NIIUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No. 88. Zaterdag I November 1890. Negentiende jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG. advertentien: Naar aanleidinc öer table „motie." BINNENLAND. Feuilleton. AMEBSFOORTSCHE COURANT. VOOR Per 3 maanden 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iutezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 1 fi regels 0,10; iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Grootc letters en vignetten naar plaatsruimte. »Op spoedige behandeling van het in de vorige zitting ingediende ont werp tot regeling van den krijgsdienst wordt prijs gesteld." Aldus luidt de belangrijkste volzin van de rede, waarmede dit najaar de vergaderin gen der Staten-Generaal geopend werden. Hiermee is uitgemaakt, dat de ge heele Regeering, zich voor dat ont werp aansprakelijk stelt. Valt het, of wordt het in den loop der debatten zoodanig besnoeid of gewijzigd, dat een of ander hoofdbeginsel niet meer tot zijn recht komt, zoodat de Min. van Oorlog van verdere verdediging afziet, dan heeft zulks niet ten ge volge, dat alleen deze bewindsman aftreedt en door een ander wordt vervangen, die zich opnieuw aan het werk zet ten einde een legerwet sa men te stellen die misschien genade zal vinden in de oogen der Tvveede- Kamer-meerderheidneen, dan legt het geheele Ministerie de portefeuilles neder. Over deze mogelijkheid is reeds in de pers geredeneerd, en daarom wil len wij er ook het onze van zeggen. De bespreking werd uitgelokt door de polemiek over de motie van de vergadering van presidenten der Noordbrabantsche kiesvereenigingen, waarin de overtuiging wordt uitge sproken, »dat verdere samenwerking tusschen dit ministerie en de Staten- Generaal ongewenscht moet geacht worden." Die motie, en hetgeen er aan vooraf ging, is iets nieuws in onze parle mentaire geschiedenis. Eerst werden de Tweede-Kamerleden, door de Noordbrabantsche kiesdistricten af gevaardigd, geïnviteerd tot een samen komst met gezegde presidentenhet ligt dus voor de hand, dat genen hun goedkeuring hebben gehecht aan, althans geen bezwaar hadden in den stap, door dezen beraamd. In hoeverre deze vertegenwoordigers van het ge heele Nederlandsche volk, niet van de Noordbrabantsche kiezers alleen, op die wijze hun onafhankelijkheid hebben prijs gegeven, kunnen zij wel licht het best beoordeelen; ons komt het voor, dat aan die onafhankelijk heid ernstig nadeel is toegebracht. Niet de kiezers hebben op dit oogen- blik te beoordeelen, of verdere sa menwerking al of niet wenschelijk isal hadden, wat ook niet het geval sciiijnt geweest te zijn, de presiden ten een foi ineele opdracht ontvangen van hun vereeniging om dergelijk besluit uit te lokken, dan nog zou het in de hoogste mhte inconstituti oneel zijn, wat te 's-Hertogenbosch is geschied. Waar zou het heen moe ten, als in kiezersbijeenkomsten de ministeriën werden gemaakt en af gebroken? Alleen de meerderheid in de Tweede Kamer heeft over die samenwerking tfr'Aeslissende kie zers mogen over de regeeringsdaden naar hartelust critiek uitoefenen, de vrije volksvertegenwoordiger is aan geen opdracht gebonden, en heeft te stemmen en te spreken naar eigen overtuiging. Zoolang zijn mandaat duurt, heeft hij zich aan niemands oordeel te onderwerpen. De motie van afkeuring vindt, zooals men weet, haar grond in het vraagstuk van den persoonlijken dienstplichtin de inleiding word! dit zeer uitvoerig verklaard. Die in leiding is een formeele acte van be schuldiging. Ondanks alle vriendelijke en dreigende vertoogen, ondanks de van alle zijden geopperde bezwaren en bedenkingen, heeft het ministerie gemeend de verantwoordelijkheid op zich te moeten nemen van het thans ingediende wetsontwerp tot legeror- ganisatie; van de allergewichtigste bezwaren, die van alle zijden tegen algemeenen dienstplicht en afschalling der plaatsvervanging werden te berde gebracht, wordt bij de Memorie van Toelichting met geen enkel woord gewag gemaakt, evenals bestonden die bezwaren niet, of als waren zij de moeite der wederlegging niet waardig. Men ziet het, de grieve wordt behoorlijk aangedikt, zelfs meer dan met de werkelijkheid bestaanbaar is, dewijl niet gesproken wordt van «algemeenen dienstplicht," terwijl de Noordbrabantsche heeren toch zeer goed weten dat daarvan volstrekt geen sprake is. Alzoo, plaatsvervanging en andere vrijheden in zake militieplicht worden niet bestendigdintegendeel, dit ministerie maakt de behandeling mo gelijk van een wetsontwerp, dat on- noodig de bevolking den zwaarsten, bijna ondragelijken last oplegt; on- noodig, dewijl er geen reden aan te voeren is, dat de eigenaardige ver dediging, die de gesteldheid van ons vaderland eischt, zulke zware offers vordert, zulke inbreuk op de vrijheid wettigt. Een ander ministerie zal zich wel wachten, wederom een wetsont werp op zich te nemen, dat zoozeer indruischt tegen den aard, den vrij heidszin, en de waarachtige belangen van het Nederlandsche volk, zooveel beroering in den lande heeft verwekt, en zooveel scheuring en tweespalt tusschen de regeeringsgezinde partijen zou teweegbrengen. Hoe dat «andere ministerie" er eigenlijk zou moeten uitzien, blijft in nevelen verborgen, en evenzoo hoe de mandatarissen der Noordbrabant sche kiezers het zullen moeten aan leggen, om aan den wenk, in de vij andige motie vervat, gevolg te geven, 't Is waar, zij werd ter hunner kennis gebracht «met volkomen eerbiediging van ieders vrijheid, overtuiging en onafhankelijkheid," maar 't zal zeer de vraag wezen of de souvereine kiezers er vrede mede zullen hebben indien de afgevaardigden de vrijheid nemen haar eenvoudig naast zich neder te leggen en er verder geen acht op slaan. Misschien is men wel zoo goed de wijze, waarop hel Mi nisterie aan den dijk gezet zal worden aan het inzicht der volksvertegen woordigers over te laten, als het maar zoo spoedig mogelijk geschiedt! In de politiek ziet men zeer dik wijls gebeuren dat de soep niet zoo heet wordt gegeten als zij gekookt is, en ook de verbolgen remplatjan- tenvrienden in het zuiden zullen wel weer tot bedaren komen. Een ontijdig aftreden van de Regeering zou alleen dan gewettigd zijn, als zij een of anderen maatregel trachtte door te drijven die een beslist partijdig ka rakter draagt; zoolang dit niet het geval is, en zij de door de omstan digheden noodzakelijk gemaakte eischen der gematigdheid in het oog houdt, behoort zij ook door de lin kerzijde te worden gesteund, inzon derheid om het vraagstuk van den persoonlijken dienstplicht en in ver band daarmede de geheele voorge stelde legerorganisatie tot een oplos sing te brengen. Maar gedwongen aftreding zou stellig door ontbinding van de Tweede Kamer gevolgd moe ten worden, en behalve de Noord brabantsche heeren is er inhetgan- sche land niemand, die een zoodanige crisis zou willen uitlokken. Noch Regeering, noch Tweede Kamer heb ben hun «Schultigkeit gethan"; eerst in Juni wordt de rekening gesloten en de balans opgemaakt. Tot zoolang hebben moties van onbevoegden niet de minste waarde. Thans bevatten het Staatsblad no. 156 en de Staatscourant van heden het besluit van den 30. October 1890, waar-1 bij door den Raad van Stale, krachtens artikel 45. 2o. van de grondwet, waar nemende het koninklijk gezag, tei alge- meene kennis wordt gebracht, dat hij de waarneming, in naam des Konings, van het koninklijk gezag aanvaard heeft. In naam vaD Zijne Majesteit Willem III, bij de gratie Gods, Koning der Ne-j derlanden, Prins van Oranje-Nassau, I Groothertog van Luxemburg, enz, enz. enz. De Raad van State, krachtens artikel 45, 2. van de grondwet," waarnemende het koninkiijk gezag; Op de voordracht van den raad van ministers van 29 October 1890 Gezien het besluit van de vereenigde vergadering der Staten-Generaal van 29 October 1890, dat te dien zelfden dage is afgekondigd. Staatsblad no. 155); Gelet op de artt. 40 en 45 van de grondwet Brengt ter algemeene kennis, dat hij de waarneming, in naam des Konings, van het koninklijk gezag aanvaard heeft. Last en beveelt, dat dit besluit in het Stbl. zal worden geplaatst en afschrift daarvan zal worden toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan ieder der ministerieele departementen, aan de hooge colleges van Slaat en aan het kabir.el des koning. 's Gravenhage, den 30. October 1890. De Minister van Staat, Vice-president van den Raad van State, Van Reenen. De Minister van Buitenlandsche Zaken, li arisen, De Minister van Justitie. Ruis van Bef.renbroek. De Minister van Binnenlandsche Zaken De Savornin Loiisian. De Minister van Marine, Dyserinck. De Minister van Financiën, Godin de Beaufort. De Minister var. Oorlog J. VV. Bergansius. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, Hayelaar. De Minister van Koloniën, Mackay. Uitgegeven den dertigsten October 1890. De Minister van Justitie Ruisen van Beerenbroek Zondag jl. is te Amsterdam over leden Mr. J. H. Molkenboer, vroeger di recteur en laatstelijk commissaris der Ned. Bank. 4) sik gevoel mij nu geheel wel, mijn heer, ik dank u," was het koele antwoord, ofschoon de spreker blijkbaar zich moeite gaf vriendelijk te schijnen. «Mijne gezond heid is over het algemeen goed, en vrij sterk, in aanmerking nemende «In aanmerking nemende? wat?" was de rechLstreeksche vraag. sAlles in aanmerking genomen." ant woordde Mr. Judge, «Anna, neem nu van mijnheer afscheid, terwijl ik mijn das vast doe en den brandewijn betaal." Mr. Delancy scheen voor een oogenblik gereed hem in de rede te vallen zelfs hem te willen weerhouden van te betalen. Werktuigelijk bracht hij zijne hand in zijn zak om er zijne beurs uit te halen, maar hij veranderde op eens van gedachte en luisterde naar Anna Judge's dank voor al de moeite, die hij zich voor haar vader gegeven had. «Op mijn woord, reeds dank genoeg, mijn kind," zeide hij, op verlegen toon. «Ik zie niet in waartoe die noodig zijn, nadat de zaak afgeloopen is. Gij zoudt mij ook hebben opgenomen Anna Judge of ten minste iemand, die er toe in staat was mij op te nemen, zulks verzocht hebben indien mij iets dergelijks ovei komen was. Hij liet zijne hand een oogenblik op haren schouder rusten met eene gemeen zaamheid, die meer in het oogloopend zoude geweest zijn, zoo zij er minder kinderlijk had uitgezien, en een vriende lijke lach speelde om zijne lippen. Anna Judge vond niets ongepast in dit vriend- schappelijk betoonzij was in vele op zichten nog een kind, eri deze man was zoo goed geweest voor haar en haren vader; maar de oude Judge die intus- schen zijne kleine schuld had afgedaan, nam haastig den arm zijner dochter in den zijnen en trok haar met zich voort. Hij liep nu weder recht op: zijn gelaat echter zag er oud en afgeleefd uit. «Goeden avond, mijnheer wij moeten vertrekken." «Ik ga met u mede, denk ik," zeide Mr. Delancy. «Juist het tegendeel. Prospect Terrace ligt bij het grasperk, in de nabijheid van den havendam, en het Backwater ligt hier rechts." «Zoo, dat wist ik niet. Ik ben vreemd in deze plaats." «Dan zal zij u niet zeer bevallen." i «Morgen hoop ik bij u aan te komen, Mrs. Judge, om te zien hoe u vaart." Mr. Judge richtte zich nu op in zijne geheele lengte I «Verschoon, mij, mijnheer! maar ik hoop dat gij dat niet zult doen." «Ozoo gij er iets tegen hebt," zeide Mr. Delancy, voor het eerst blozende, «dan zal ik het natuurlijk niet doen." «Zij die bij ons komen want wij zijn arm, mijnheer worden hiertoe alleen door twee redenen aangespoord door nieuwsgierigheid of medelijden. Wij zijn echter rijk en trotsch genoeg om beiden van de hand te kunnen wijzen." «Zeer goed, Mr. Judge," zeide Delancy; «en ofschoon ik noch door nieuwsgierig heid, noch door medelijden gedreven wordt, zal ik niet komen." «In onzen toestand verlangen wij geen nieuwe kennissen te bezoeken," vervolgde Mr. Judge, als wilde hij eenige ophelde ring geven, «en wij behoeven die ook niet. Anna en ik kunnen het, God dank, samen vrij goed stellen, en zij heeft aan niets gebrek. Is het niet zoo, mijn kind?" «Ja, vader," het is zoo," was het ant woord, en Edmund Delancy meende dat zij zuchtte voor dat zij deze woorden zeide en in het kommervol gelaat van haren vader zag. «Dit zij u genoeg, tot een verklaring, waarop gij het recht hebt, wegens de' goedheid en zorg, die gij voor mij gehad hebt," zeide Mr. Judge, «en nu' vaarwel!"! Hij nam zijn hoed af an Mr. Delancy volgde hem hierin na, waarna vader en dochter den weg naar het Backwater in sloegen, waarover zij reeds bij hunne eerste schreden den wind konden hooren huilen, als ware 't het geluid eens waan zinnigen «Waar kan ik dien oude meer gezien hebben?" zeide Edmund Delancy bij zich zeiven' terwijl hij het tweetal nazag. DERDE HOOFDSTUK liet oude Huis bij hel Backwater. Van al de kuststeden en dorpen van Engeland, die de zee langzamerhand van het vasteland schijnt af te scheuren, was Ilpham-on-the-Cliff niet de minst merk waardige. De zee had reeds sedert eeuwen hel drie vierde van Ilpham weggespoeld en de oudste bewoners dier plaats die, hetzij door een voorliefde of uit noodzakelijk heid, hun geheele leven daar hadden doorgebracht, konden het nog zeer goed aanwijzen, waar in hunne jeugd land ge weest was en het Backwater had opge houden en dikwijls voorspelden zij dat, zoo er niet in voorzien werd en wie heelt het oog op de belangen van zulk een afgelegen plaatsje Ilpham teri eenen of anderen tijde door een hoogtij eenige ellen in zee zou worden gezet. Wel was het niet waarschijnlijk dat zulks reeds in de eerste honderd jaren geschieden zou, en Ilphain bekommerde zich niet over de nakomelingschap en de plaatselijke overheid bekommerde zich even weinig over het Backwater en wendde daarom geene pogingen aan, om aan de verover ingszucht der zee paal en perk te stellen. Op een vierde eener mijl van Ilpham door een klein voetpad van het Backwater gescheiden, slorid eene houten woning, die ten gevolge van haren vervallen staat, aan de waterzijde aanmerkelijk overhelde. Naar deze woning richtten Mr. Judge en zijne dochter hunne schreden na van den jongeling afscheid genomen le hebben, die van Wolchester gekomen was, en de woning stond daar treurig en ellendig ge noeg te midden der duisternis die wande laars en woning beiden omgaf. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1