3STI1UWE
aMEHSFOORTSCHE courant.
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No. 19.
Zaterdag 7 Maart 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Feuille ton.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1Franco per post. door het geheele Kijk.
.Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend;
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Bezwaren tegen de voorgestelde
reorganisatie onzer levende
strijdkrachten.
Naarmate het tijdstip nadert, waar
op de Tweede Kamer den gewich-
tigsten arbeid zal aanvangen, tot
welken zij gedurende de ten einde
spoedende periode van haar mandaat
werd geroepen, neemt de algemeene
belangstelling in de Legerwet toe.
Die belangstelling geldt natuurlijk
haar hoofdbeginselen; de technische
bijzonderheden vallen buiten den kring
onzer beoordeeling. Wij leeken, we
kunnen moeielijk meepraten over het
cijfer des veldlegers, der bezettings-,
der aanvullingstroepen, en willen
gaarne de volle verantwoordelijkheid
voor dat alles laten aan de Regeering,
cn aan de Volksvertegenwoordiging
wier taak het is de legerquaestie tot
een oplossing te brengen. En als men
nu zegt, dat verreweg de groote meer
derheid der Kamerleden evenmin op
de hoogte is van de détailzaken, over
welke zij toch mede te beslissen heb
ben, dan zal niemand dat op redelijke
gronden betwisten, maar, die bee-
ren hooren toch het voor en tegen,
en het gezond verstand, dat de ver
schillende argumenten wikten weegt,
zal hun stem bepalen. Met tal van
vraagstukken van staatsbeheer is het
niet anders; wilde men een Kamer
van specialiteiten op elk gebied, de
keuze der leden zou natuurlijk uiterst
beperkt, zoo niet onmogelijk zijn.
Dat een regeling van zoo overwe
gend belang, hoe zij ook zou worden
voorgesteld, tal van bedenkingen zou
ontmoeten, spreekt vanzelf, en het is
zeer goed dat men die in verschillende
kringen tijdig voor den dag brengt,
dan kan daarover van gedachten wor
den gewisseld. Het standpunt, waarop
wij ons in deze plaatsen, is onzen
lezers genoegzaam bekend. De tegen
woordige regeling voldoet niet, zelfs
aan de matigste eischen, en zou ons
jn tijd van gevaar, volgens eenparig
getuigenis van alle deskundigen, vol
komen weerloos laten; de volken
rechtelijke verplichting tot handhaving
onzer neutraliteit bij een strijd tus-
schen de groote Mogendheden verftiedt
ons, in dien toestand te berusten.
Verhooging van het jaarlijkseh mili
tie-contingent met zoodanige verlen
ging van den diensttijd dat een
bruikbare reserve kan worden gevormd
is het eenig middel om de toekomst
met gerustheid attewachten. Deze
verhooging zal ook een vermeerdering
van de uitgaven voor de landsverde
diging ten gevolge hebben.
Dat alles is nu wel zeer onaange
naam, en het ware voorzeker te wen-
schen dat die noodzakelijkheid in beide
opzichten niet bestond, maar wat
is er tegen te doen De voorgestelde
nieuwe regeling is in haar eischen
zeer gematigd, verlengt den tijd, dat
de miliciens in werkelijken dienst
moeten zijn, zeer weinig, en de
vermeerdering van den linanciëelen
druk is, in vergelijking met de belang
rijke hervorming die zij ons schenken
zal, niet overmatig. Het geldelijk be
zwaar, door velen niet zonder reden
geopperd, mag evenwel niet weerhou
den van instemming met de hoofd
beginselen der wetmen moet of
alle denkbeeld van behoud onzer
zelfstandigheid, wanneer een crisis
mocht dreigen, geheel opgeven,
en welk Nederlander zou daartoe
den moed hebben, óf het doel
willende, zich ook niet verzetten tegen
de tot bereiking daarvan aantewenden
middelen.
Er zijn echter nog bezwaren van
anderen aard. Over den persoonlijken
dienstplicht zullen we thans niet
spreken, daar deze zijde van het
vraagstuk reeds vaak genoeg werd be
handeld en ieder daaromtrent wel een
gevestigde overtuiging zal hebben.
Maar in verband daarmede wordt ge
wezen op zekere onbillijkheid, gele
gen in de vrijstelling van eenige zoons.
De redeneering is deze: Opneming
van alle elementen der bevolking in
de gelederen is een uitstekend middel
om in alle maatschappelijke klassen
de begrippen van tucht dieper wortel
te doen schietende huiselijke op
voeding, de gewone omgang in de
samenleving hebben eer de strekking,
om deze begrippen te verzwakken
dan ze tot hun recht te doen komen.
Is nu voor de eenige zoons deze
leerschool minder noodig dan voor
anderen Integendeelhet ligt in den
aard der zaak dat zij, meer dan jon
gelieden uit groote gezinnen, veel-
eischend zijn, en dus leeren moeten
zich te schikken naar de inzichten
van anderen. Dat zal hun in hun
volgend leven zeer te pas komen.
Er is voor deze zienswijze wel iets
te zeggen. Bovendien, sociale bezwa
ren tegen hun opneming in het mi
litie-leger bestaan nietzijn zij kost
winners, dan worden zij natuurlijk
evenals de anderen vrijgesteld. Daar
staat evenwel tegenover, dat de wet
slechts de kleinste helft van de zonen
uit een huisgezin voor volledige oefe
ning vraagt; het zou dus in strijd zijn
met de économie dezer regeling, voor
de eenige zoons een uitzondering te
maken.
Wij hebben het bezwaar met de
motieven alleen vermeld, omdat wij
weten dat het zoowel bij de schrif
telijke als de mondelinge behandeling
van het ontwerp ter sprake zal ko
men. De beslissing laten wij met
vertrouwen aan de volksvertegen
woordiging over.
Een ander punt betreft den langen
duur van den diensttijd 13 jaren -
in verband met de noodzakelijkheid
waarin velen verkeeren om buitens
lands hetzij tijdelijk, hetzij voor een
reeks van jaren, verblijf te houden.
Vooral voor jongelieden uit den han
delstand is dit van veel beteekenis.
Niet weinigen ook gaan op den dienst
plichtigen leeftijd naar dë koloniën
om daar een werkkring te vinden.
Tot dusver is de Regeering zeer
vrijgevig geweest in het verleenen
van vergunning tot vestiging bui
tenslands, en het is wel te verwach
ten dat diezelfde handelwijze zal be
stendigd worden. Er is ook geen en
kele redon waarom aan jongelieden,
die den eersten oefeningstijd hebben
doorgemaakt, zooals men weet
biedt de wet gelegenheid aan om
dien tijd zelfs te vervroegen, dit
voorrecht zou worden onthoudener
zou de voorwaarde aan verbonden
kunnen worden, dat zij bij verande
ring van verblijfplaats den burgemees
ter hunner gemeente kennis geven,
terwijl zij daarvoor, zoolang de af
wezigheid duurt, vrijstelling moesten
bekomen van herhalingsoefeningen
en inspecties. Wenschelijk is het, dat
zulks in de wet zelve wordt vastge
steld, opdat het al of niet verleenen
van een buitenlandsch verlof niet
afhankelijk wordt gemaakt van de
wisselende inzichten der verschillende
Ministers van oorlog.
Over deze en andere bijzonderheden
zuilen wel amendementen worden
ingediend, die gelegenheid geven de
zaak van alle kanten te bezien.
Hoofdzaak is, dat de wet tot stand
kome, en dat wenschen we, in het
waarachtig belang van Neerland's
toekomst.
H. M. de Koningin-Regentes heeft
het beschermvrouwschap aanvaaid over
de Hollandsche Maatschappij van Land
bouw.
Er is, volgens de Iiaagsche Ct.,
weer sprake van een bezoek van keizei
Wilhelm aan ons Hof, in Juni ofJulia.s.
De 60-jaiige vorst Georg Victor van
Waldeck en Pyrmont, vader van H. M.
de Koningin-reger.tes, zal hertrouwen met
princes Louise van Sleeswijk-Holstein
Gliicksburg, een dochter van een broeder
van den koning van Denemarken. Zij is
in 1858 geboren.
Aar. de Tweede Kamer der Staten-
Generaal is door bestuursleden van den
Nederlandschen Bond Maatschappelijk Be
lang, gevestigd te Delft, een adres gericht
betreffende het ontwerp van wet op liet
faillissement en de surséance van betaling.
Adressanten zijn van meening, dat wan
neer dit ontwerp, eenigszins gewijzigd,
tot wet verheven is, de rechten van cre
diteuren beter dan vroeger gewaarborgd
en behartigd zullen worden, de faillisse-
mentskosten aanmerkelijk zullen vermin
deren, en de afwikkeling belangrijk be
spoedigd zal worden. Het adres wijst de
veranderingen aan.
Naar aanleiding van het bericht
aangaande de nieuwe formulieren voor
de attestatiën de vita deelt men aan de
Arnh. Ct. het volgende mede:
«De attestatiën de vita, benoodigd voor
de ontvangst van pensioenen, wachtgel
den, gagemenlen, onderstanden, lijfrenten,
toelagen van broeders der orde van den
Nederlandschen Leeuw en soldijen van
ridders der Militaire Willemsorde, worden
uitgegeven door den burgemeester der
gemeente waar de belanghebbende met
terwoon gevestigd is. In gemeenten van
meer dan 20,000 inwoners kan de bur
gemeester, behoudens goedkeuring van
den Minister van Financiën, het onder
teekenen en het afgeven van deze stuk
ken, zoomede het waarmei ken der be
trekkelijke quitantiën, ook opdragen aan
den gemeente-secretaris eri aan een of
meer ambtenaren der gemeente-secretarie.
De Burgemeester en de door hem tot
het afgeven en onderteekenen der atte
statiën de vita aangewezen gemeente
ambtenaren zullen de attestatiën de vila
niet afgeven dan na zich door de verkla
ring van een of meer getuigen, door de
persoonlijke verschijning van den gepen
sioneerde of door andere gepaste midde
len overtuigd te hebben, dat de in de
attestatie genoemde personen in leven
zijn en dat de quitantiën voor het pen
sioen, wachtgeld enz. door rechthebben
den persoonlijk van handteekening uf
handmerk zijn voorzien. De gemeente-be
sturen moeten een register houden van
alle in de gemeente wonende personen,
die pensioen, wachtgeld enz. genieten, in
welk register onder meer de gepensio
neerden, ambtenaren op wachtgeld enz.
hunne handteekening moeten stellen. In
geval zij niet kunnen schrijven, wordt dit
in het register aangeteekend. Bij de in-
38) Zij eindigde hare woorden niet, maar
begeerig om dit raadsel op te lossen, her
vatte zij de worsteling met de deur en
kwam eindelijk in de kamer, waar zij op
de tafel een papier vond liggen.
«De sleutel tot het raadsel, denk ik
de reden dier dwaze onstuimigheid,
waarin zij zoo geheel op hare moeder
gelijkt," zeide zij; toen zette zij haar
hoed af en ontdeed zich van haar doek,
hing beiden aan den wand, liet den klei
nen Wim eerst vertrekken, sloot de deur
achter hem, ging zitten, nam haar kus
sen op haren schoot, greep toen naar
den brief, dien zij bedaard opende, gelijk
eene vrouw die zich voorgenomen had,
niet te ontstellen. Slechts een paar regels
stonden er met potlood geschreven.
Gravat neemt mij met zijn wagentje
naar Thirby Cros mede. Van daar zal
ik naar Wolchester wandelen en zelve
papa het nieuws mededeelen.
Anna Judoe.
Eerst een uur nadat Mary Judge dit
bericht gelezen had begon zij weder aan
haar kantwerk.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Anna vertrekt naar Wolchester.
Gravat, wiens naam in Anna's briefje
genoemd was, was bode en ging twee
maal 's weeks met zijn karretje van II
pham-on-the-Clifï naar Thirby Cross, waar
hij op eene goede bezorging der aan hem
toevertrouwde goedeien acht gaf en zijn
zoon, die in laatstgenoemde plaats het
zelfde beroep uitoefende, met de verdere
bezorging dier goederen belastte, welke
naar Wolchester bestemd waren.
Gravat werd door de Judges, tanteen
nicht, dikwijls met kleine pakjes belast
om te Wolchester te bezorgen bij een
groothandelaar in kant, die hem het daar
mede verdiende loor. ter bezorging ter
hand stelde, maar ook dikwijls waren
het grootere pakken aan zekeren Mr.
John Judge, adres Mr. Abel Smith, Prim
rose Street, No. 19 te Wolchester, doch
hij had opgemerkt, dat de oude vrouw
zelve hem altijd die pakken ter hand
stelde en des avonds laat aan zijn huis
in de High Street bezorgde.
Gravat was een goedhartig man en
en ijverig voor zijne zaken en wanneer
hij in de nabijheid van het Backwater
kwam, langs een zeldzaam bezochten,
doch korteren weg naar Thirby Cross,
achtte hij het niet te veel moeite zijn
paard en goederen weinige minuten al
leen te laten, om bij de Judges te hoo
ren of zij ook boodschappen voor hem
hadden.
Zoo gebeurde het dan dat hij Anna
Judge ijverig aan het opstellen vaneenen
langen brief aan haren vader bezig vond,
die haar gisteren eerst had verlaten. Het
kostte haar veel moeite om het voorstel
haar gedaan hem duidelijk en op de aan-
nemelijkste wijze voor te stellen.
«Er is beden niets voor Wolchester,
Gravat," zeide zij, toen deze het hoofd
om den hoek der deur stak, «of gij zoudt
mij veilig en spoedig kunnen bezorgen."
De voerman, die zeer doof was, Eracht
zijne hand aan zijn oor, en verzocht An
na wat harder te spreken, en deze her
haalde met verheffing van stem en daar
door met meer nadruk haar verzoek.
Dat zou wel gaan denk ik," zeide hij
op vroolijken toon: «zulke fijne waar
wordt mij niet altijd toevertrouwd."
«Gaat gij rechtstreeks naar Wolches
ter, Gravat?"
«Dat is te zeggen, mijn zoon en ik.
Ik ga niet verder dan Thirby Cross."
»Zoo gij mij wilt medenemen, dm ben
ik in een oogenblik gereed," zeide Anna.
Ik verlang mijn vader te spreken. Ik ge
voel dat ik gedurende de twee dagen,
die er verloopen moeten eer ik antwoord
van hem hebben kan, rust noch duur
hebben zal en dan is het nog te vreezen
dat hij mij maar half begrijpt; hij denkt
misschien even als mijne tante, dat zij
mij van hem zoekt te verwijderen in plaats
van dichter bij hem te komen. Ja ik wil
tot Thirby Cross met u gaan," zeide zij,
hare stem verheffende, «en verder met
uw zoon naar Wolchester."
«Hij wacht niet altijd op mij," zeide
Gravat het hoofd schuddende, over de
weinige kinderlijke ondergeschiktheid van
zijn zoon, «vooral wanneer hij goederen
heeft, die verder perspoortrein naar Lon
den moeten verzonden worden, doch dat
gebeurt zelden."
«Ik ga met u," schreeuwde Anna. «Ik
gevoel het, ik moet gaan ik moet
hierin zelve handelen," voegde zij er bij.
«Spoedig schreef zij de weinig boven
gemelde regels, aan hare tante, en twee
minuten later was zij buiten hare wo
ning uitgerust voor de reis, en den sleu
tel aan Willem's moeder toevertrouwen
de, voor zij in het karretje stapte, dat
bij deze vrouw voor de deur wachtte.
Toen zy eenige schreden was voortge
reden gevoelde zij bijna berouw over het
geen zij gedaan had en begon meer ern
stig na te denken over den stap, waar
toe zij op eenmaal besloten was. Wat
zou tante JuJge er wel van denken?
wat zou haar vader wel denken? Tanie
Judge zou zeer boos zijn als zij weder
te huis kwam, ofschoon zij haar niet van
luiheid beschuldigen kon want zij had
tot op het laatste oogenblik gewerkt, en
nu nog zat zij met haar kussen en klos
sen ijverig naast Gravat te werken. Tan
te Judge zou haar de les lezen over de
onvoorzichtigheid en onberadenheid van
haren stap en waarop het moest uitloo-
pen, als zij zoo voortging; doch daar zij
gewoon was aan zulke vermaningen, voor
al als Tante Judge niet veel in het hoofd
had, zoo bekommerde zij zich hierover
weinig. En wat zou haar vader zeggen?
O, zij wist het wel wat hij zeggen zou
en bij deze gedachte nam haar ge
laat eene geheel andere uitdrukking aan
hij zou vreemd op zien, hij zou hopen
dat zij niets gedaan mocht hebben, waar
mede zij bare tante geërgerd had en dan
haar aan zijn hart drukken en bij her
haling kussen.
(Wordt vemiolgd.)