NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
VIJFENZEVENTIG CENT.
No. 96.
Zaterdag 29 November 1890.
Negentiende jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
STANLEY
BINNENLAND.
Feuilleton.
AMERSFOORTSCEE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1Franco per poat door het geheele Rijk.
.Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wij zijn in de gelegenheid
gesteld onzen lezers tegen lut-
telen prijs een uitnemend prerniewerk
aan te bieden n.l.
zijn leven en
lotgevallen in Afrika's don
kere wildernissen bij de op
sporing van Emiu Pallia,
door Dr. H. BLINK aan bet
Nederl. volk verteld.
Dit pas verschenen werk van den alom
gunstig bekenden auteur kost in den
handel 90 cents
Wij leveren het onzen abonné's tegen
inzending van achterstaande BON en
Naar buiten franco 15 CENT meer.
Daar de voorraad beperkt is, is spoedige
inzending van de Bon gewenscht.
De Directie N. Amcrsf. Court.
DOOD DES KONINGS.
Maandag 1 December des namiddags
ten 11A uur zal het stoffelijk overschot
van Z. M. onzen Koning vanaf Het Loo
worden vervoerd, begeleid door de zes
groot-officieren der kroon.
De weg wordt genomen over Amers
foort, Utrecht, Woerden, Gouda naar
het vorstelijk 's-Gravenhage, vanwaar
het a an staande Donderdag
den 4. dezer zal worden gebracht naar
Delft, om aldaar in de kerk bij zijne
groote voorgangers te worden bijgezet.
De Koninklijke trein, het station
Amersfoort naderende, begint zijne
vaart te temperen, en rijdt dat station
zeer langzaam voorbij
Aan het station bevinden zich de
burgemeester van Amersfoort, met het
dagelijksch bestuur der gemeente. De
dienstdoende schutterij en het garnizoen
zullen onder de wapenen zijn, ten einde
aldaar de militaire eerbewijzen aan het
Koninklijk lijk te doen.
Burgers van Amersfoort 1 toont dat gij
den laatsten mannelijken telg uit het
huis Oranje-Nassau, uwen Koning, hebt
liefgehad, brengt eere, wanneer Maan
dag zijn stoffelijk overschot onze ge
meente voorbijgaat, door het uitsteken
van den geliefde nationale vlag met
oranjewimpel, omfloers met het teeken
der rouw.
Laten wij zulks ook|allen doen op den
dag der begrafenis den 4. December.
De plechtige begrafenis van het
stoffelijk overschot van Zijne Majesteit den
Koning in den Koninklijken grafkelder
te Delft is definitief vastgesteld op Don
derdag 4 December.
Van het Loo wordt medegedeeld,
dat a. s. Maandag het lijk van Z. M. den
Koning door de koninklijke jachtopzieners
in uniform uit het paleis naar den ge-
reedstaanden extratrein zal worden ge
dragen. Van het spoorwegstation te
's-Gravenhage wordt het stoffelijk over
schot in den koninklijken rouwwagen,
waarop pluimen van struisveeren, naar
hel paleis geleid.
De trein van de Staatsspoorwegmaat-
schappij, die het stoffelijk overschot van
den Koning naar 's-Gravenhage zal bren
gen, zal rijden langs AmersfoortUtrecht,
Woerden en Gouda.
Op die plaatsen zullen de garnizoenen
aan de stations het vorstelijk lijk het eere-
saluut brengen.
De groote eetzaal in de achterzijde
tegenover de vestibule van het paleis in
het Noordeinde te 's-Gravenhage wordt
ingericht voor de ontvangst van het lijk
van Z. M. den Koning. Het plafond, de
wanden en de vloer worden geheel met
zwart kleed bekleed. De lijkbaar zal ge
plaatst worden op eene verhevenheid onder
een baldakijn van zwart fluweel, aan den
binnenkant met wit satijn gevoerd. Op
een vak aan de acherzijde van dezen troon
hemel zal het koninklijke W8pen prijken.
Gedurende twee dagen zal het aan het
publiek vergund worden; een bezoek te
brengen aan de lijkbaar.
De lijkbaar vnn Z. M. den Koning zal
aanst. Dinsdag en Woensdag van I tot
4 ure in het paleis te 's Gravenhage ter
bezichtiging worden gesteld.
Tot hen, die tegenwoordig zullen zijn
bij de begrafenis, behoort ook de vader
der Koningin-weduwe, de regeerende
vorst van Waldeck.
De graaf van Vlaanderen, zul koning
Leopold en generaal Caringion, opperstal
meester, koningin Victoria bij de begra
fenis van Koning Willem III vertegen
woordigen.
De koninklijke rouwwagen, welke
voor de treurige gelegenheid der begra
fenis van Neerlands derden Koning in
gebruik wordt genomen, is, 't werd reeds
met een enkel woord gemeld, van een
anderen vorm dan het rijtuig, dat bij
vroegere vorstelijke begrafenissen gediend
heeft.
Het rouwvoertuig, dat Koning Willem
III grafwaarts zal voeren, is aan de vier
zijden geheel open, zoodat de lijkbaar
niet slechts van twee kanten zichtbaar is.
De lijkkist namelijk staat in de rouw
koets onder een gebombeerden hemel,
waaromheen een zilveren gebeeldhouwde
lijst loopt, welk plafond gedragen wordt
door vier stijlen. Uit het baldakijn loopen
langs die kolommen gordijnen van zwart
fluweel, afgezet met zilveren draperiën,
bezaaid met zilveren palmen en opgeno
men met kwasten. Op den hemel waaien
zes witte en zwarte struisveeren van
merkwaardige grootte.
Doordien nu ook cfe voor en achter
zijde van den rouwwagen open zijn, komt
de baar geheel ir. het gezicht.
Over de kist wordt een fiuweelen lijk
kleed gelegd en daarop zullen de sabel
en andere militaire equipernentstukken
van den ontslapen Monarch gerangschikt
worden.
De ordeteekenen, staf en Koninklijke
kroon zullen achter deu rouwwagen ge
dragen worden door Hofdignitarissen.
De rouwkoets wordt getrokken door
acht paarden, geheel gedekt door zwart
zijden fluweel, waarover kleinere met zil
ver en franje afgezette rugdekjes waarop
de Koningskroon in zilver geborduurd is.
Bij de begrafenisplechtigheid des
Konings worden de volgende vorstelijke
personen verwacht
H. D. H. de regeerende vorst van Wal
deck en Pyrmor.t, vader, en de vorst van
Beniheim-Sleinfurt, broeder van H. M.
de Koningin-weduwe-regentes; Z. K. H.
de Groolhertog en Z. K. H. de Erf-Groot-
liertog van Luxemberg, Z. K. H. Prins
Wilhelm van Wurtemberg, Z. K. H. de
Grootvorst Alexis van Rusland, Z. K. H.
Prins Albert van Pruisen als veitegen-
woordiger van den Keizer van Duitscli-
land, Z. K. H. Aartshertog Ferdinand
van Oostenrijk-Hongarije, Z. K. H. de
Graaf van Vlaanderen, Z. K. H. Prins
Eduaid van Sakseri-Weimar, als de ver
tegenwoordiger van H. M. de Koningin
van Engeland en Z. K. H. de Groot-her
tog van Saksen Weimar.
De laatste oogenblikken des konings,
meldt het N. v. N., moeten blijkbaar
weinig pijnlijk zijn geweest.
Hij is zacht ontslapen.
Ook in zijne laatste levensdagen was
hij betrekkelijk kalm en rustig.
Na den nacht van 20 op 21 November
jl. is de Koning niet meer bij kennis ge
weest, maar dat laatste oogen blik gaf nog
getuigenis van den sterken wil en van
de onverzettelijkheid, die altijd het ken-
meik van 's Konings karakter is geweest.
Ook toen waakte Van den Bosch ('s Ko
nings trouwe kamerdienaar) aan zijne
sponde. Verscheiden uren achtereen had
de Koning stil en rustig neergelegen.
Eensklaps begon hij zich te bewegen en
aanstalten te maken om op te staan. Van
den Bosch schikte het dek terecht en
trachtte den Hoogen Lijder tot kalmte te
brengen.
Maar dit baatte niet. Met een forschen
greep wierp de Koning de dekens ter
zijde en voor de kamerdienaar er op be
dacht was, stond hij recht overeind voor
het ledikant.
Zelfs toen maakte zijne forsche gestalte
nog indruk.
De Koning was weinig vermagerd;
zijne voeten waren gezwollen en belem
merden hem in de poging tot Joopen, die
hij toen aanwendde.
Van den Bosch schoot toe en wilde den
Koning beduiden, dat hij zich weer rus
tig neer moest leggen. Met een krachtig
gebaar wees de Koning hem terug.
«Wie beveelt hier, gij of ik
Dit zijn de laatste woorden geweest,
die de Koning heeft gesproken.
Schuchter gaf Van den Bosch ten ant
woord«Uwe Majesteit, en die alleen,"
terwijl hij den Koning ondersteunde.
Toen, ziende dat de pogingen om te
gaan ijdel waren en dat de Koning ge
vaar liep te vallen, voegde Van den Bosch
er bij; «Maar uw kamerdienaar weet,dat
een Koning niet vallen mag," en een
lakei wenkende, legde hij, met behulp van
dezen, den inmiddels weder willoos ge
worden lijder neder op het ziekbed, waar
deze onmiddellijk insluimerde.
Naar men verneemt, zal II. M. Ko
ningin Emma hoogstwaarschijnlijk als
Regentes en Voogdes over de minderjarige
Koningin beëedigd worden niet in de
vergaderzaal van de Tweede Kamer, maar
in tegenwoordigheid van de leden der
Staten-Generaal, in een keikgebhuw te
's Gravenhage, waarschijnlijk de Willems
kerk aan de Nassaulaan.
De leden van den Raad van Voogdij
zouden eerst later in eene vercenigde
vergadering der Staten-Generaal worden
beëedigd.
Een gewijzigd Wien Neerlands
Bloed.
Ook wij hoorden reeds de opmerking
maken dan ons Wien Neerlands Bloed,
nu de Koning is overleden, zonder een
koning tot opvolger te hebben, niet lan
ger dienst kan doen. «Wien 't hart voor
land en koning en gloeit, Voor vaderland
en vorst," zijn woorden, die niet langer
gezongen kunnen worden.
In 't D. v. Z.-H. geeft zekere S. S. een
oplossing voor deze moeilijkheid, door het
Wien Neerlands Bloed aldus gewijzigd
te geven
Wien 't Neèrlandsch bloed door de aad'reu
(vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor 't heil van Neêrland gloeit
Verheff' de stem als wij.
Hij stemm' met ons, vereend van zin,
Aan Oost- en Westerstrand.
In 't lied voor Neèrlands Koningin
En 't lieve Vaderland!
Bescherm, o God, bewaak den grond,
Waarop onz' adem gaat,
De plek waar onze wieg op stond,
Waar ook ons graf eens staat.
Wij smeeken 't Heer vereend van zin,
Van Uwe Vaderhand,
Behoud ons Neèrlands Koningin
En 't lieve Vaderland!
Verhef nu 't juichend stemgeluid
Voor onze Koningin!
Dring voor die jongste Oranjespruit
Die beè den Hemel in.
Bewaar, o God, Haar dierbaar hoofd
Voor onheil en voor smart,
En moog de trouw, door ons beloofd,
Steeds leven in ons hart.
(Amst. Ct.)
11) Mrs. Simmonds zag haren nieuwen
huurder na, terwijl deze de trappen opvloog,
alsof zij door haar eerste onderhoud nog
niet geheel op de hoogte was, wie hij was
of waarvoor zij hem houden moest. In
middels was Edmund Delancy uit haar
oog verdwenen, ea ging naar de voorka
mer op de eerste verdieping, als had hij
er zijn geheele leven gewoond.
Toen hij binnentrad stond de heer die
hem wachtte op, en ging hem te gemoet.
Hij was een schoon man te noemen, met
zijne breede schouders, een dichten zwar
ten baard en knevel, en met de beide
handen naar hem uitgestrekt kwam de
vreemdeling naar hem toe.
«Wel, Ned Delancy, mij zoudt gij wel
het allerminst hier verwacht hebben."
«Op mijn woord, ik geloof dat gij gelijk
hebt," zeide Ned, vrij hartelijk zijn hand
schuddende, «zoo waar ik leef, het is Ge
orge Day Dokter Day de groote
Day."
«George Day eenvoudig de oude
George, Ned."
«Neem uwe plaats bij het vuur. Ik weet
niet of ik u iets kan presenleeien, want
dat zal geheel er van afhangen, of de
kelders mijner hospita goed voorzien zijn."
«Ik heb pas gedineerd; maak geen
moeite, bid ik u."
«Maar
«Ik gebruik nooit iets anders dan een
glas poi twijn na het eten, en dat heb ik
reeds gehad," zeide Dokter Day, op vrij
beslisten toon.
«Zoo, zeer goed, Maar, verduiveldhoe
vindt gij mij hier?"
«Door gevolgtrekking, Ik at gisteren
bij Hugh Aynard nu, gij kent Aynard
en ontmoette daar den predikant dezer
afgelegen plaats, die mij zeide een nieuwen
organist geëngageerd te hebbendat hij
hem te Londen ontmoet had en door zijn
spel en zijn groot genie, enz. zoo getroffen
was," Mr. Delancy maakte een bui
ging «en toen hij uw naam noemde
Hier viel Edmund hem in de rede. Het
afbreken van een grooten woordenvloed
was voorzeker een zwak in hem.
«O, niet eerder
«Niet eerder; er zjjn zoo vele genieën
in de wereld, begrijpt gij, maar ik wist
dat er maar weinig Delancys zijn: en ik
besloot uw citadel dezen avond te bestor
men en allen twijfel in eens te doen op
houden."
«Wel, dat was zeer vriendelijk van u.
Wat voert gij hier uit, George?"
«Ik zoek mijn vermaak."
«Dat zult gij dan hier niet vinden,"
zeide Ned, «want van al de holen in het
oosten en noordoosten van het vroolijke
Engeland, is dit wel het donkerste, win
derigste en somberste."
«En gij z(jt eerst vijf minuten hier,"
zeide de andere, lachende.
«Ja, maar ik bezit de eigenschap van
zeer spoedig zoowel plaatsen als menschen
te doorzien."
«En ik juist het tegendeel, Ned. Ik weet
waarlijk niet, wat het beste is."
»'k Weet het ook niet, oude vripnd.
Ik kan niets langzaam doen. Bij rnij rnoet
alles vlug van de hand gaan. Deze plaats
zal mij nog het leven kosten, tenzij ik
iets vinde dat mij bezig houdt, of aan
deze plaats eenige vroolijkheid bijzet. Hoe
lang blijft gij hier?"
«Zeven of acht dagen langer niet."
«Nu, dat wil ik wel gelooven. Maar"
en hierbij zag hij zijn vriend strak aan,
«gij zijt hier niet gekomen voor uw plei-
zier. Gij zijt te veel gewoon aan het leven
in de groote wereld George Day, om uwen
tijd hier te llpham-on-the-Cliff te kunnen
komen dooden."
«Gij spreekt van voor vier jaren, toen
het noodzakelijk was dat ik die kringen
opzocht toen mijne positie nog niet
gevestigd en mijn naam nog niet zoo be
kend was."
«Voor vier jaren! Is het zoo lang reeds
geleden, sedert gij en ik elkander eeuwi
ge vriendschap zwoeren, en elk onzer zijn
eigen weg ging, om ons weder hier op
deze plaats te ontmoeten?"
Dokter Day scheen voor een oogenblik
van zijn stuk gebracht, als lag er een
verwijt iu deze woorden opgesloten. Hij
meende zich daarom te moeten verkla
ren.
«Gij zwierft naar uwe gewone manier
overal rond, Ned. Ik bleef te Londen en
legde mij toe op mijn beroep en bestu
deerde mijne patiënten. Het was bijna
onmogeijk, dat wij elkander ontmoeten
konden."
«Ik heb u tweemaal in Harley Streel
opgezocht. Iu beide gevallen waart gij
uit, zoo zeide mij ten minste de knecht."
«Hij had gelijk. Nooit geef ik mijnen
bediende den last om te liegen. Na het
tweede bezoek heb ik u in uwe oude
woning eene contra-visite willen maken.
Maar gij waart vertrokken, zonder uw
adres achter te laten."
«Naar de maan, wilt gij zeggen."
«Ik hoorde weinige dagen later van de
rampen, die uwe familie getroffen hebben.
Niemand had er meer smart over dan ik."
»0, ja ik zelf, geloof ik I" was liet
korte antwoord.
«Nu, dal is natuurlijk
«Ja, ja, ik begrijp u wel. Ik ben u zeer
dankbaar, voor de uitdrukking uwer goede
gezindheid te mijwaarts. Niels doet het
vriendenhart meer aan dan de volslagen
ondergang van een vriend. En zoo was
het te recht met ons, ten gevolge van
slechte raadgevingen."
«Uwe moeder is wel, hoop ik?"
«Zeer wel, zoo sterk en opgeruimd als
ooit. Nooit zou ik het geweten hebben,
welk een moed zij bezit om aan de ram
pen des levens het hoofd te bieden
hoe groot liet vertrouwen is, dat zij in
mij stelt hoe lief zij mij heeft, zonder
de noodlottige gebeurtenis, waardoor wij
geheel geruineerd werden."
Terwijl hij van zijn ondergang sprak,
glinsterden zijne oogen en verspreidde
zich een blos op zijn gelaat: en Dokter
Day, die het zich zoo gemakkelijk moge
lijk in zijn leuningstoel gemaakt had, be
schouwde hem als eene soort van mensch,
die hem beviel en over wien hij zich toch
moest verbazen.
«Ik kan liet mij niet voorstellen dat
het reeds vier jaren geleden is," zeide
hij, daar hij niets anders wist te zeggen.
«Het is juist in deze maand vier jaren
geleden. Ik was toen een jeugdige dwaas,