet blijven, ook
nadat het beginsel der scheidsrech
terlijke uitspraak bij internationale
geschillen algemeen is aangenomen.
Vrede door menschenmin, heer
lijk programma, naar welks verwe
zenlijking wij met allen ernst willen
streven. Maar die vredelievende ge
zindheid zij een element van kracht
en van moed, zonder welke de
levensvatbaarheid eener natie verlo
ren gaat.
Blijkens een telegram van den
Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië van
21 Juli 1890 wordt de gouvernements-
koffieoogst op Java voor dit jaar thans
geraamd op 162 485 picols.
Het bij gelegenheid van den verjaardag
van H. M. de Koningin te Apeldoorn
van 24 Aug. te houden Bloemenfeest
tevens Tentoonstelling van bloemen, plan
ten enz., belooft veel.
Op de 108 ter mededinging gestelde
nummers van het programma, is op 80
nummers ingeschreven en wel met 205
inzendingen-
Voor inzendigen van bouquetten zijn
de meeste toezeggingen gedaan, en zul
len deze dan ook in velerlei vorm en
pracht een schoone afdeeling vormen.
Ook voor de andere nummers zullen
groote en fraaie inzendingen zijn, terwijl
het geheel door een 20-tal verschillende
collection ter opluistering zal uitgebreid
worden.
Door den heer J. H. Matthijssen te
Haarlem is een open briefgerichtinverband
met willekeur en met het behandelen vnn
's lands zaken, aan de heeren Weitzel,
oud-Minister van oorlogVan der Beek,
generaal-majoorKromhout, generaal-ma-
joor en Seyflfardt, oudlid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Op 1 Mei van het jaar 1888 werd,
zegt de schrijver, door mij een verzoek
schrift ingediend bij de Nederlandsche
volksvertegenwoordiging, omdat mij straf
was opgelegd onder een voorwendsel en
zonder dat een onderzoek van bevoegde
zijde voorafging; omdat bij het opleggen
van bedoelde straf gebruik was gemaakt
van eene retractatie, door mij ten gunste
van eenige hoogere ambtenaren en hunne
familiebetrekkingen gedaan; en omdat
ik, na op bovenvermelde wijze te zijn
gestraft, bij Z. M. den Koning was voor
gedragen om te worden gepasseerd voor
den rang van kapitein, hatgeen ook ge
beurde.
Met het oog op de ontbinding van
de Kamers der Staten-Generaal en op
de daaraan verbonden gevolgen, werd
het bovenbedoeld verzoekschrift niet reeds
vroeger ingediend.
Het verzoek ging gepaard met een ver
slag van het gebeurde, dat in den open
brief is medegedeeld.
Op last van den Minister van Oorlog,
werd de schrijver gestraft, en ongeveer
een jaar later in de termen vallende om
te worden bevorderd tot kapitein, gepas
seerd voor dien rang.
Overwegende: dat zonder een vooraf
gaand onderzoek van bevoegde zijde, geen
straffen mogen worden opgelegd en dat
personen, die in eene zaak betrokken zijn,
niet mogen worden aangewezen tot het
doen van onderzoek in die zaak, zijnde
dit niet in het belang van eene vertrouw
bare justitie en van een eerlijke rechts-
bedeeling; roept hij ten slotte de tusschen-
komst en de bescherming in van de Ne
derlandsche Volksvertegenwoordiging, en
verzoekt hij eerbiedig: dat de buitenge-
DOOR
Mr. William 3. ten Hoet.
Aan Wolfgang.
2) Hij scheen het te versmaden de nieuwe
door den koning ingevoerde nationale
dracht aan te doen, die anders, op boet-
straffe in geheel Zweden door de hoogere
standen moest worden overgenomen. Het
was tot de dochter van den slotvoogd,
dat hij allereerst zijn toespraak lichtte,
al scheen die minder op zijn onderhoud
te letten, en slechts bu en dan in afge
broken zinnen antwoord te geven. Bo
vendien gaf 's jonkmans wezen, bij veel
goedaardigheid toch van een zekere op
pervlakkigheid blijk, waartegen de een
voudige, maar nimmer zinledige antwoor
den van 't meisje des te scherper uitkwa
men.
't Zou een vreemde, die toevallig den
familiekring was ingetreden, licht gebeurd
zijn, een vijfden aanwezigen over het
hoofd te zien, die van 't gezelschap afge
zonderd, aan een raam niet verre van de
deur zat, in de lezing van een boek ver
diept, dat zijn geheele ziel scheen in te
nernen. De treurige beteekenis die zijn
naam in Zwedens geschiedrollen verkreeg,
maakt het onvermijdelijk op zijn voor
komen een nauwleltenden blik te wer
pen.
't Was een jong man van dertig jaar
ongeveer en boven middelbare lengte. Zijn
gelaat zou niet onaangenaam gevormd
zijn geweest, hadden niet trekken van
mismoedigheid en wrevel, daar een som
ber waas over heen gespreid. De vast
gesloten smalle lippen, de scherp saam
getrokken wenkbrauwen gaven 't geheele
aangezicht nog een uitdrukking van ho-
nenden trots al werd die ook door
den dweependen opslag der waarlijk
schoone oogen gelenigd, zoodat die min
der onaangenaam dan anders opviel. De
inhoud van hetgeen hij las scheen hem
op 't hevigst aan te grijpen; het droo-
mend oog rustte in oogenblikken poozens,
nu op voorwerpen rondom hem, dan op
de golven der zee, die onder de vensters
woelden en getuigde er te meer om, door
gemis van aandeel in 't omringende, van
diepe, stille mijmering des geestes. De
jonge man droeg de uniform van het
Zweedsche leger maar aan zijn arm ont
brak de witte strik, die de officieren op
bevel des konings, ter gedachtenis aan
de Omwenteling van 1772 hadden aan
gehecht. Wij laten hem aan zijn vorschend
gepeins over en wenden ons tot de ove
rigen.
Juist had Klara haar borduurraam weg
gezet. «Kom, neem de harp etns Oda I"
zei ze plagend. «Den geheelen langen
namiddag reeds heeft onze waarde neef
zich met ons afgebeuld om 't gesprek
gaande te houden en nog rept onze
Steenen Gast die geestgetuiger in
den hoek daar geen vin, om zich eens
met gewone sterfelijke wezens bezig te
houden op zijne beurt!"
Des Vrijheers dochter glimlachte en
greep naar 't aan den wand staand speel
tuig, terwijl haar neef de plaagster met
den vinger dreigde.
«Wat moet ik u voorzingen? vroeg
Oda.
«Niets anders, dan de liederen die gij
naar Ossian vertolkt en zoo fraai voor
de harp op muziek gezet hebt. Wat an
ders dan die «Schsduwen uit Wolken
hallen" «Geesten die op klinkende
vleugelen des winds daarhenen varen"
en hoe al die nevelende, zwevende ge-
Even als Faust door Spohr e. a., vóór Gou
nod, was Don Juan door herhaalde toonzettingen
vóór Mozart een bekend zangspel, tot dat het
zijne de Don Juan werd.
stalten ook heeten mogen, kan onzen
vriend, den eeuwigen Zwijger daar, uit
zijn pruilhoekje bij 't raam lokken, om
zich te verwaardigen ons arme dochteren
der aarde eenige aandacht te gunnen?"
Ofschoon nu ook aller blikken op den
jongen man aan 't venster geslagen wa
ren en deze juist 't vertrek instaarde,
toch scheen dit alles zoowel als Klara,s
vrij luid uitgesproken bijtende scherts, on
bemerkt zijn geest voorbij te gaan.
«Wat dan? Liederen uit Darthula?
Uit Karikthura? 't Lied van den jager
Vinvela's gezang?"
«Neen dat alles is te liefelijk, te
leeder, 't zal onzen zevenslaper niet uit
zijn droomen wakker ruggelen. Zing iets
krachtigsIets krijgshaftigs.... grijp forsch
in de snaren, ook dat verstaat ge immers
meesterlijk
Oda glimlachte, «uit Temora dan
Fillans en Foldath's tweestrijd" met
beide handen greep ze krachtig eenige
moll-akkoorden, zóó dat die lang na
ruischten de zwijgende medgezel zag
op.
«Waar zal de grauwe steen die Foldath's
(glorie meldt,
Zich heften boven't veld?
Ginds, waar uw dochter wandelt langs
(den vloed
En wendt het blauwend oog, u wachtend,
(naar de heide."
«Herinnert gij me aan haar? En wilt ge
(ik zal mij wreken?
Mij wreken? Malthos, neen! ik val niet
(ongewroken,
't Heeft nooit mijn arm aan kracht, mijn
(hart aan moed ontbroken."
De man in den hoek stond op zicht
baar was hij nu geheel bij 't lied en trad
nader toen de he!d van 't vooraf sneven
zijnar vijanden gewaagde:
«Dan zal ik op mijn wolk, ontzinkende
(aan de winden
Nog dikwerf op hnn graf de fierste vreugde
(vinden....
Hij zweeg, zijn geest ontvlood tot Durdu-
(lenaas droomen,
In Momnas grazig dal, waar ze aan Dal-
(ruthoos zoomen
In zoete sluimering !ag de schoone blauw
(van oog,
Van 't jagen weergekeerd. De taaie taxis-
(boog
Lag werkloos aan haar zij; het luchtig
(koeltje dartelt
Door 't lang en golvend haar, dat om
(haar boezem spartelt.
Zoo lag ze, in al den glans van heur
(aenminnig heen,