I1IVV1
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No 40.
Woensdag 20 Mei 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Uit de Kamers.
BÜITENMM OVERZICHT.
Feuilleton.
1MEBSFB0RTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In de vergadering der Tweede
Kamer van Vrijdag 15 Mei vroeg
de heer Gleichman verlof, den
Minister van Koloniën eenige
vragen te doen over den toestand
van Suriname, naar aanleiding
van de ontvangen berichten. Het
verlof werd verleend; de inter
pellatie had nog vóór de pauze
plaats.
De heer Gleichman las de be
richten van »Het Vaderland" voor;
vroeg of de Regeering die als juist
erkende, en welke maatregelen zij
genomen had of denkt te nemen
tot herstel der orde en tot be
scherming van de veiligheid van
personen en goederen in de ko
lonie.
De Min. deelde mede dat hij
een telegram had ontvangen,
't welk hij voornemens was aan
de Kamer voor te lezen. Bij ge
legenheid van het feest ter her
denking van het 25-jarig bestaan
der Koloniale Staten (12 Mei) had
rustverstoring plaats gehad ten
gevolge van het handelend optre
den van den Procureur-Generaal
tegen de bevelen des Gouverneurs.
De ongeregeldheden hadden zich
de beide volgende dagen herhaald.
Het herstel der orde is opgedra
gen aan zee- en landmacht, in
verbinding met de politie. De Min.
heeft zoowel aan den Gouverneur
als aan den Procureur-Generaal
per draad gelast, samen te werken.
Uit Den Haag bepaalde bevelen
geven, acht de Min. niet geraden.
De heer Gleichman geloofde niet
dat de oorzaak der beweging in
het Statenfeest moet gezocht wor
den, doch in de opruiing der be
volking tegen het ontslag van den
Gouverneurook is spr. van oor
deel dat de Regeering niet ten
volle is doordrongen van de op
haar rustende verantwoordelijk
heid. 's Ministers stelselmatige
verdediging van den Gouverneur
treedt na het gehoorde in een
eigenaardig, om niet te zeggen
treurig licht.
De Min. bleef van meening, dat
de Statenfeesten de naaste aan
leiding zijn, al bestaan er ook
bijkomende oorzaken. Zoolang de
Gouverneur nog op zijn post is,
moet hij zelfstandig kunnen han
delen.
De heer Borgesius deed uitko
men, dat hetgeen thans geschiedde,
te verwachten wasmen zong
schimpliederen op den Procureur-
Generaal, de politie was gedesor
ganiseerd, de Minister heeft daar
niets tegen gedaan. Thans zijn
ingrijpende maatregelen noodig.
De heer Keuchenius verdedigde
den Gouverneur, van wien blijkt
dat hij de liefde en achting der
bevolking heeft gewonnen, en ried
aan den hem vijandigen Procu
reur-Generaal te schorsen of te
ontslaan. De heer Smidt wees er
op, dat de courantenberichten
over den toestand in Suriname
steeds gebleken waren in hoofd
zaak juist te zijn. De last, door
de Regeering aan de beide hoogst-
geplaatste ambtenaren gegeven
om elkander te verstaan, betee-
kent slechts de zaken aan haar
verkeerden loop over te laten.
Reeds in 't begin van April is deze
neger-demonstratie aangekondigd.
De heer Lieftinck gaf in overwe
ging het gezag in handen te stel
len van den commandant van de
ter reede van Paramaribo liggende
sSommelsdijk". De heer Heems
kerk achtte de Kamer buiteu staat
advies te geven, doch zou het
schorsen van den Procureur-Ge
neraal alleszins gewettigd oor-
deelen. De Min. wees aan dat een
der voornaamste geschilpunten,
namelijk het al of niet gewettigd
zijn van het opeischen der mili
taire macht door den Procureur-
Generaal, reeds is beslist, want
zij is werkelijk gerequireerd. Voor
het overige zij de Kamer verze
kerd dat de Regeering doen zal
wat de toestand vordert. Na
eenige replieken werd de inter
pellatie gesloten in afwachting
van nadere berichten.
De beraadslaging werd voort
gezet over de artikelen 22, 23 en
26 der Legerwet (jaarlijksch con
tingent en diensttijd, met de ver
schillende amendementen tot ver
mindering van de cijfers der lich
tingen. Nog werd ingediend een
amendement van den heer Van
der Kaay, ten doel hebbende dat
cijfer evenredig te maken met het
aantal ingeschreven dienstplichti
gen, n.l. bij het leger ten hoogste
29 ten honderd voor volledige,
ten hoogste 4 ten honderd voor
verkorte oefening. Bij de toelich
ting van dit voorstel deed Spr.
opmerken, dat het cijfer als dan
het tegenwoordige een weinig
overtreffen en geleidelijk klimmen
zou. De heer Schimmelpenninck
van der Oye bestreed namens de
Commissie van Voorbereiding
de voorgestelde verminderingen,
waardoor het stelsel der wet in
gevaar wordt gebracht. Ook het
voorstel der Commissie zelve, om
den diensttijd tot zes jaren te be
perken, werd door Spr. bestreden.
De heer Van Vlijmen wil zoo
weinig mogelijk in de bestaande
organisatie veranderen, en zal
daarom de amendementen onder
steunen, behalve dat van den
heer Van der Kaay. De heer Zijlma
maakt zijn stem ever de wet af
hankelijk van de verlagings-amen-
dementen, die hij met genoegen
heett ontvangen. De heer Van
Loben Seis juicht, het denkbeeld
van percentage toe; de heer Roo
seboom verklaarde zich tegen ver
laging van het contingent, en acht
de verlenging van den diensttijd
volstrekt niet drukkend. De heer
Van Houten acht in het stelsel
der Regeering den zes-jarigen
diensttijd zeer wel mogelijk; na
dien tijd worden de manschappen
dan als landweer en niet als re
serve geoefend. De Commissie
kan over de verschillende amen
dementen betreflende het contin
gent niet adviseeren, dewijl voor
de cijfers geen gronden zijn aan
gevoerd.
Op voorstel van den heer Ree
kers werd besloten Dinsdag niet
te vergaderen.
Het nieuws van de laatste dagen
is over het algemeen vrij onbe
langrijk. In den stand der Bel
gische werkstakingen is eenige
verandering ten goede gekomen
in Luik en aangrenzende gemeen
ten werd nog voor Pinksteren
door een toenemend aantal werk
lieden de arbeid hervat, in het
district van Charleroi werd ver
wacht dat zulks na de feestdagen
zou geschieden. Alleen in de
Borinage (Henegouwen) was nog
weinig vermindering te bespeuren.
Te Brussel hebben eenige wan
ordelijkheden plaats gehad, die
echter door de kloeke houding
van burgemeester Buis, door wien
Regeering
orde goedgekeurd
alle openbare manifestation waren
verboden, terstond zijn bedwon
gen. Overal waar men groepen
poogde te vormen om in optocht
door de stad te gaan was de po
litie onmiddellijk bij de hand om
de menigte uiteen te drijven, zon
der daarbij veel drukte te maken.
Het zeggen was, dat het perso
neel van de gasfabriek jhet werk
zou stakengelukkig is daar niets
van gekomen.
In de Kamer heeft de heer Jan-
son hulde gebracht aan de op
rechtheid der Regeering en der
centiale sectie bij het onderzoek
van het vraagstuk der grondwets
herziening en de maatregelen der
tot handhaving der
niettemin deed
hij een beroep op de Regeering
en de Kamer tot het afleggen
eener verklaring, dat de Kamer
geneigd is bovengenoemde quaes-
tie binnenkort in behandeling te
nemen, opdat een eind kome aan
de werkstakingen die een gevolg
zijn van misverstand. De heer
Lejeune, Minister van Justitie, ant
woordde, dat de houding der Re
geering ten opzichte der grond
wetsherziening steeds correct is
geweest, en dat elke nadere ver
klaring slechts tot nieuw misver
stand aanleiding zou kunnen ge
ven.
De financiëele moeielijkheden,
waarin de jaarlijksche tekorten
op de begrootingen Portugal heb
ben gebracht, en die het niet mo
gelijk is langer door optimistische
voorstellingen te verbergen, noop
ten den Minister van Financiën
zijn portefeuille neder te leggen
de overige leden van het Kabinet
volgden dit voorbeeld. Men ver
wacht nu de optreding van een
gemengd Ministerie, welks voor-
57) Zij wrong hare handen, en de sleutels
die zij omklemd hield rammelden. Zij bemerk
te het niet dat Anna haar met verwonde
ring aanzag, toen deze op vriendelijken toon
zeide
„Gij schijnt het te weten wat verdriet en
rampen zijn, Mrs. Holmes. Ik hoop toch
niet dat gij door onbillijke oordeelvellingen
geleden hebt."
„Wie ik?" riep zij uit. „O neen. Ik
heb een zeer kalm, rustig leven gehad. Wat
zou het op Thirbij Cross hebben kunnen
verstoren? Het speet u dus, dat gij uwe
tante moest verlaten?"
„Ja, nu gevoel ik er spijt over," zeide
Anna op treurigen toon. „Haar gelaat staat
mij steeds voor den geest. O, hoe geheel
anders komt het mij nu voor, ik lees er dui
delijk op, hoe innig zij mij liefheeft! Zoo
zij mijne moeder geweest ware, zou zij mij
niet met meer liefde hebben kunnen aanzien,
dan toen ik haar verlaten zou en toch heb
ik haar verlaten. Neen, ik geloof niet dat
ik het mij zelve ooit vergeven zal, niet bij
haar te zijn gebleven." Terwijl zij dit zeide
pinkte zij een traan weg, die iu hare oogen
opwelde.
„Het zal u hier wel bevallen, Mis Judge,"
zeide Mrs. Holmes. „Gij zult u hier vrien
den weten te verwerven geen aanzienlij
ken misschien, maar zulken die u oprecht
zullen liefhebbeu. Gij zult spoedig uwe oude
woning en hare bewoonster vergeten heb
ben."
„Mrs. Holmes!"
„Die vrouw is goed voor u geweest, dat
geloof ik gaarne," voegde Mrs. Holmes op
geheel anderen toon er bij, „maar niet zoo
als Lady Bnrlinson voor u zijn zal. Hier
zult gij het geluk viuden, hoe somber u hier
alles ook moge voorkomen, Miss Judge, of
schoon ik, in uwe plaats, niet al te veel op
de gunsten der aanzienlijke dame bouwen
zoude. Onze meesteres schijnt grillig te zijn,
zoo als zij zelve zeidezij is joug en heeft
het hoofd vol van hareu verloofde en van
het groote huis, waarvan zij eerlang meeste
res deukt te zijn. Gij wilt bet mij vergeven
dat ik zoo tot u spreek doch het is na
tuurlijk in het vertrouwen op uwe geheim
houding. Ik ben in miju eigen oog reeds
oud, ofschoon gij het nauwelijks gelooven
zoudt dat deze grijze haren het hoofd bedek
ken eener vijfendertigjarige vrouw. Een oude
vrouw, die u tot vrieudin zou wenschen te
zijn uw onderdanige vriendin en op den
gepasten afstand eene vriendin, tot welke
gij altijd uw toevlucht nemen kunt, in welke
ongelegenheid of moeielijke omstandigheid
gij u ook mocht bevinden. Want ik herinner
mij niet ooit een meisje ontmoet te hebben
tot wie ik mij zoo gevoelde aangetrokken.
Vergeef mij," voegde zij er bij, op slaafsch
onderdanigen toon, bemerkende dat Anna
over het zonderling gedrag der huishoudster
niet zeer op haar gemak scheen te zijn
„vergeef mij, denk niet meer aan het geen
ik u gezegd heb. Ik zal weten welke plaats
mij tegenover u pastik zal mij op een af
stand houden, zoolang dit aan de vriendin
van Lady Burlinson mag behagen.
„Ik wenschte mij gaarne te kleeden."
„Ik zal u onmiddelijk uw koffer zenden,
Miss Judge," zeide zij op nederigen toon.
„En gij zult wel zoo goed willen zijn uwe
meesteres niet te doen blijken dat ik mijn
hart en mijn gevoel zoo geheel aan u heb
blootgelegd
„Als gij het verlangt zal ik er niet van
spreken."
„Ik dank u. Gij zult er mij zeer door
verplichten. Want Lady Burlinson heeft nu
reeds iets tegen mij. Ik lees het in haar
gelaat en nog zelden heb ik mij daarin be
drogen. Doch die eerste indruk zal wel ver
dwijnen," voegde zij er bij, „want ik zal
mijn best doen haar op alle mogelijke wijze
genoegen te geven. Dat is niet meer dan
mijn plicht, dien ik dan ook steeds op Thir-
by Cross getracht heb te vervullen, zoo als
gij spoedig zelve zult kunnen zien. Hebt gij
nog iets te bevelen?"
„Niets."
„Uw koffer zal binnen weinige oogenblik-
ken bij u zijn."
Met eene nederige buiging verliet zij de
kamer, doch keerde tot verbazing van Miss
Judge op hetzelfde oogenblik weder.
„Verschoon mij, maar ik geloof niet dat
gij veel tijd gehad hebt, om uwe garde-robe
in orde te brengen, overeenkomstig de be
trekking waartoe gij verheven zijt. Ik zeg
verheven," voegde zij er bij, als om zich te
verdedigen, „uit den nederigen kring, waar
in gij u tot hiertoe bewoogt in die ellendige
hut, natuurlijk. Zoo ik u met het een of
ander van dienst zijn kan, dat ik u voor
een tijd zou kunnen leenen een paar
halskraagjes eenige sieraden een
„Ik dank u, maar ik leen nooit iets van
vreemden."
„O, ja vreemden. Dat is een gepaste
trotsch, en Lady Burlinson is eene vrouw,
die met de eenvoudigheid van uw toilet wel
eenigen tijd geduld zal hebben. Gij hebt uiets
meer te bevelen, meen ik dat gij gezegd
hebt?"
„Volstrekt niets."
De huishoudster vertrok, doch het was met
weerzin, zoo als Anna Judge zich verbeeldde,
en binnen korten tijd was de koffer hoven
gebracht. Anna haastte zich om toilet te
maken en verliet toen hare kamer, om zich
hare meesteres te doen weteu dat zij gereed
was, om Lady Burlinson te geleiden, teu
einde, zoo als deze gezegd had, met het huis
bekend te worden. Zij klopte tweemalen voor
Lady Burlinson, die in gedachten verdiept
scheen, „binnen" riep. En Anna had zich in
hare gissing niet bedrogen; zij vond hare
meesteres voor het raam zitten met haar elle
boog op de vensterbank geleund, terwijl haar
schoon gelaat op hare band rustte, en zij
droomende, haren blik op het park hield ge
vestigd.
„Anua," zeide zij, zonder van houding te
veranderen, „gij hebt goede oogeu. Zeg mij,
wat dat daar ginds is?"
Anna naderde het venster en haar oog
rustte op een fraai park, links en rechts
met zware boomen omzoomd, terwijl eene
zijde het vrije uitzicht over een heuvelachtigen
grond verleende.
„Wel dat is het Backwater, en het boot
huis van Mr. Aynard. Hoe dicht schijnt dat
bij Tirby Cross."
„Het drievierde van onzen tocht hebben
wij ook om het Backwater gereden. En daar
achter is zeker de zee
„Ja, daar is de zee."
„En daar achter de haven, zoo gemakkelijk
van hier te bereiken naar het schijnt, en
toch zoo ver zoo ver van ons allen verwijderd