NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. binnenland. No. II. Zaterdag 7 Februari 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Een leemte. Feuilleton. iüiisFooRTscii comm. VOOR abonnementsprijs: Per 3 nmaudon ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De «lombard" of bank van leening is niet anders te beschouwen dan als een noodzakelijk kwaad. Onder droe vige omstandigheden kan het voor menig gezin een oogenblikkelijke uit komst zijn, wanneer men zich door het beleenen van een of ander voor werp de kleine geldsom kan verschaf fen, waaraan behoefte is; en de Franschen, die aan deze instelling den naam van »Mont-de-Piété" geven, hebben daarmee wellicht willen uit drukken dat het verleenen van onder steuning ook in dien vorm door hoo- gere beginselen dan winstbejag moet worden beheerscht. Jaren geleden achtte zich alleen het openbaar gezag bevoegd tot het openen en in stand houden van der gelijke gelegenheden. In enkele groote steden van ons land had men reeds in de zestiende en zeventiende eeuw- banken van leening, die bepaald be schouwd werden als instellingen van liefdadigheid, en in vele kleinere volgde men in lateren tijd dat voor beeld. Wel bestonden nog lang in bij belanghebbenden zeer goed bekende steegjes de zoogenaamde «stille pand jeshuizen," maar zij werden door de politie ijverig tegengewerkt, op grond der stedelijke keuren, die ze eenvou dig verbood. Een voor het gansche land geldig verbod met strafbepaling kwam voor in ons oude strafwetboek, het Fransche Code pénal, dat tot den len Sep tember 1886 van kracht is geweest. Aanvankelijk heeft het gunstig ge werkt het bedrijf van pandhuishou der werd daardoor zoo lastig en zoo weinig loonend, dat slechts weinigen er roeping voor gevoelden. Bij de instandhouding der banken van leening van overheidswege staat op den voorgrond het beginsel, dat men den minvermogenden, die er gebruik van maken, de kleinst mo gelijke rente laat betalen. Natuurlijk is deze 't kan wel niet anders beduidend hooger dan de gebruike lijke 4 of 5 procent per jaar; wan neer men de belangrijke administra tiekosten in aanmerking neemt, zal niemand dat onbillijk vindentoch zoeken de gemeentebesturen het ren- tecijfer zoo laag mogelijk te houden, wetende dat het van het schamel bezit der behoeftigen af moet. Een ander voordeel, aan beheer door het gemeentebestuur verbonden is dit, dat het leenen op pand niet wordt aangemoedigd, doordien het salaris van de beambten onafhanke lijk is van den omvang van den om zet. Eindelijk nog wordt er nauw keurig boek gehouden, zoodat het gevaar, verbonden aan beleening van langs oneerlijken weg verkregen goe deren, voor verdachte personen tot een maximum wordt opgevoerd. Ieder oogenblik kan de politie zich vergewissen, of er ook iets is gebracht van welks vermissing haar aangifte is gedaan. Worden de panden niet op den bepaalden tijd ingelost, dan krijgen de inbrengers nog een voldoenden tijd om daartoe pogingen aan te wenden. Daarna heeft de verkoop der panden plaats, in het openbaar en na voorafgaande aankondiging: wat de opbrengst meer bedraagt dan het bedrag der leening vermeerderd met de rente, blijft ter beschikking van den leener of pandgever. Men zou zeggenzoolang zich ge vallen kunnen voordoen, dat het be leenen van roerende voorwerpen als hulpmiddel te baat genomen moet worden, zijn inrichtingen als de ban ken van leening wel de zorg van het openbaar gezag waard, en heeft daarnevens het verbod om deze zaak in particulier ter hand te nemen, alle recht van bestaan. Want wie het bedrijf van pandhuishouder als in dustrie drijft, let op geen andere overwegingen dan zijn voordeel, en zoo is de arme, die tot hem zijn toe vlucht neemt, geheel overgeleverd aan de voorwaarden, doorhem gesteld. Zoo is het inderdaad. Maar groot zijn do listigheden dergenen, die zich ten koste van anderen willen verrij ken. In de jaren, aan de herziening van ons strafwetboek voorafgaande, verrezen in alle steden des lands geen stille, neen openlijke pandhuizen on der den naam van «huizen van ver koop met recht van wederinkoap aanvankelijk trachtten de gemeente besturen deze fraaie inrichtingen te doen sluiten door een beroep te doen op een beslissing van de rechterlijke macht, maar te vergeefs; daar het recht van wederinkoop in liet Bur gerlijk Wetboek (art. 1555 en volgg.) zonder eenige beperking wat den aard van het voorwerp dezer overeenkomst aangaat, is erkend, scheen er inder daad niets tegen te doen. En toch is uitgemaakt, dat deze «huizen" niets anders zijn dan pand huizen, waar overmatig groote win sten worden gevraagd en men den arme, die er zijn heil zocht, letterlijk uitzuigt. Heeft hij, al is het maar een enkelen dag, den gestelden termijn laten verloopen, dan is hij onherroe pelijk van zijn goed af: de «verkoo- per" heeft wel gezorgd, er zoo weinig op te leenen, dat zijn winst buiten sporig groot is. Hoe niettegenstaande dit, zells in gemeenten waar de openbare bank van leening op weinig bezwarende condities hulp biedt, toch velen aan de bedoelde «huizen" de voorkeur geven, is onbegrijpelijk voor hen die met zekere eigenaardigheden der lagere volksklasse onbekend zijn. De man uit het volk gaat liever naar den koopman, met wier. hij familiaar is, die loven en bieden toelaat, dan naar de heeren van de bank van leening, tegen wie hij opziet; ook verkeert hij in de meening, dat bij eerstgenoemde het geheim van zijn toestand beter bewaard wordt, hetgeen volkomen onjuist is. Ook kan men aannemen, dat velen niet weten, of er niet aan denken, hoe onbarmhartig zij bij den «particulieren industriëel," dien hun armoede verrijkt, wordt geplukt. Evenwel, de zaak lag er toe, het verbod van pandjeshuizen was geble ken een doode letter te zijn. De slimheid had gezegevierd over het wettelijk gezag. En in het nieuwe strafwetboek werden de verbodsbe palingen eenvoudig geschrapt. Wij hebben dit steeds betreurd en doen het nog. Een bloote naamsver andering maakt geen onwettige zaak wettig, en de wetgever had den strijd moeten voortzetten. Al ware het alleen om het gansch niet denkbeeldig gevaar, dat tal van voorwerpen, op oneerlijke wijze verkregen, naar die inrichtingen verhuizen zonder dat er een haan naar kraait, had men ze moeten weren. Dat kan, naar wij meenen, nog geschieden, door in hot Burgerlijk Wetboek de bepalingen betreffende het recht van wederinkoop te beper ken tot vaste goederen, effecten en roerende goederen ter waarde van minstens vijf-en-twintig guldenhet op die wijze verhandelen van voor werpen van mindere waarde te be schouwen als leenen op onderpand, en daarentegen de oude strafbepalin gen weder in het leven te roepen. Op die wijze zal een industrie ver dwijnen, die reeds aan menig huis gezin groote schade heeft toegebracht, en een milde bron is van demoralisatie voor velen. De Minister van Waterstaat, Han del en Nijverheid brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de maand Maart of April 1891 een vergelijkend onderzoek zal plaats vinden van adspiranten voor de betrekking van surnumerair bij het vak der posterijen, waartoe 15 plaatsen ter vervulling worden opengesteld. Een tweede examen zal waarschijnlijk gehou den worden in October of November 1891. Zie vóór verdere bijzonderheden de St.-Ct. No. 30. Tot lid der Prov. Staten van Utrecht is te Amerongen gekozen jhr. mr. L. H. J. M. Van Ascb van Wijck, burgemeester van Veenendaal, (ar.ti-rev.) met 818 stem men mr. baron van Hardenbroek, bur gemeester van Bunnik, (lib.), bekwam 591 van de 1438 stemmen. Wegens het doorbreken der kade van den Ivamerikschen polder slaat het land in dien polder voor bet grootste deel onder water. De tengevolge der aardverschuivin gen gestaakte spoorwegdienst tusscben de stations Meersen en Valkenburg is thans weder hersteld. Men schrijft ons uit Monnikendam «Bijna 14 dagen dooiweer en nog steeds rijdt en loopt men over de groote ijsbaan tussschen Monnikendam en Marken, alsof er geen gevaar is. Het geheele vei keer met het eiland heeft over het ijs plaats, en wanneer men die vrachten er over ziet sleepen, staat men verbaasd over de sterkte." Maandag II. kwam zekere H. 11. Voomeveld, uit N.-Amerika, te Zeist bij zijn broeder gelogeerd, teri ongeveer half 7 uur van een afscheidsbezoek van Bun- nik, toen bij op de Koesteeg door een paar hem onbekende personen om een aalmoes werd gev.aagd. Op zijn weigerend antwooid, werd bij plotseling bij den keel gegrepen en op den grond geworpen, waarna eene worste ling ontstond, die ten doel bad V. van zijn geld en horloge te beroovenin de woisteling trok V. zijn horloge uit zijn zak, en gooide dit van zich, doch hij was niet zoo gelukkig dit ook met zijn porte feuille te kunnen doen, die hem dan ook met den inhoud f650 in Amerikaanse!) geld werd ontnomen. Van'bet gebeurde is onmiddellijk aan gifte bij de politie gedaan, die terstond op onderzoek in de richting van Bunnik uittrok, doch het is nog niet mogen ge lukken de daders te achterhalen. Op de plaats der worsteling is het horloge terug gevonden. 30) «Laat het aan den tijd over," antwoord de Tante Judge; nu is er geen reden om bedroefd te zijn. Ga naar bed en rust wat uit." «Goeden nacht." «Goeden nacht." «Maar nog nooit werd een «goeden nacht" op koeler en norscher toon door Mary Judge uitgesproken dan thans, en Anna merkte dien koelen groet zeer wel op. Zij aarzelde, daarop keerde zij zich op eens om, naderde hare tante en voor haar stilstaande, zag zij haar smeekend aan. Hare tante wist het wel, dat zij daar voor haar stond, doch hare oogen bleven onafgebroken, op het kussen ge vestigd, en onvermoeid gingen hare han den voort. «Tante Mary," zeide zij eindelijk, «ik wenschte dat gij een enkel woord zeidet, aleer ik naar bed ga." «Wat verlangt gij dat ik zeggen zal?" «Dat het u spijten zou, zoo ik u ver liet." Na een lang zwjjgen zeide de vrouw «Ik kan geen spijt gevoelen over iemand, die blijde is mij te verlaten." Anna zweeg en zonder een woord te spreken, keerde zij zich om en ging naar hare slaapkamer. Zij begreep hare tante niet, evenmin als deze haar begreep. Zij begon te peinzen over een leven, zoo ge heel verschillende van dat hetwelk zij tot nu toe geleid had een leven dat haar scheiden zou van tlie koude, ongevoelige vrouw, die elk gevoel van hartelijkheid en liefde ruw van zich afstiet, maar ook evenmin liefde aan anderen betoonde. Tante Judge was een kantwerkster, eene machine, niets meer. Doch zij zag tante Judge niet. toen het later in den nacht werd en hare vin gers zich langzamer begonnen te bewe gen en het gelaat meer en meer van die gestrengheid verloor en voor treurigheid plaats maakte. Zij zag het niet hoe ein delijk het tiktik der klosjes geheel op hield en de vrouw eveneens ging zitten als Anna Judge weinig tijds te voren en waarover deze door hare tante berispt was, met hare gevouwen handen in den schoot en hare oogen strak op den muur gericht. Het was in het oog loopend hoe Mary Judge als uit een droom ontwaakte en zich schudde als een hond en opnieuw haar werk opvatte, na eerst op ruwe wijze iets met den rug harer hand van hare oogen te hebben afgewischt. Mary Judge scheen aan geen slapen te denken zij ging met eene onbegrijpelijke inspan ning voort. Zij scheen geene vermoeienis te kennen, ofschoon het steeds later werd en zware arbeid naar rust verlangt. Er moest geld verdiend worden en wellicht was Tante Judge geldgierig en werkte zij alleen daarvoor. De bewoners van hel Backwater vonden haar nimmer ledig en kantwerken werd beter beloond dan net ten knoopen, ofschoon Tante Judge altijd beweerde arm te zijn en de ellendigste oude woning bewoonde, die in dat ge deelte van llpham te vinden was. Gaarne hadden de bewoners van het Backwater iets meer van haar vernomen, die allen omgang scheen te vermijden, zelden in de stad en nooit in de kerk gezien werd. Het was twee uur en de zonderlinge vrouw hield op, om de klok te hooren slaan, waarna zij weder voortging. Zij zou onafgebroken den nacht hebben voort- gewerkt en de morgenschemering zou haar wellicht nog bezig gevonden hebben, zoo hare gedachten niet eene geheel andere richting gekregen hadden door zware voetstappen, die zij builen de deur der hut vernam. Tante Judge was geen ze nuwachtige vrouw, maar zoodanig eene die, eensklaps verschrikt wordende, hare tegenwoordigheid van geest met de ge dachte aan naderend gevaar niet verliest. Zij zette haar kussen op de tafel, stond op, greep naar de doos, die op den schoor steenmantel stond dezelfde doos, waarin Anna Judge het geld gelegd had dat zij dien avond ontvangen had en verborg die met eene vlugheid, welke het bewijs droeg dat zij in de wijze van iets goeds te verbergen geen vreemdeling washier na ging zij zitten en had weldra het kus sen weder op haren schoot. Zij begon zelfs haar werk weder op nieuw met haar hoofd een weinig voor over gebogen in eene luisterende houding. De voetstappen werden nog immer gehoord het was iemand die onrustig scheen heen en weder te loopen, want nu eens wer den zij zeer in de nabijheid der woning gehoord, dan weder werden zij flauwer en eindelijk volgde eene plotselinge stilte. Tante Judge zag naar het venster, om te zien of het blind dicht was, doch be gon zich op eens te herinneren dat Anna het laatst in huis gekomen was en de deur alleen met de klink gesloten kon zijn, daar Anna zeer zorgeloos was, wat het sluiten aanging. «Men zal ons hier niet deeren," pre velde zij in zich zelve; «doch er is meer geld dan gewoonlijk in huis en de een of ander heeft misschien daarvan de lucht gekregen. Wie is daar?" Gedurende deze alleenspraak werd er haid op de deur geklopt, dat haar, of schoon zij eene moedige vrouw was, in haar stoel deed opspringen. Hare tegen woordigheid van geest deed haar den stoel, waarop zij zat, een weinig achterwaarts schuiven bij den haard, zoodat zij een dikken, korten ijzeren stang, die tot pook diende, onder haar bereik had en een verschrikkelijk wapen zijn zou in de hand eener moedige vrouw, om eiken aanval het hoofd te bieden. «Mag ik u met weinige wooiden lastig vallen?" riep de stem daar buiten. «Kom binnen. De deur is niet op slot. geloof ik." De man die builen stond had eerst eenige moeite om de deur open te doen want het was een zeer weerspannige deur, zooals de lezer reeds bemerkt heeft, die eenigen tijd, zoo als alleeigenzinnige voorwerpen, bezielde en onbezielde, een hardriekkigen weerstand bood doch eindelijk zegevierde de man die buiten stond. «Licht door de reten van uw venster luik bemerkende, nam ik de vi ijheid hier aan te kloppen," zeide de heer, die ech ter op den drempel staan bleef, waar hij half in de schaduw stond. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1