NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. ANKARSTROM. binnenland. No. 72. Zaterdag 6 September 1890. Negentiende jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. De Wereldtaal. Feuille to n. AMSBSFDORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentie ni "Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De maanden Juli en Augustus schij nen zich bijzonder te eigenen voor congressen en algemeene vergaderin gen, op elk gebied, en vooral de laatste maand was ditmaal zoo dicht bezet, dat er geen oog op te houden was. De schorsing van velerlei werk zaamheden, in verband met de vacan- ties, geeft alsdan velen leden van afdeelingsbesturen de gelegenheid, zich uit hun woonplaatsen te verwij deren vandaar dat deze tijd zoo ge schikt wordt geacht om voor een wijle het vereenigingsleven te con- centreeren. Maar juist die veelheid is oorzaak, dat dergelijke bijeenkomsten weieens niet de aandacht hebben, welke zij verdienen. Het kan daarom zijn nut hebben later, als de stroom wat tra ger gaat vloeien, even achterwaarts te zien, om de aandacht te vestigen op hetgeen enkele dier vergaderingen te denken gaven. Met dat doel willen we thans een oogenblik stilstaan bij de op Donder dag den 21en Augustus te Haarlem gehouden vergadering van de Alge meene Nederlandsche Wereldtaal-ver- eeniging, van welker 250 leden onge veer 50 de bijeenkomst in de Spaarne- stad bijwoonden. Misschien heeft juist deze minder opmerkzaamheid gewekt dan zij verdient. Toen pastoor Schleyer's schepping ook hier te lande bekend raakte, was de publieke opinie er niet mee inge nomen. Het denkbeeld der taaleenheid over de gansche wereld was niet nieuw, en evenmin het plan om, door het scheppen eener kunsttaal, te ge- moet te komen aan het bezwaar, dat de keuze van een der bestaande talen voor het algemeen internationaal ver keer niet in den smaak zou vallen van die natiën, die meenen zouden dat de hare minstens evengoed aan spraak zou hebben op die eervolle onderscheiding. Doch elke poging, in die richting tot dusver aangewend, leed schipbreuk. Het is alweer gebleken, dat voor de verwezenlijking van een grootsch denkbeeld de tijden rijp moeten zijn. Het toenemend verkeer der volken heeft de behoefte aan een voor allen bruikbaar gemeenschapsmiddel immer sterker doen gevoeleneen geniaal man zette zich opnieuw aan het werk, en, dank zij zijn uitgebreide taalken nis, slaagde bij er in een kunsttaal samen te stellen, die zich onmiddellijk aanbeval door haar eenvoudige con structie die het aanleeren eter bui gingsvormen zeer gemakkelijk maakte. In dat opzicht onderscheidt zich vola- pük gunstig van elke andere, die zich langs den historischen weg heeft ont wikkeld en zal blijven ontwikkelen zoolang zij liet voertuig is van de gedachten eener beschaafde natie. Dat de nieuwe vinding hier met wantrouwen, ginds met spotternij werd bejegend, behoeft geen bewon dering te wekken; met alle. nieuwe dingen gaat het zoo. Evenmin kan het ons bevreemden, dat de voorstan ders, ook in Nederland, in overdrij ving vervielenwarme ingenomenheid neemt licht dien vorm aan. Het oogen blik waarop men de «wereldtaal" op haar juiste waarde zal schatten, is nog niet aangebrokendat zal eerst dan het geval zijn, wanneer de voor standers hun verwachtingen binnen de grenzen der redelijkheid zullen be perkt hebben. Dat bet zoo nog niet is, bleek wel het best uit de rede voering van den eere-voorzitter, den heer Dr. T. C. Winkler van Haar lem, een sympathieke persoonlijk- beid, wiens geestdrift voor de zaak die hij voorstaat weldadig aandoet, maar toch het nuchter verstand niet mag beletten zijn eischen te doen gelden. Met «Vrede op aarde," sprak de heer W. onder anderen, «moet bereikt worden door te zorgen, dat er komt ééne taal, in de plaats van de vele, die de menschen nu negatief verdeelen, evenals de godsdienst en de staatkunde dit positief doen." Welnu, dit is evenzeer een illusie, als dat men ooit eenheid van gods dienst en eenheid van politiek stre ven zou mogen verwachten. En aller minst zou dit ook wenschelijk zijn. Gelijk alle meeningen en opvattingen haar invloed doen gevoelen op de ont wikkeling van het denken, elkander wederzijds controleeren en tot meer juistheid moeten brengen, welk pro ces eenvoudig zou gestuit worden op het oogenblik dat de eenheid werd verkregen, evenzoo is het nood zakelijk dat de wijze waarop wij onze gedachten uitdrukken verband houdt met vroeger daartoe gebezigde vormen. De taal drukt de individualiteit van bepaalde groepen in het menschelijk geslacht uitzij is een deel van het geestelijk leven. Men kan niet van taal wisselen op de wijze, waarop een kleedingstuk wordt afgelegd, en het hangt niet van ons goedvinden af, welke taal in een volgende période onzer geschiedenis door ons zal wor den gebezigd. Is taaleenheid de nood zakelijke voorwaarde tot den wereld vrede, dan kunnen wij er zeker van zijn dat de laatste nooit zal komen. De taal is de vorm waaronder zij, die voor velen denken, de vruchten van hun arbeid aanbieden, de vorm ook waaronder de menigte die vruch ten kan genieteneen voordeel van de moderne wetenschap, en het groote geheim van haar invloed op de be schaving der volken, is, dat zij zich bedient van de nationale taal, ter vervanging van het doode latijn, waar mede zij voorheen haar bevindingen binnen het bereik van een klein getal uitverkorenen en ingewijden bracht. Wij gelooven gerust te mogen aan nemen, dat zelfs het ruimste gebruik van volapük geen enkele taal in on bruik zal doen geraken, en dat geen enkele nationale dichter er toe zal overgaan de innigste aandoeningen zij ner ziel in een kunsttaal uitte drukken. Daarentegen zal die laatste van onberekenbaar nut zijn, als men haar algemeen gaat bezigen in zaken, het internationaal verkeer betreffende. Personen uit de meest verwijderde hemelstreken, en wier volkstaal niet tot de meest beoefende in het bui tenland behoort, zullen zich met voor deel van haar bedienenja, wij ont kennen de mogelijkheid niet, dat zij eenmaal bij internationale congressen een voorname rol te vervullen zal hebben. Op handelskantoren zal men haar weldra als onmisbaar beschou wen, inzonderheid voor een natie als de onze, die met alle mogelijke vol ken in relatie staat, hetgeen de be oefening van een groot getal vreemde talen noodig maaktde tijd, die daar aan wordt besteed, levert voor de algemeene ontwikkeling weinig voor deel op, en kan op een meer prac- tische wijze worden aangewend, als men weet, met het gemakkelijk aan te leeren volapük even goed zijn doel te kunnen bereiken. De qualificatie van «een doodge boren kind, een beestje van papier- maché," indertijd, zooals de heer Van Haastert in herinnering bracht, op volapük toegepast, zal stellig nu geen kwaad meer doenmeer zou dit het geval kunnen zijn met de over schatting der tegenwoordige beoefe naars, die misschien wel alle groote proza- en dichtwerken in volapük zouden willen overzetten, e« de oor spronkelijke teksten in een museum plaatsen. Voor ontwikkeling is de kunsttaal niet vatbaar. Gelijk zij thans is moet men haar hebben en houdenmoge lijk zouden nu nog voorstellen tot wijziging in een congres uitgemaakt kunnen worden, maar het aantal le den breidt zich reeds te zeer uit dan dat men de daar vastgestelde wetten voor allen bindend zou mogen ver klaren. En daar elk voorstel tot ver andering, al is men ook overtuigd dat zij een verbetering zou zijn, een scheuring dreigt te doen ontstaan, die opeens den doodsteek aan de ge- heele zaak zou geven, is het maar raadzaam de schepping van den pas toor van Stanz te aanvaarden gelijk zij is, al zijn er ook, (natuurlijk, welk menschenwerk is volmaakt), ver beteringen in aan te wijzen. En werd in de Ilaarlemsche bijeenkomst reeds gesproken over oneenigheid en ver deeldheid. Men zij voorzichtig, en offere liever wat van zijn eigen in zichten, anders gaat het nog met volapük als intertijd met den toren bouw van Babel. Belastingvoorstellen. Bij de Tweede Kamer zijn de be lastingvoorstellen der Regeering ingeko men. In de eerste plaats stelt de Regeering voor, de grondbelasting op de bebouwde en onbebouwde eigendommen te bepalen op 5 pCt, van de belaslingbare opbrengst. De belasting op hel bebouwde is daarbij op nieuw geregeld in verband met de voorstellen om aan de gemeenten de hef fing toe te staan van meer opcenten op de hoofdsom dier belasting dan tot hier toe het geval was en aan de gemeenten wordt grooter aandeel in de grondbelasting gegeven. Door 5 pCt. van de belastbare opbrengst als maatstaf van heffing voor het onbebouwde aan te nemen zal de te genwoordige hoofdsom dier belasting ad f5,545,000 dalen tot f4,807,334. De ongunstige financiëele toestand van vele plattelandsgemeenten kan op die wijze verbeteren zonder dat de grond zwaarder wordt belast. Wordt, gelijk zal worden voorgesteld, aan de gemeenten toegestaan 60 opepn- ten op de hoofdsom ad 5 procent te hef fen, dan zullen de gemeenten voortaan f2,884,000 kunnen heffen, in plaats van, zooals nu, p. m. f 555,000, alzoo f2,329000, meer dan thans. Voor de bebouwde eigendommen wordt geen hooger aantal opcenten voor de gemeenten dan voor de onbebouwde aangenomen. Het aantal opcenten ad 60 acht de Re geering niet te hoog. De grondbelasting vermeerdert in het DOOR Sir. William J. ten Hoet. Aan Wolfgang. Wat wel bewaard was, dat was een zeer schoon klavecimbaal, fraai groot, volgens de nieuwste samenstelling van dat juist in die dagen verbeterd instru ment, zoo, dat men al kon zeggen een pianoforte, 't Klavier was opengeslagen op het lessenaartje stonden werken van Hasse, Graum en van den nieuwen Cle- menti al zichtbaar voor wie er het oog over glijden liet. Twee lichten brand den op een tafeltje dat voor een kleine sofa stond, en daarop lagen verscheiden boeken. Franken, van kop tot teen in pikzwarte kleedij, die dus, op den mantel na, veel weg had van de Zweedsche na tionale kleeding, ging den binnentredende te gemoet en reikte hem zwijgend en plechtig de hand. Het voorkomen des dokters scheen ongemeen veranderd. Het kleine grijzige, zwakke, gebogen manneke met den onhoorbaren tred, het zachte stemmetje en de fleemende manieren, dat we op 't kasteel des Vrijheers hebben aangetroffen deed zich hier voor, recht op, naar oogenschijn grooter, krachtvol, met sterke stem en fonkelenden blik, en scheen eer in staat te dreigen en te be velen dan te vleien. Zoo, als de tijger in de enge kooi gevangen, 's wachters han den likt met de gestekelde tong, den ap pel van het geelgroen vuuroog saamtrekt tot een vleiend blikje, zich op den rug werpt en de bewegingen van een poes naiiapt; zoo, als dit roofdier schril kon- trasteert met zijn evenbeeld, de vrije mo- lik, schrik van de Bengaalsche wouden, waar 't grimmig met den staart de zijden zweept, vuurstralen, lichtend in den nacht uit de oogen schiet en met donderstem verkondigt dat hier vluchten noch erbar men geldtzoo verschilde ook deze Franken van dien anderen Franken op 't kasteelzelfs de Hoofdman scheen in het begin bedremmeldmaar hij hervatte zich toch snel. «Gij weet," sprak Franken, terwijl hij met een uitnoodigende handbeweging op de sofa zitten ging, «gij weet dat ik wei nig op heb met sterrewicbelarijevenwel heb ik mij als een minnaar van sterre- kunde, meer uit aardigheid toch, vroeger wel eens met die waardelooze kunst bezig gehouden. Maar van daag terwijl ik me nog altoos rnet twijfelingen plaagde, of ik wel uw verlangen vervullen zou of niet nam ik mijn toevlucht meteen om eens te zien of ik de regelen der kunst ook vergeten had tot het lezen van uwe planeet. Daar op de tafel staat uw behoorlijk getrokken horoskoop. Het spijt rne waarlijk dat geen vereerder van de kunst hier is, om zich in de nauwkeurige samenstelling te vermeiden." «En wat zegt die?" vroeg de Hoofd man gespannen. «Die zegt," hernam de dokter, «dat gij, tot groote dingen geroepen, die volbren gen zult naar aanwijzingen uit geesten- mond. Zooals gezegd, ik geef niets om astrologie maar zonderling blijft toch dit samentreffen rnet den wensch door u geuit. «Dus alweder een grond, om niet lan ger mijn dringend verzoek te weerstaan." «Dat ik u tot dusverre weerstreefde," sprak Franken, «dit mijn waarde vriend, vergun mij die aanmatiging, mijn waar dige scholier zij u borg voor mijne genegenheid jegens u. Laten we inmid dels de zaak van alle kanten beschouwen, terwijl het nog tijd is. Zegt zelfs onze onvergetelijke, helaas te vroeg ontslapen Meester, zegt ook zelfs de edele Sweden- borg, het niet: «Hel aanschouwen van een Wezen uit de Geestenwereld knoopt een bond, een onverbreekbare vereeniging tusschen ons en het onstoffelijke Wee hem 1 die het wagen zou die ooit te breken 1" «Daarom, ik zelf... ik kom er rond voor uit, dat ik nog altoos bang ben geestverschijningen op te roepen, in wel ker nabijheid ik me slechts bevend waag en slechts in de meest benarde omstan digheden van mijn veelbewogen leven heb ik het mij veroorloofd. Gij zegt, dat reeds lang een besluit uwe ziel vervult, waarte gen ge vruchteloos strjjdt, en over welks recht en onrecht uw binnenste zoo ver deeld is, alsof twee zielen in u woonden en daarom kampten. Raad van menschen zegt gij, kan u daarom niet genoeg zijn, omdat die door hun zienswijze en stand punt beheerscht wordt; gij wilt dus put ten aan de bron der waarheid zelve. Maar die bron, lieve vriend, ligt onder een zegel; de schuwe hand des menschen rnag 't niet lichten dan in den hoogsten nood. Als gistende most stroomt dan haar in houd uit in de schaal die de sidderende hand des zwakken stervelings bijhoudt en dan eerst blijkt het of hij koelend water of gloeiende wijn te drinken krijgt maar genoten moet het wor den, dat helpt niet, want niet tot tijd verdrijf was het zegel dat de Geesten wereld afsloot weggezeten.... en beter ware der scnennende hand geweest, dat zij verdorde eer ze 't deed. Dit mijn vriend, is alles wat ik u in weigerenden zin, heb uieè te deelen. Wat gij even wel zelf kiest, dat moet uw eigen vrij besluit, uw vaste, onveranderlijke wil zijn! Staat die onwrikbaar pal dan vriendgeef ik u de verzekering dat, als het slagwerk van die hangklok daar, mid dernacht verkondigt, een teeken u gewor den zal uit die verre, verholen rijken, dut den strijd in uw binnenste beslecht." Mijn besluit," antwoordde de hoofd man, „is lang gewikt en gewogen, daar om edele meester. „Niet te voorbarig De stralen van die verre zon, die uit een andere wereld tot ons overschijnen, ze kunnen vaak het ongewapend oog verblinden. Ik heb me nigmaal verschijningen gehad verschij ningen waarvoor mij de haren ten berge rezen en weèr bij andere gelegenhe den ondervond ik dingen, die me in twij fel lieten of ik ze mij ook had ingebeeld? Vooral was dit vaak bij minder ge wichtige omstandigheden het geval zoo als bijvoorbeeld onlangs' bij die aangelegenheid van den vriend uwer jeugd. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1