NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad I I UTRECHT en GELDERLAND. 31 Augustus 1800. ANKARSTROM. No. 70. Zaterdag 30 Augustus 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG. Feuilleton. iMEBSFOORTSCIE C00H1NT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentie ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. ib O, heilige banddie ons bindt aan Oranje, We voelen deez' dag, wêêr uw innigen druk. Een juichtoon wèêrklinkt, die d'echo's herhalen, Een bede Prinses! voor uw heil en geluk, Heel 't volk brengt eenstemmig zijn wenschen en zangen Het biedt U zijn liefde, zijn hart en zijn lied, Omdat het in U zijne dierbaarste Hope, Zijn steun in de toekomst, zijn Koningskind ziet. Op hut en paleis staat het teeken der liefde 't Symbool onzer trouw, met Oranje getooid, De vlag die daar spreekt van het roemrijk verleden, Die wapperend haar schitterende banen ontplooit; En onder den vlag wil het volk zich verzaamlen Hot volk, zoo gehecht aan zijn Land en zijn Vorst Daar rijzen de beden voor 't heil der Prinsesse, Daar klinken de zangen, uit dankbare borst. God zij met ons Neerland en met onzen Koning Hij spare voor ons de beminde Vorstin, Lang moge hun hand de Prinses nog geleiden Zijn Vaderoog ruste op 't Hooge Gezin; Wij willen, vereenigd in vreugde en lijden Steeds wakker vervullen de taak die ons wacht, En mocht het geweld ons de vrijheid betwisten Dan zij ieder offer met liefde gebracht. Laat klinken het feestlied, 't Prinsesje ter eere! De trots van het volk is den lof overwaard Haar tiende verjaardag geeft reden te over Om haar te begroeten in reien geschaard Haar pad zij bestrooit met de heerlijkste bloemen God schenke haar zegen voor hart en voor hoofd Do liefde der Natie zij haar 't kostlijkst kleinood, Wiens glans en wiens luister verflauwt noch verdooft. - J. A. Cz. HET LIED. In eenige bladen, ook in het onze werd een schrijven opgeno men van onzen stadgenoot, den Heer Verschoor, die medewerking vraagt, in de eerste plaats van zangers en dichters in Nederland, maar in het algemeen ook van alle landgenooten die een warm hart hebben voor hun taal en hun zang, ten einde een Ne- derlandsch volks- en militair liedeboek samen te stellen. Wij hebben dat stuk met ingeno menheid gelezen, en willen er thans ook iets van zeggen. Het denkbeeld, waarvan de schrij ver uitgaat, is ditAlle jaren komen in ons vaderland elfduizend jonge lieden onder de wapenen, om ge ve ren a ze women. De meesten neb ben op school reeds zingen geleerd. Maar schoolliedjes in de kazerne en op marsch te zingen, dat gaat r.iet; daarvoor zijn gewoonlijk tekst en melodie minder geschikt. Alleen onze volksliederen zouden daarvoor in aan merking komenregel is echter, dat de woorden vergeten zijn, terwijl van een der beste, het Wilhelmuslied, zelfs geen bruikbare woorden bestaan. Wordt er door militairen gezongen, onder den arbeid in de chambrie bijv. dan zijn het deuntjes die of geen beteekenis hebben, of zulke, die men niet zonder ergenis kan aanhooren. Kon men nu die jongelui een bun deltje geschikte liederen in handen geven, dan zou er kans bestaan dat deze werden gezongen; en vertrek ken de miliciens na afloop van hun oeteningstijd met onbepaald verlof, dan brengen zij die naar alle oor den des lands, verspreiden ze onder het volk, blijven ze zelf zingen en zijn alzoo de wegbereiders voor een duurzame verbetering van ons volks gezang. Men ziet, het plan is eenvoudig, en schijnt ons toe ook zeer doeltref fend te zijn. Het komt er slechts op aan, een geschikte keus van liederen te doen, en aanwijzigingen daartoe zal de Heer Verschoor gaarne ont vangen. Misschien zijn er ook wel nog soldatenliederen, die niet mank gaan aan de zooeven genoemde ge breken onbeduidendheid of gemeen heid in dat. geval zouden zij voor den samen te stellen bundel een kostbare bijdrage vormen. Of liederen, voor dat doel gemaakt, aan den eisch voldoen en populair worden zouden, staat zeer te bezien een ge lukkig inspiratie zou ons wellicht aan eengeschikt lied kunnen helpen, doch, de kans is niet gering ook, dat het beneden de verwachting bleef. Dit moet echter van pogingen niet afschrikken; gelukten zij, de zelfvol doening van den door de stem des volks bekroonden dichter zou des te grooter zijn. In de Purmerender Courant wijdt »West-Friso" aan dezelfde zaak, naar aanleiding van de oproeping van den Heer Verschoor, een artikel, en doet daarbij een denkbeeld aan de hand, dat wij mede ter overweging aanbe velen. Hij wenscht namelijk, dat in de kazerne zelve eenig werk van den zang zal worden gemaakt. En inder daad, het bloot in handen geven, aan de recruten, van een liedeboek, zal niet voldoende zijn; zij zullen het voor het meerendeel eens inzien en dan ter zijde leggen. Ter aanbeveling van het idee van den pasgenoemden schrijver kunnen we nog vermelden, dat aan de Kweek school voor Zeevaart te Leiden reeds in dien geest wordt gehandeldde jongens leeren daar, onder leiding van hun onderofficieren en met be geleiding van een paar instrumenten, de volksliederen, en het is wezenlijk aardig hun in koor het Wien Neer- lands bloed, het Vlaggelied. het liedje van Piet-Hein te hooren zingen. Iets dergelijks wil West-Friso inde kazernes gedaan hebben, en naar het ons voorkomt, kan dat ook best. Het begin is een beetje moeielijk mis schien, maar wie het durft aanpak- pen kan zoo goéd als verzekerd zijn van welslagen. Op den voorgrond zij gesteld, dat alle denkbeeld van dwang bij de te nemen proef uitgesloten moeten blij ven. Al zou ook de grootste helft der recruten van de uitnoodiging om op een bepaald uur »een stukje te komen zingen" geen gebruik maken, ja, al moest men met slechts een klein getal beginnen, laat dat niet ontmoedigen. Juist de geheel vrijwil lige medewerking zou spoedig genoeg de grootste aantrekkelijkheid zijn. Alle herinnering aan «dienst" behoort van de zaak verwijderd gehouden te wor den. Kon men gedaan krijgen, dat officieren, onderofficieren en korporaals nu en dan kwamen meezingen, wel- ]if, hl 7DI1 rlof Duul,v zaak te bevorderen. In elk groot garnizoen is het niet moeielijk, een geschikte localiteit te vinden. Gewoonlijk heeft men er een zoogenaamde recreatie-zaal, waar de manschappen hun vrije uren op ge paste manier kunnen doorbrengen, anders is er wel een kamer voor in te richten. Voor de muzikale bege leiding kunnen eenige leden der mi litaire kapel worden uitgenoodigdin den regel zal men er wel een stuk of wat goede violisten kunnen krijgen. Op die wijze zou ook de militair meer dan tot dusver profiteeren van het bestaan dier muziekcorpsen. In garnizoenen waar geen kapel is, kan men muzikanten van elders ontbie den de kosten zijn wellicht te vin den uit het cantine-fonds, en anders zullen deze ook geene overwegend bezwaar opleveren. Het springt duidelijk in het oog, dat de invoering van deze vrijwillige zangoefeningen van grooten invloed zal zijn op het kazerneleven. De re cruten willen hun vrijen tijd wel op die manier aanvullen; 'savonds loo- pen zij zich dikwijls te vervelen, en worden daardoor verleid tot uitspattin gen waarvoorzij zicheigenlijkschamen. DOOR Mr. IVilliaui J. ten Hoet. Aan Wolfgang. 12) «Ja ik kom er toch rond vooruit," sprak Alfred «dat ook ik mijn vriend in deze stemming niet gaarne in de nabij heid van dien man had. Op zijn gelaat liggen geen trekken die tot troosten zyn gemaakt. Het is me geduring alsof ik ze meer gezien heb, in mijn kinderjaren al, bij een of andere verschrikkelijke gelegen heid die me ontgaat als ik ze mij te bin nen brengen wil." «Zijt gij in Duitschland geweest?" vroeg Oda. «Ja," antwoordde Alfred, «in Pomme- ren bekleedde mijn vader een ambt bij de rechterlijke macht." „Ik kan 't niet ontveinzen," vervolgde hij, «dat ik ook veel liever me niet in allerlei navorschingen begeef, waar en hoe ik dien Franken nog eens gezien heb. Ik heb altoos zoo'n gevoel alsof iedere nauwkeurige herinnering een schrik zou wekken, en daartegen komt de dankbaar heid op, die ik hem toch schuldig ben voor de hnlp welke hij rnij verleend heeft." 't Werd middag en de Hopman kwam weerom, kalmer scheen het, dan ooit te voren. Slechts toen de neef hem vrij on verstandig wou gaan troosten, schudde hij 't hootd en maakte een afwerend ge baar met de hand. De dag die voor de vereenigde burcht bewoners tot de afreis naar Stokholm bestemd was, rukte nader en nader en de Vrijheer vond het jammer dat men niet allen samen de reis aanvaarden kon hij had al jaren lang zijn woord gegeven om een eens dag of wat bij een verwant in het zuidelijker gedeelte van Zweden door te brengen dat bezoek moest nu als afdoener eindelijk eens worden afge- legd. Hoe dichter inmiddels die dag der voor genomen afreis bijkwam, des te smarte lijker werkte zijne nadering op Alfred en Oda. 't Was beide als moest het oogen- blik der afreis ze ook voor 't leven scheiden, en hoezeer ook ieder in zijn hart alle hoop zocht te onderdrukken, toch dook die nu en dan in de troost elkander te Stokholm eens weer te zien onwille keurig weer op. Eindelijk brak ook de vooravond van het vertrek aan. De Vrij heer, Frederik en de Hoofdman, waren met aanstalten voor de reis zoowel als met het ordenen van papieren bezig en Klara sloeg Alfred en Oda voor om samen nog eens den heuvel aan het einde van 't park te bezoeken, om daar voor den laatsten keer het grootsch verheven schouw spel van het nederduiken der zon in den Oceaan te genieten. Slechts enkele afgebroken woorden wer den onderweg gewisseld ieder was stil elks harte vol en Klara liet eindelijk het paartje op de bank onder den eik achter, omdat zij, zooals ze zei, nog graag een mandje bessen plukken wou, om mee op reis te nemen terwijl de zon nog verre van den ondergang af was. Alfred en Oda waren alleen. «Morgen," begon van Aarberg na lang durig stilzwijgen, „morgen snelt gij naar 't Zuiden, ik naar "t Oosten, Ik weet het, ik zou er dan mijn halve leven voor ge ven, om een klank uit uwen mond te kunnen hooren een woord tegen u te mogen spreken en thans, in dit oogen blik, nu ik u nog kan zien, nog tegen u spreken kan is mij 't hart te vol om wat te zeggen." nik heb," sprak Oda eenigszins verle gen «ook dikwijls zoo iets gevoeld als ik van menschen afscheids moest nemen, van wie ik hield en ook thans «O zeg dat uit die woorden 1" riep Alfred smeeken. «Mijn ontevre den gekweld hart zal een leniging, een geruststelling vinden in wat ge daar zeg gen wildet." «Ja waarom zou ik 't ook looche nen?" hervatte Oda, dat ik iets derge lijks ondervind dat mij de scheiding van iemand wien ik mijn leven en menig schoon oogenblik te danken heb, zwaar valt. Wij troffen elkander aan als pelgrims op den levensweg, die door een zeldzaam toeval nauw vereend, onverge telijke uren saam doorleefden. Laten we op die herinneringen voortaan teren." «Gelukkig voor u, Oda, gelukkig als gij dit kunt maar ik kan het niet barstte Alfred uit die zich niet weerhou den kon en heete tranen sprongen hem uit de oogen, die hij met de hand bedekte. «Mjjn onstuimig hart is zoo gelaten niet, het kan zich tot die hoogte niet verhef fen. Zonder u is er geen geluk voor mij 1 Dan zie ik in de toekomst slechts een dorre, sombere woestenij! Hij greep 's meisjens handen hartstochtelijk en ver borg daarin zijn gelaat. Oda boog zich over hem heen en snikte zacht. Op dit oogenblik ritselde achter de minnenden den haag en Frederik stond voor hen. Alfred eu Oda sprongen op. Er volgde een benauwende drukkende stilte die Oda afbrak. «Gij waart neef Frederik" begog het meisje met waardigheid «willekeurig of onwillekeurig getuige van wat hier voor gevallen is, en ik verblijd mij in het toe val dat u herwaarts bracht, omdat het een verhouding oplost, welker strak ge spannen banden u kwelden zoowel als mij. Voor weinige oogenblikken, belette mij als jonkvrouw, schroom, om uit te spreken wat ik meen, maar nu zou ik mijn plicht verzaken wanneer lk zweeg. Ik heb dezen heer van harte lief. Denk daarom niet dat ik hoop de zijne te wor den mijne genegenheid weet niets van de zuiver stoffelijke verwachtingen eener verbindtenis. Ik eerbiedig de beweegre denen die mijn vader konden bewegen een verbond te willen sluiten, dat u, neef, het geluk niet brengen zou, waarop gij aanspraak hebt rnaar vader zal ook de gronden zijner dochter achten die nimmer een ander de hand zal reiken dan wien ze zelf gekozen heeft «Dat smartelijk verscheuren van een band," begon Frederik na een pijnlijk zwijgen «een band die me dierbaar was van kindsbeen af, zou mij vreeselijker hebben verrast, wanneer ik 't niet voor uit had zien aankomen, en over dat ge val vooraf reeds met mijn eer was te rade gegaan. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1