NitfSl UTRECHTS1 ik UTRECHT en - A? r - Èfe a. HET BOOTHUIS. i «-"tsprijs: EN ZATERDAG." c. C O?pe-; t-=C" abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN BINNENLAND. Feuilleton. )(J l j ER.f-^- •'ost door het geheele Rijk, '»"NDoVffi.v^''c' 3. Cent. 1 ^j|¥ÖS|£n VriJda?' Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. lechts de halve be- hg£ j'i2",een ur leveren bij den gemeente-ontvanger. Het is verboden dit kenteeken aan an deren aftegeven of in gebruik te geven, tSl almede verboden is aan een heeft aangegeven als jb -zi|p.e honden van joo- g»,\eg(fc,»ik te J«ar- /iep vaadw naam dei, ?er 3 maaiidcn 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Men verzoekt het bericht voorkomende 1 ranten. als zoude Hare Majesteit b in in de afgeloopen week in eene arresle- de zijn uitgereden, op eene dwaling moet berusten. Immers Hare Majesteit heeft het paleis nog niet anders dan in een -gesloten rij tuig verlaten. Van het uitrijden in eene arieslede kan uit den aard der zaak ge- ,ode den zwaren rouw geen sprake Utr. dgbl. Uitgever A. M. SLOTHOUWER, Amersfoort. 129bepaald dt, Au Men schrijft uit 's Gravenhage «Nu de vreemde vorsten en hoogge plaatste personen bijna allen de residentie verlaten hebben, ziet het er in den omtrek van het koninklijk paleis weder uit als in de dagen toen onze derde Koning Willem nog in de volle kracht zijns levens was en Hij het grootste deel van 'tjaar in de hofstad doorbracht. Zag men nog geen maand geleden al leen de vensters van het bedienend per soneel verlicht en een enkelen schildwacht, mistroostig op zijn geweer leunende, in een hoekje weggedoken op ziin post staan, terwijl de bezoekers zich bepaalden tot den knecht van deneenen of anderen hofleverancier, tegenwoordig heerscht er meer drukte. De vensters van H. M. zijn vroolijk verlicht, aanhoudend rijden meer of minder sierlijk opgetuigde equipages het voorplein op en twee schildwachten stappen lustig heen en weer en kijken de oogen uit naar de mooi aangekleede dames en heeren, die hunne opwachting ten paleize komen maken. H. M. heeft nl. den wensch te kennen gegeven, dat alle zaken, op het landsbe stuur betrekking hebbende, voortaan zou den worden behandeld op dezelfde wijze, als dit geschiedde, vóórdat wijlen haar echtgenoot ook den winter op Hel Loo door moest brengen, en behandelt dus gewichtige regeeringszaken mondeling met de bjj de zaak betrokken autoriteiten, die daarvoor op gezette tijden bij H. M. ter audiëntie gaan. Natuurlijk is er veel achterstallig werk dat zich iu de afgeloo pen maand heeft opeengehoopt, en zijn er eene massa zaken, welke op de bekrach tiging van de Koningin-Weduwe-Regentes wachtten. Onze Regentes laat zich op de hoogte stellen van alle dingen, waarover zij te beslissen heeft en doet zich alle stukken voorleggen, welke tot lieden, op bevel van wijlen Haren gemaal, moesten worden ingediend. Zoo wordt H. M. dagelijks nog eene opgave gezonden dpor den generaal- majoor, met het gouverneurschap van de residentie belast, van de verschillende oefeningen en evolutiën, welken dien dag door het regiment grenadiers en jagers zullen worden uitgevoerd eu worden de verschillende mutatiën met de officieren van dat korps plaats grijpende, dadelijk ter Harer kennis gebracht. Dat H. M. in genomen is met het leger in 't algemeen, blijkt voldoende uit het feit dat Zij den Minister van Oorlog heeft opgedragen Haren welgemeenden dank over te bren gen aan alle officieren en minderen van het leger, voor de gevoelens van eerbied en verknochtheid, door hen aan den dag gelegd hij het overlijden van Koning Willem den Derden en voor de goede houding bij de teraardebestelling van den overleden Vorst." Bij gelegenheid van den cour, wel ken H. M. de Koningin-Weduwe-Regentes deze week zal houden, wenscht H. M. zich de officieren uit de residentie voorgesteld te zien. Het bericht in het D. v. Z.-N., dat H. M. de Koningin-weduwe-regentes de leden van het ministerie In het gezag bevestigd heeft, wekt de verbazing op van het Hbl., dat vraagt, of niet de Staats-Ct. de aangewezen plaats is om zulk eene, uit onze grondwettige instellingen voort vloeiende' beschikking algemeen bekend te maken. Behoorde daarvan niet kennis te zijn gegeven aan de Tweede Kamer, alvorens een der ministers, namens de regentes, met de vertegenwoordiging de Indische begrooting ging behandelen? Het Hbl. wijst er overigens op, dat wanneer de ministers zijn blijven zitten alsof er niets belangrijks in Nederland gebeurd was, zulk een houding niet vol komen correct is. «Al bestond er ook geen twijfel, dat H M. liet kahiriel zou handhaven, de ministers hadden naar ons voorkomt uit eigen beweging ter stond na de beëediging hun portefeuilles ter beschikking behooren te stellen. Het zelfstandig karakter, dat liet koninklijk gezag volgens onze grondwet bezit, zou dan door het ministerie niet zijn mis kend." H. M. de Koningin Weduwe-Regen tes, heeft den Minister van Oorlog uitge- noodigd. aan alle officieren en verdeie militairen van de Landmacht, die door hunne tegenwoordigheid of door hun op treden in de laatste treurige dagen, hebben medegewerkt tol het brengen eener laat ste, eerbiedige hulde aan wijlen Z. M. Koning Willem III, daarvoor Hoogslder- zelver dank over te brengen. H. M. deed den minister daarbij tevens de mededeeling geworden, dat Hoogstde- zelve het leger erkentelijk is voor zijne deelneming en voor zijne houding bij de droevige plechtigheden, waarbij de diens ten der militaire macht werden gevraagd. De minister van Oorlog heeft, ter vol doening aan voorschreven opdracht van H. M. de Koningin-Weduwe-Regentes, het vorenstaande ter kennis van de autoriteiten der Landmacht gebracht. Naar het D. v. Z.-N. verneemt, zullen Prinsen Prinses van Wied in den aanstaan den zomer geiuimen tijd met HD. gezin te 's Hage doorbrengen. Het verblijf zou alsdan verdeeld worden tusschen Scheve- ningen en het huis de Pauw. De Eerste Kamer is bijeengeroepen op Maandug 22 December der avonds ten half negen ure. Naar aunleiding van de Congo-Quaes- tie schrijft I)e Amst. het volgende: De berichten vermenigvuldigen zich, volgens welke Duitschland, Engeland, Oostenrijk en Italië een gemeenschappe lijke nota aan onze Regeering zullen zenden, om haar te bewegen of te dwin gen toe te geven ten opzichte van de op het congres te Brussel goedgekeurde in voerrechten. Dat Nederland in zijn recht is te wei geren, kan niemand ontkennen. Dat Nederland gedwongen kan worden door vier groote mogendheden zich aan dit onrecht te onderwerpen, is even duidelijk. En dat de Nederlandsche natie liever zal zien, dat uien haar als kleine mogend heid dwingt, dan dat de Regeering uit eigen beweging, na zoo lang staande op haar goed recht, tegenstand te hebben geboden, het hoofd buigt,is zeker. Een kleine mogendheid heeft tegenover groote mogendheden slechts één middel van verweer en dat is, vóór het voor geweld wijkt, heel der beschaafde wereld te toonen, dat niet zij, maar de andere het recht minachten. Wij hopen -- en wij geloven de Neder landsche natie lionpt met ons, dat de Regeering dit middel van verweer zoo krachtig mogelijk zal toepassen. Nu te wijken zonder dwang zou geheel onze houding tot een politieke fout maken. En juist die houding is o. i. onberispe lijk geweest. euneV (J oer- in- De heer Arnold Ising deei «Haarl. Courant" het volgende med' trent de afstamming der Friso's: »Hun stamvader was Johan van Nas- sau-Dillenburg, de eigen broeder van den Zwijger. Johan's zoon, Ernst Casi- mier, volgde zijn ouderen broeder Wil lem Frederik, den raadsman van MaurilS, in 1620 op als Stadhouder van Friesland. Toen Ernst in 1632 voor Roermond ge sneuveld was, en zijn zoon Hendrik Ca- simier, als Friesch Stadhouder opgetre den, eveneens het leven gelaten had voor den Staat, kwam zijn jongere zoon Wil lem Frederik in het Gouvernement van Friesland. Deze had het ongeluk in 1664 «door zijn eigen lood den draad zijns le vens te korten." Hij werd doodelijk ge troffen terwijl hij een pistool nazag. Zijn oudste zoon Hendrik Casimier de Tweede, gesproten uit zijn huwelijk met de tweede dochter van Frederik Hendrik, Albertina Agnes, trad in zijne plaats in het Stad houderschap van Friesland en Groningen, en hij was de vader van Jan Willem Friso, «Prins van Otanje en Nassau." Want Koning Willem van Engeland, onze Stadhouder Willem de Derde, had dezen Jan, «Vorst van Nassau," tot zijn eenigen eifgenaam verkozen. Minder juist schijnt het, met het oog op ons Koninklijk huis, te spreken van «afstammelingen" of «geen afstammelin gen uit het Oranje-huis." Bekend is het toch, dat Réne van Chalons, Graaf van Nassau en Prins van Oranje, den laatsten titel verkreeg van zijn oom van moeders zijde Philibert de Chalons, terwijl deze René wederom tot zijn erfgenaam aan stelde zijn vollen neef Willem (onzen Zwijger), zoon van zijn vaders broeder. Derhalve komt het, wat de afstamming betreft, meer aan op Nassau, dan op Oranje, en de Friso's waren wel degelijk Nassauers." Op hoog bevel is de verkrijgbaar- stelling aan 's Rijks Munt te Utrecht der herinneringsmedaille van wijlen Z. M. Willem III, voorloopig gestaakt. Hieivoor is aanleiding gevonden, in het randschrift op de penning, luidende «XLI jaren regeerde de laatste Oranjevorst en was Nederland gelukkig," welks rand schrift, ontworpen door jhr. mr. Victor de Stuers, referendaris bij de afd. Kun sten en Wetenschappen bij het Depar- pe. of an h stonrf hem eene slrai i geëvenredigd is aan door wordt teweeagebi nul; en vooral die nullen wordt i zoo veel verzwaard. Prof. Verdam komt in den Volkss' manak van »'t Nut" op tegen het oi. Hollandsche woord «voorradig." dat zui ver Duitsch is, terwijl onze taal er de goed Nederlandsche uitdrukking «voor handen" voor bezit. ^5» ln denzelfden almanak wordt van 17 royementen van »'t Nut" medegedeeld j ioet>.o zij.... «voorradig" heb- det. laatste zlJn V00rH Zoowel de "'art'' 'OA- AP"" dailles zullen naai 'c BÏÏHlifi! den verwezen. ">4"'ementen Nu de naam van pro" wereld vervult, is, zegt de N. de herinnering op hare plaats, beroemde geleerde o. a. doctor is, ris causa, van de Groninger Univer^| Hem werd deze onderscheiding in aangeboden naar aanleiding van nasporingen in Egypte en in Indië om^ trent de cholera en zijne ontdekking var de cholera-hacil, naar den eigenaardigen vorm komma-bacil genoemd. Men schrijft uit Veenendaal: Door wijlen ds. Anlhonie Dekkers, te Apeldoorn overleden, is aan de diaconie der herv. gemeente en ook aan de herv. kerk te Veenendaal elk een tweehonderste deel zijner geheele nalatenschap vermaakt. De Fricsche hardrijders K. Hanje, van Akkrum, en Rinke van der Zee, thans te Groningen, hebben van de ijsrereeni- ging «Groningen" een verguld zilveren rn-daille ontvangen, omdat zij herhaalde lijk hij wedstrijden aldaar verschenen en zich verdienstelijk maakten jegens de ver- eeniging. Uit Londen wordt geseind, dat een stoomschip van de maatschappij Zeeland des 's avonds met gebroken hoofdas van de schroef te Sheerness binnen gesleept is. De brieven en passagiers zijn met een anderen stoomer naar Queenborough overgebracht. Op initiatief van den heer G. Wiltjer, lederhandelaar te Hoogezand, kwamen dezer dagen te Winschoten ruim honderd schoenmakers uit Groningen hijeen, ten einde onderling van gedachten te wisse len over de oprichting van een bond van schoenmakers, die alléén het behartigen van de belangen van den schoenhandel enz. zou beoogen. De bond constitueerde zich terstond. Het hoofdbestuur zal ge vestigd zijn te Winschoten. De heer D. Witter aldaar werd als voorzitter benoemd. In Januari denkt men een nieuwe verga- 15) «Ha, zoo. Mag ik u er in helpen?" «Als gij zoo goed zijn wilt gaarne," voegde zij er bij. Zij legde hare hand op zijn arm en snel daalden zij de weinige kerktrappen af, waarna hij haar bij de hand vatte en in het rijtuig hielp, terwijl zij fluisterde «ik dank u." George Day en Mr. Aynard volgden, terwijl de laatste niet het minste acht sloeg op zijn onden schoolmakker, maar met een ontevreden gelaat uit het tegen overgestelde raampje zag. «Ik dank u, Ned," zeide Day, toen zij allen plaats hadden genomen. «Waarom stapt gij ook niet in?" «Ik dank u." Hij meende daar in het oog zijner vroe gere geliefde eene uitdrukking te zien, die hem toeriep: «ga met ons doch hel was wellicht zijne verbeelding, die hem dat inblies; hij was altjjd vol van ver beelding, had zijne moeder hem reeds zoo dikwijls schertsende gezegd. «Wjj zullen u te Prospect Terrace af zetten," zeide Day, «wij moeten er toch voorhij." «Ik dank u," zeide hij nogmaals. George Day zag hem zoo verbaasd aan, dat Delancy zich gedwongen gevoelde er bij te voegen «Ik heb nog het een en ander te doen voor ik de kerk verlaat." v «Zoo, ik begrijp u," antwoordde Day. «Nu, vaarwel. Ik denk niet dat wij dezen avond ter kerk komen zullen, indien het weder niet verandert." ï't Zou ook jammer wezen nat te wor den," zeide Ned, koeltjes. «Wij zullen u dus morgen op Markham zien Ned knikte toestemmend. «Ik heb uw woord, weet gij?" zeide George Day met nadruk. «0, ik schend nooit mijne belofte," zei de hij op minachtenden toon. Doch op hetzelfde oogenblik voelde hij berouw over hetgeen hij gezegd had, want de schoone vrouw en zij was nog even schoon als weleer bloosde, wrong in stilte wanhopig de handen en wendde toen op eens haar blik af. Zij had dit ant woord op zich zelve toegepast; het was een verwijt, een pijl door hem nog afge schoten voor haar vertrek, opdat zij het weten zoude, dat hij het onrecht hem aangedaan nog immer gedacht en wrok tegen haar met zich omdroeg. Hoe dwaas was het mijne woorden niet meer te overleggen voor ik ze uitsprak, dacht hij, terwijl hij het rijtuig naoogde. Zou zij nu niet van hem denken dat hij nog dezelfde verliefde knaap was, die nog leed onder zijne eerste liefde, eene liefde, die hij reeds sedert lang veracht had. Welk een ezel was hij een paar woorden te balken, die het scherp gehoor eener vrouw als dubbelzinnig kon opvatten en die in staat waren hare ydelheid te stree- len, zoodra de scherpste punten er van een weinig waren afgestompt I Hoe wensch- te hij haar dien morgen niet ontmoet te tiebben, want hij had zich van geen gun stige zijde vertoond, en Aynard van Thir- by Cross de simpele Hugh" van vroe gere dagen had hem zeker in een bespot telijk daglicht weten voor te stellen. Daar stond hij nog over alles na te denken met een toornig gelaat, terwijl de regen met stroomen nederviel want hij had op veel andere dingen acht te geven toen de meid van numero vier buiten adem onder een parapluie aan kwam, terwijl zij die harer meesteres als een zuigeling tegen hare borst hield ge klemd. «Asjeblieft, mijnheer, hier is hij." «Wat? O, dat dingi ik dank u," zei de hij. «Maak nu maar spoedig voort en zorg dat het eten gereed is, want ik heb een verschrikkelijker, honger. Dat is ten minste iets goeds van dellphamsche lucht, dat zij den eetlust opwekt, Mr. Judge; ik heb hier nog niets anders gedaan dan eten, sedert ik hier kwam." Eindelijk dacht hij aan den vader en de dochter in het kerkportaal den va der met zijne lange gestalte, die opzette lijk zijn gelaat van hem en het overige gezelschap had afgekeerd, en de dochter, die hare oogen op hem steeds gevestigd had gehouden tot een blik van Aynard haar verlegen hare oogen had doen neer slaan; daarna had Anna in de zelfde richting heen gezien als haar vader, doch met geen weerzin elkwoordgehoord.dat tusschen Mr. Delancy en het andere ge zelschap gewisseld was. De meid ging huiswaarts, Mr. Delancy zwaaide den grooten regenscherm, Anna Judge beantwoordde den glimlach dien hij haar toewierp want zij had een dankbaar hart en Delancy had den vori- gen avond zich beloond een vriend te zijn Mr. Judge, die er zeer vermagerd en gerimpeld uitzag, beantwoordde de laatste gesprokene woorden met een schou derophalen en voegde er vervolgens op dezelfde lompe wijze bij, als waarop hij den vorigen avond gesproken had: «Gij hebt veel reden van dankbaarheid, mijnheer, als gij zoo veel van eten houdt." «Ja, dat is nu eenmaal mijn zwak," hernam Delancy; «ik weet zelf niet hoe het komt. Ik hoop dat gij u heden weder beter bevindt, Mr. Judge." «Ik ben zeer wel ik dank u," voegde hij er langzaam bij, doch men kon hooren dat hem dal «dank u" moeite kostte. «Het doet mij genoegen dat te verne men En gij, Miss Anna Judge hoe is het met u?" «Ik ben zeer wel, verplicht." «Zijt gij dan kort geleden ziek ge weest?" «Ja, mijnheer." «Gij ziet er nog zwak uit," zeide hij, «en hadt u niet aan zulk weer als thans moeten wagen, om naar de kerk te gaan," «Mijn vader had voorspeld dat het tegen een uur mooi weer worden zou." «En zoo durfdet gij eene mooie, schoone mousselinen japon zoo onvoorzichtig wa gen," zeide hij. «Hoor, Mr. Judge, ik heb naar huis om een parapluie voor u ge zonden, gij hebt nog een langen weg af te leggen." «Die weg is zoo lang niet, mijnheer," zeide Mr. Judge, ofschoon het gezicht der parapluie hem in verzoeking bracht, en verzachtte daarop een weinig zyne eerste

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1890 | | pagina 1