NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No 47.
Zaterdag 13 Juni 1891.
Twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Zjj, die zich. met
1°. Juli op deze Cou
rant abonneeren, ontvan
gen de tot dien datum
alsnog verschijnende num
mers gratis.
Daar is de vijand!
BINNENLAND.
Feuille ton.
iMEBSFOORTSCHE CODBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van. 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend,
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men moet dikwijls gelegenheid
hebben, met de onderste lagen
der bevolking in aanraking te
komen, om zich een voorstelling
te kunnen maken van den omvang
der ellende, door dronkenschap
teweeggebracht. Al wat er goed
en edel is in de menschelijke na
tuur, wordt er door vernietigd,
en het is waarlijk geen overdrij
ving te zeggen, dat wie zich aan
dien verfoeielijksten der harts
tochten overgeeft, zich tot beneden
het peil der dieren verlaagt. Als
dezen onze taal verstonden, zou
den zij tegen de uitdrukkingzich
verdierlijken, in verzet komen.
Mannen hebben we gekend,
en kennen we nog, lieve hemel,
zulke wezens worden nog weieens
mannen genoemddie zich niet
ontzien, in het bijzijn hunner kin
deren hun vrouw te mishandelen
die het weinige, dat deze nog
door harden arbeid heeft bijeen
gebracht en met uiterste zorg
tracht bijeen te houden, te gelde
maken om te offeren aan den
drankduivel of in hun woeste ra
zernij vernielen. We hebben de
hopelooze klachten gehoord van
moeders, voor wie het leven niets
aantrekkelijks meer aanbood, en
die het sinds lang zouden hebben
vaarwel gezegd, ware het niet dat
dan de jeugdige wezens, door haar
ter wereld gebracht, zouden ach
terblijven zonder eenige bescher
ming tegen den ellendeling, bij
wien geen zweem van besef meer
aanwezig is van zijn vaderplich
ten.
En toch blijft de wereld over
deze dingen een vergoelijkend
oordeel uitspreken.
Laat eens, in de volksbuurten
onzer hoofdsteden, een politieman
tegenover iemand, die tot ergernis
van alle weidenkenden in be
schonken toestand langs de straten
fladdert, de wet willen toepassen,
wat ziet men dan gebeuren?
Uit alle hoeken komen helpers te
voorschijn, niet- om den handha
ver van de openbare orde in de
vervulling zijner onaangename
taak bij te staan, maar om hem
te beletten zijn plicht te doen
en meermalen geschiedt het, dat
hij er in den letterlijken zin niet
zonder kleerscheuren afkomt. Heel
zelden daarentegen zal men zien,
dat de burgers, die toch de eerste
belanghebbenden zijn bij de be
waring der goede zeden en de
tenuitvoerlegging der wetten, zich
geroepen gevoelen om eens bij te
springen, wanneer de overmacht
in zulke gevallen de politie nood
zaakt zich terug te trekken. Wan
neer zal het besef onzer verant
woordelijkheid krachtig genoeg
worden, om in dergelijke omstan
digheden ons aan te zetten tot
een handelend optreden tot on
dersteuning van het openbaar
gezag?
sDronken is heter dan ziek,"
zegt een volksspreekwoord, en
»het kan den beste overkomen."
Maar met zulke praatjes kan men
zich niet van een kwaad afwen
den dat, hoe meer men over zijn
werking nadenkt, des te dreigen
der voor de verbeelding oprijst.
Het stoffelijk nadeel, door het
drankgebruik teweeggebracht, is
iontzettend; wat er in één jaar
voor wordt uitgegeven, zou on
middellijk de algemeene welvaart
i tot zoodanige hoogte doen stijgen,
dat er van geen armoede meer
i sprake behoefde te zijn. Men klaagt
i aanhoudend en is bij toeneming
ontevreden over den toestand der
maatschappij, en beraamt allerlei
middelen om dien te verbeteren
men dringt er bij den wetgever
op aan, zijn tusschen komst te ver-
leenen tot wegneming van hetgeen
het lot der minder bedeelden vaak
zoo droevig maakt. Doch kon men
er in slagen, dezen kanker te ver-
dooven, die aanhoudend knaagt
aan het volksgeluk, er zou geld
in overvloed zijn om aan allen
een merkwaardig bestaan te ver
zekeren.
Heeft iemand een misdrijf ge
pleegd, en gelukt het hem of zijn
verdediger te bewijzen, dat hij op
dat oogenblik in dronkenschap
verkeerde, dan wordt zulks aan
stonds als een verzachtende om
standigheid aangemerkt, al heeft
men ook met een volharden re
cidivist te doen. Geen rechter zal
het in de gedachten nemen te
zeggen dat iemand, die aanleg of
neiging heeft tot diefstal of geweld
pleging, zich meer nog dan een
ander er voor moet wachten, de
heerschappij over zijn daden te
verliezen, omdat zelfbeheersching
hem vooral een dure plicht be
hoorde te zijn; dus dat, wat als
een verzachting wordt aangevoerd,
veeleer een motief tot verzwaring
van straf moest opleveren.
Er wordt zelfs gesproken van
de ontoerekenbaarheid dergenen,
die tot alcoölisme zijn vervallen.
In zeker opzicht is dat ook zoo
de drankslaaf is in de eerste plaats
een ongelukkig wezen, dat wille
keurig de grens der krankzinnig
heid overschrijdt. Maar zoo die
redeneering consequent wordt
toegepast, moet men hem ook niet
in de gewone samenleving toela
ten, omdat hij geen meester is
over zichzelvenomdat hij niet
slechts alle zelfbeheersching mist,
maar bovendien het vermogen om
die onontbeerlijke eigenschap aan
te kweeken. Men zou hem moe
ten afzonderen, hem onder voortdu
rend toezicht plaatsen, hem buiten
staat moeten stellen, opnieuw het
verderfelijk vocht op te nemen,
dat hem tot een zoo laag stand
punt van zedelijkheid heeft ge
bracht. En dat kan immers
niet?
Ware nu onze maatschappij in
derdaad een Christelijke, zooals
zij beweert te zijn, dan zouden
we reeds lang de handen ineen
geslagen hebben om dezen gruwel
uit onze samenleving te doen ver
dwijnen. Alle verschillen en ge
schillen zouden we laten rusten,
totdat dit doel is bereikt; we zou
den ons, met alle denkbare mid
delen, toerusten tot den heiligen
strijd tegen dezen grootsten en
gevaarlijksten vijand van het volks
geluk. Kon slechts die ééne her
vorming worden totstandgebracht,
zij zou elke andere, die in het ver
leden is ingevoerd of voor de toe
komst wordt overwogen, in be
langrijkheid verre overtreffenja,
zij zou de verdere beraadslagingen
over vele andere verbeteringen
overbodig maken, want die zouden
dan vanzelf komen.
Ieder volk, zoo wordt be
weerd, heeft behoefte aan een
opwekkingsmiddelde oosterlin
gen nuttigen hun opium, de volken
van het westen hun spiritualiën
't is mogelijk, maar wij gelooven
het niet. De besten van onze tijd-
genooten leven gezond en opge
ruimd, ook bij zwaren en drukken
arbeid, zonder dien prikkelmaar
de fout is hierin gelegen, dat men
reeds vroegtijdig den lust naar
het gevaarlijk genot, die van na
ture niet aanwezig is, opwekt en
aankweekt, en zoo een denkbeel
dige behoefte schept. Wij moeten
vooral bij jeugdigen onzen invloed
aanwenden om den val te voor
komen of de ontwikkeling der
booze neiging tegen te gaan, met
al de middelen waarover wij kun
nen beschikken, en zonder jegens
elkander critiek op die middelen
uit te oefenen. Dat is een plicht,
dien op allen rust wien het denk
beeld niet vreemd is, huns broe
ders hoeder te zijn.
Z. M. de keizer van Duitschland zal
den 3. Juli over den Haag naar Rotterdam
vertrekken. Z. M. zal eenige uren in de
hofstad doorbrengen en per spoor naar
Rotterdam vertrekker,. Daar zal eene rij
toer door de stad gemaakt worden. Per
jacht zullen Z. M. en de keizerlijke fami
lie uit Rotterdam vertrekken. Hare Maje
steiten de Koningin en de Koningin-re
gentes zullen de keizerlijke familie uitge-
geleide doen tot Rotterdam.
De directeur der weesinrichting te
Neerbosch heeft over het thans afgeslo
ten boekjaar ruim f12,000 aan giften en
bijdragen minder ontvangen dan het voor
gaande jaar.
In de Betuwe verwacht men,'dat bij
de aanstaande verkoopingen van het ker-
64) Daar gij nu toch eenmaal allen hier
gekomen zijt om mijne rust te verstoren,"
zeide Ned, „verzoek ik u ook n te verklaren."
„O, de geschiedenis is zoo lang niet,"
zeide Aynard, haastig, „luister slechts. Mijn
rechtsgeding is nog eene maand uitgesteld,
zoodat ik daardoor een weinig vrijen tijd
heb, maar niet zeer lang, want ik moet
spoedig weder vertrekken; doch het is een
tijd dien ik in het beloofde land mag door
brengen, waar ik dagelijks mijne Clara zien
zal."
„Dat kan ik licht begrijpen."
„Gij weet niet hoe ik door zelfzucht ge
dreven werd, toen ik uwe moeder herwaarts
bracht, en toch zal zij het mij vergeven."
„Zij heeft u reeds vergeven, Mr, Aynard,"
antwoordde Mrs. Delancy„zij ia zelfs dank
baar voor hetgeen gij gedaan hebt,"
„En dat zal Clara ook zijn, die er niet
dan bij winnen kan, daar zij haar vrienden
kring zich ziet uitbreiden. Gij moet weten
Ned," zeide hij met den meesten ernst,
„dat Clara zich op Thirby Cross niets op
haar gemak bevindt: het geheel is haar te
somber te eentonig, het huis te groot en
melancholiek; elk harer brieven maakte er
melding van. Eens zelfs drukte zij den
wensch uit hot landgoed te verlaten; doch
ik verzocht haar te blijven, nogmaals eene
proef te nemen om mijnentwil en te be
denken dat het hare toekomstige wouing
was en daarom trachten moest zich er naar
te schikken. Zij blijft er nu, omdat ik het
wensch; maar zij mist allen omgang en dat
maakt haar neerslachtig. Nu heb ik voor
haar eene tweede vriendin gevonden, iemand
die zij reeds van vroeger kent uwe moeder.'
„Ja," zeide Delancy, „maar maar Clara
heeft mijne moeder in geen vier jaar gezien
„Des te aangenamer zal daardoor de ver
nieuwing der vriendschap zijn," zeid\ Aynard
„Toen Clara mij zeide, hoe somber en
vervelend zij het o[ Thirby Cross vond
dacht ik aan uwe moeder, wier adres gi
mij gegeven hadt, et ik schreef aan Clara
over Mrs. Delancy en Clara antwoordde mi,
en kort daarna, na eenige onderhandeling
was alles in orde; en daarop volgde de
verassing van welke gij nog niet bekomen
zijt."
„Gij gaat dus naar Thirby Cross, moeder?"
„zoo gij er niets tegen hebt," lieve Ned.
Ik heb altijd veel van Clara gehouden, en
nn kan het immers geen kwaad, zoo wij
op haar verlangen de oude kennismaking
hernieuwen. Ik heb gisteren een allerliefsten
brief van baar gehad."
„Zoo, hebt gij?" zeide Delancy. „Nu,
het zal voor u eene groote verandering zijn
op Thirby Cross, ofschoon ik lievor gezien
had, dat gij bij mij te Ilpham waart komen
wonen."
„Mijn goede Edmund."
„Mijn beste vriend," riep Aynard, „gij
zult bij ons komen, dat is alles reeds be
paald."
„Zoo," zeide Ned droogjes.
„En nu zal ik u mijn zelfzucht eens
verklaren," zeide Aynard. „Mrs. Delancy
zal de plaats van gastvrouw bekleeden dat
is het verlangen van Clara en zal ons,
zoolang wij in den omtrek blijven wonen,
dagelijks uitnoodigen een paar uren op Thirby
Cross te komen doorbrengen. Niet om het
haar en hare logées daarom lastig te maken,
of te lang te blijven, maar om er een vriend
schappelijk bezoek te brengen en er gelukkig
te zijn."
„Ja maar ik begrijp niet, waartoe gij mij
zoudt noodig hebben," zeide Delancy.
„Hoe wat kan ik op Thirby Cross doen
zonder u zeide Mrs. Delancy. „Waartoe
ben ik dan zooveel mijlen ver gekomen
„Ja, dat weet ik zelf haast niet,"
Hugh Aynard was door de slechte ont
vangst welke zijn plan, waarmede hij Edmund
Delancy had willen verassen, ai aanstonds
ondervond, zeer teleurgesteld en zeide
welnu ik zal u voor eenige oogenblikken
verlaten, dan kunt gij met uwe moeder het
overleggen. Er is volstrekt geen kwaads in
het plan, hoop ik ik dacht, Ned," voegde
hij er bij, „dat gij er zeer mede ingenomen
zijn zoudt,"
„Dat zal ik misschien ook," antwoordde
deze. „Ik heb nog geeu tijd gehad er over
te denken. Althans vind ik het van u zeer
vriendelijk."
„Het doet mij genoegen, dat gij dat vindt,"
zeide Aynard ernstig. „Ik doe het ook om
u mijn vertrouwen in u en Clara te bewij
zen, anders zoudt gij beiden u altijd blijven
verbeelden dat ik door achterdocht u van
elkander zocht te houden. Delancy gij moet
komen, anders zal ik gelooven dat gij mij
mijn geluk benijdt, en de liefde, die ik bezit,
met leede oogen aanziet."
„Ik zal er met mijae moeder over spreken,
Aynard," hernan Ned, „Blaar stel dat op
den voorgrond, da; ik nergens spijt van
gevoel en nimmer terugzie op hetgeen ach
ter mij is."
„Ja, ja, dat weet ik," zeide Aynard„en
houd u ook daarvan verzekerd dat, wanneer
ik mijn vertrouwen eenmaal geschonken heb,
ik ook onbepaald vertrouw."
Hij verliet de kamer, waarna Delancy zich
tot zijne moeder wendde.
„Is het geen groote dwaasheid van u,"
zeide hij, „dat gij voor ons beiden weder
oude bauden zoekt aan te knoopen."
„Mijn lieve, beste jongen, gij denkt immers
niet meer aan Clara? Dat is immers geheel
tusschen u afgedaan."
„Voor altijd, moeder, en Voor goed."
„Dat heeft Mr. Aynard mij gezegd. En
hij sprak over u en haar met zulk een vuur
en zulk een gevoel
„Daar moet gij niot te veel aan hechten."
„Hij was zoo gelukkig u zijn vrieud te
mogen noemen, hij hoopte dat gij zijn boe
zemvriend worden zoudt, zoodat het alleen
uit liefde voor mijn zoon was dat ik besloot
naar Thirby Cross te gaan en Clara weder
te ontmoeten. Ik deed hem een dienst, was
zelve Londen moedo en verlangde zoo zeer
naar u, mijn zoon."
Het zij zoo. Wij zijn voor heden immers
op Thirby Cross geïnviteerd."
Voor beden verzoek ik om uw geleide
morgen moogt gij en Mr. Aynard den avond
bij ons doorbrengen," zeide zij op schertsenden
toonmaar haar zoon was niet tot schertsen
gestemd en antwoordde slechts mot een
flauw lachje. Het geheele plan beviel hem
geenszins, doch hij verzette er zich niet verder
tegen.
Wordt vervolyd).