NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET BOOTHUIS. No 58. Woensdag 22 Juli 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG E\ ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOOBTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Eijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken cn berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Aan berichten uit Curasao tot 26 Juni is het volgende ontleend Vrijdag 26 Juni, des avonds omstreeks 61/2 uur gaven 3 halve minuutschoten van het fort Zeelandia aan de ingezetenen te ken nen, dat de Prius Frederik Henderik met den Qieuw benoemden gouverneur, jhr. mr. T. A. J. van Asch van Wijck, in aantocht was. Dienzelfdcn avond ankerde de Prins Frederik Hendrik ter reede van Paramaribo. Aan de Suriname ontleenen wij het vol gende omtrent de aanvaarding van het be stuur door den nieuwen gouverneur, die den volgenden dag plaats had. In de audiëntiezaal van het gouvernements hotel gekomen, heette mr. Lohman, blijkbaar aangedaan door den indruk van het oogen- blik, den nieuwen gouverneur welkomhet was hem, zeide hij, een genoegen, dat H. M. de geëerbiedigde Koningin-Regentes tot zijn opvolger in deze belangrijke kolonie den heer van Asch van Wijck had benoemd, en hij hoopte dat het zijn opvolger mocht gegeven ziju in gezondheid en geluk deze kolonie, zoowel in haar belang zelve als in dat van Nederland, tot bloei te brengen. De heer van Asch van Wijck bedankte daarop den beer Lohman voor zijne goede wenschen, waarna de in de zaal aanwezige autoriteiten en ambtenaren hem corpsgewijze door mr. Lohman werden voorgesteld. Hierua zeide de heer Lohman, dat hij van deze gelegenheid gebruik maakte om afscheid te nemen vau de aanwezigen, die mochten wenscheu hem vaarwel te zeggen, en na rechts en links eene buiging te hebben ge maakt, verliet de heer Lohman het vertrek, en was daarmede de plechtigheid afgeloopen. Na eene korte zitting van den raad van bestuur begaf de heer van Asch van Wijck, vergezeld van zijne echtgenoote en den adju dant, zich naar de vergaderzaal der Staten, om, ingevolge de bepaling van art. 15 van het regeeringsreglcment, in eene plechtige zitting van dit college, alwaar ook de leden van den Raad van Bestuur tegenwoordig waren, het bestuur over de kolonie te aan vaarden. Aldaar aangekomen, werd Z. E. aan de deur ontvangen en de zaal, die stampvol was van toeschouwers uit den deftigen eu den burgerstand, binnengeleid door eene com missie vau in- en uitgeleide, bestaande uit de heerenBarurt Lijon, van Meurs, Muller eu van Praag. Staande voor den voor hem bestemden ze tel, terwijl zijne echtgenoote daarnaast plaats nam, sprak de gouverneur in even krachti- gen als kalmen toon der vergaderiug aldus toe: Mijne Heeren Door het vertrouwen van onze geëerbiedigde Koningin Regentes, beu ik geroepen de schoone kolonie Suriname te besturen. Waar Hare Majesteit de Koningin Regen tes en Hoogstderzelve Regeering gemeend hebft, dat de taak, die ik te vervullen zal hebben niet te zwaar voor mij zijn zou, daar heb ik gemeend het gevoel van eigen zwak heid op zijde te mogen stellen en de veree- rende benoeming te mogen aannemen. Wauneer men let op de geschiedenis van Nederland, hoe het onder Gods zegen groot is geworden door het Huis van Oranje Nassau door den vrijheidszin van zijn ingezeteuen en door het hebben van koloniën en bezit tingen wanneer men met groote belangstel ling altijd de ontwikkeling der koloniën en bezittingen heeft gadegeslagen en de over tuiging heeft, dat door het hebben van ko loniën en bezittingen ook thans Nederland nog gebleven is een Staat van niet geringe beteekenisdan kan het niet anders, of een man van jeugdigen leeftijd, die op het ge bied van den Staat in verschillende betrek kingen mocht werkzaam zijn, is daukbaar ge stemd, nu hij in de gelegenheid wordt ge steld in ruimerou zin iets te kunnen zijn voor Koningin, Nederland en Koloniën. Het Bestuur te aanvaarden op ditoogen blik levert eene bijzondere moeielijkheid op Die moeielijkheid moeten wij onder de oogen durven zien Mocht op 12 Mei 1865 inde Tweede Kamer der Stateu-Generaal met recht gezegd worden, dat in de kolonie Suriname verschillende gezindheden ziju, maar dat er eene verdraagzaamheid heerscht, veel grooter dan in Nederland, 12 Mei 1891 heeft ons iets anders doen zien. Gelukkig is de rust spoedig hersteld, doch het is ous aller roeping om te onderzoeken aan welke oorzaken de veranderde verhou ding is toe te schrijven en te doen wat in ons vermogen is, om de spreekwoordelijke verdraagzaamheid der Surinaamsche bevolking weder een feit te doen worden. Blijkt het, dat ook Uwerzijds daartoe kan worden me degewerkt, ik heb de overtuiging, dat die medewerking niet zal uitblijven. Uw voorzitter sprak ook namens U, toen hij in de plechtige bijeenkomst van 12 Mei jl. zeide, dat gij het bewustzijn hebt met de krachten U gegeveu, te hebben gestreefd naar het welzijn van allen. Moge dit bewustzijn ten allen tijde bij U kunnen blijven bestaan, dan zal, ook al bestaat er verschil over de vraag hoe de belangen van allen het best worden bevorderd, door sameuwerking en onderling overleg het resultaat worden ver kregen, dat men voor oogen heeft. Die samenwerking is een eerste vereischte om de kolonie Suriname tot bloei te brengen. Waar gij, mijne heeren, niet uit het oog zult verliezen, dat de vertegenwoordiging niet mag willen regeeren, maar geroepen is haar in vloed te doen gelden bij de regecring en het bestuur, daar kan ik U de verzekering geven, dat volksinvloed bij mij geen ijdel woord is eu dat ik de bepalingen van het regeerings- reglement, waarbij de volksinvloed wordt verleend, van hooge beteekenis acht. Ook ik heb als volksvertegenwoordiger een tiental jaren de belangen van mija dierbaar Vaderland naar mijn best weten mogen voorstaan, eu ai heb ik er ten alle tijde voor gewaarschuw d, dat de volksvertegenwoordiging niet trede op het gebied der regeering, en gevoeld dat alleen dan op de verantwoorde lijkheid der regeering" kan worden gewezen, wanneer zij niet in het behartigen der haar opgedragen belangen belemmerd wordt door de volksvertegenwoordiging de bij de grond wet gewaarborgde volksvrijheden en rechten heb ik met mijne beste krachten voorgestaan. Moge dit voor u een waarborg zijn, dat ik uwe roeping niet gering acht. Meeningsverschil zal niet kunnen uitblijven, maar indien wij in ons hart instemmen met de woorden van uwen voorzitter waarmede hij zijne reden op 12 Mei jl. eindigde Leve de KoninginLeve de Koningin-regen tes Leve NederlandLeve Surinamedan kan het niet anders of door het meenings verschil zal juist de ouderlinge waardeering worden verhoogd en zullen wij gezamentlijk ieder in den hem aangewezen weg nuttig werkzaam kunnen zijn ter bevordering van den bloei der kolonie Suriname. Leve de Kouingin! De woorden herinne ren er ons aan, dat het voor de eerste maal is dat het bestuur der kolonie wordt aan vaard, terwijl de kroon gedragen wordt door eene Koningin. Waar wij nog met smart te rugdenken aan den tijd, toen de mare door Nederland en zijn koloniën gingKoning Willem HI is niet meer! daar danken wij God dat Hij ons gelaten heeft een geliefde jeugdige Koningin uit het huis >an Oranje Nassau, zoodat het Nederland en Oranje een nog onze leuze mag blijven. Voor u en voor mij de plicht om te zorgen, dat wanneer de Koningin zelve de regeering aanvaardt, de kolonie Suriname een der schoonste parelen zal zijn aan haar kroon. Leve de koningin-regentes. Ook die woor den komen uit den diepsten grond van ons hart. Door met onafgebroken trouw en liefde te staan naast het smartelijk en laugdurig ziekbed van onzon grijzen koning en door hare Majesteit do Kouingin op te leiden tot de taak die wij hopen dat do Koningin zal hebben te vervullon, had Hare Majesteit de Koningin-regentes reeds de liefde vau geheel Nederland en zijne koloniën verworvenver hoogd zoo mogelijk wordt die eerbied en liefde, nu Hare Majesteit, naast de lei ding over de Kouingin, ook met de regee- ringstaak belast is. Yoor u en voor mij de plicht om hare taak zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en dat kunnen wij, door zorg te dragen dat be stuur en vertegenwoordiging samenwerken tot den bloei der kolonie Suriname, wier bloei ook der koningin-regeutes zoo zeer ter harte gaat. Leve NederlandOok die bede is iu ons aller hart en met uwen voorzitter spreek ik den wensch uit, dat de band, die Suriname aan het moederland verbindt, steeds nauwer en nauwer worde toegehaald. Leve SuriuameDe laatste bede, maar daarom voor U en voor mij niet de geringste van beteekenis, omdat wij meer bijzonder ge roepen zijn de vervulling van dien wensch te bevorderen. Vruchtbaarder en rijker bodem is wellicht niet aan te wijzenen toch, hoe- vele gronden, vroeger in cultuur, liggen on bewerkt. Over de omstandigheden die daar toe geleid hebben, geen woordmaar bij ons sta op den voorgronddaarin moet verande ring komen ten goede. En wanneer er in deze eeu wil is, dan zal er een weg zijn. Dien weg moeten wij vinden en met uwe voorlichting en door uwen steun zal die ge vonden worden. Zuinig beheer is noodzakelijk en ook ik wil medewerken om de kolonie te brengen tot wat men noemtfinancieele onafhanke lijkheid. Maar meer dan naar het sluiten der begrooting zal moeten gevraagd worden naar de ontwikkeling der kolonie; gij, mijne hee ren, wil geen financieele onafhankelijkheid wanneer daardoor de toestand der kolonie kwijnend zou blijven; de regeering en volks vertegenwoordiging in Nederland ik ben er van overtuigd zullen gaarne geldelij- ken steun blijven verleenen, wanneer zij we ten, dat de gelden gebruikt worden tot ge zonde ontwikkeling der kolonie. Langs welken weg de ontwikkeling moet komen? Gij gevoelt dat ik die nog zoo veel moet onderzoeken geen uitgewerkte denkbeeldeu kan mededeelen. Maar de rich ting waarin ik steeds de ontwikkeling der koloniën heb voorgestaan, ze is: opwekking van den ondernemingsgeest van bijzondere personenwegruiming van belemmeringen, zoo noodig, steun, indien men op goede gron den mag verwachten, dat door iu den aan vang steun te verleenen, anderen worden aangemoedigd om tot de ontwikkeling der kolonie mede te werken. Steun daarbij te erlangen van U, Mijne Heeren, zal mijn streven zijn. Maar naast Uwe medewerking is het noodig, dat alle ambtenaren met den Gouverneur niet anders beoogen dan do belangen der kolonie eu hem steunen in zijn Bestuur, en het zal mij niet euvel geduid worden dat ik ook in deze vergadering waarin ik toch het bestuur aanvaard daarop wijs. Bovenal hoop ik, dat ik in mijn belang- rijkeu werkkring gesteund zal mogen wórden door den Almachligen God, /.onder Wiens bijstand ik gevoel, dat ik mijn taak niet naar behooren zou kunnon vervullen. Hij make mij getrouwHij make mij bekwaam, om de kolonie te besturen als een goed landvoogd. En welke beoordeeling er ook over iniju bestuur zijn moge, ik weet dat ik dan op die medewerking zal mogen rekenen van allen, die het wel [meenen met de kolonie Suriname, wanneer zij zien, dat deze mijue woorden niet zijn ijdele klanken, maar dat ik ook daarnaar handel. Onder overlegging van een afschrift van de akte mijner benoeming tot gouverneur en van het proces-verbaal mijner eedsaflegging, verklaar ik, in naam van Hare Majesteit de Koningin en als vertegenwoordiger van Hare Majesteit de Koningin-regentes, het bestuur over deze kolonie te aanvaarden. Leve de Koningin ,,En alzoo, schrijft de Surinamekwam een einde aan mr. Lohmans regeering over deze kolonie 1 „Van ganscher harte hopen en bidden wij èn voor de kolonie, èn voor het moederland, cn voor den heer van Wijck zeiven, dat het dezeu bewindsman gegeven moge zijn na verloop van tijd even opgewekt, even vol daan Suriname weder te verlaten, als hij het blijkbaar is ingetreden. Dit zal voor een 75; Het kan zijn, dat het kwaaddenkend heid van mijne zijde was; mocht dit zoo zijn, dan vraag ik u reeds vooraf vergeving.' „Mijne handelwijze is u niet bevallen herhaalde Anna. „In welk opzich:?" „Van uwe handelwijze ten opzichte van Mr. Delancy," zeide zij. „Gij schijnt elkan der zeer veel te zeggen te hebben, dat ande ren niet mogen hooren. Gij zijt nog jong, en zeer vatbaar voor indrukken, en uw leef tijd is misschien de gevaarlijkste; daarom raad ik u niet te veel aan Mr. Delancy te denken. Hij is van aanzienlijke geboorte „Mevrouw, zoowel als mijn vader. Maar, ik verzoek u daarvan niet meer te spreken." „Ik zou er u geen enkel woord van ge sproken hebben, Anna, zoo ik u niet lief had gelijk eene zuster zoo ik geen ver trouwen in u stelde." „En vertrouwt gij Mr. Delancy dan niet?" „Dat zeg ik niet," zeide Clara, eenigzins verlegen, want zij had niet veel redeneer- kracht en bovendien was zij eene zwakke vrouw, die zich licht uit het veld liet slaan „maar Mr. Delancy heeft veel teleurstellin gen in zijn leven onderronden ook wat mij betreft, dat weet gij en teleurstellin gen hebben op het karakter van den mensch een zeer uadeeligen invloed." „Lady Burlinson, gij kunt ous beiden Mr. Delancy en mij vertrouwen." „Waarom verbindt gij die namen steeds te zamen?" riep zij eeuigszins spijtig ^be staat er reeds eenige verstandhouding tusschen u beiden? Doch neen, zeg er mij nu niets van laat mij eerst nadenken." Zij bracht hare hand aau haar hoofd om over deze nieuwe, haar invallende gedachte na te denken zij streek haar schoon haar achterwaarts en zag het jonge meisje strak in de donkere oogen. „Lady Burlinson," zeide Anna koel, „gij behoeft u niet ongerust te makener be staat tusschen Mr. Delancy en mij niet de minste verstandhouding. Ik ben nog geen zeveutien jaar en in het oog van uw vriend ben ik nog een kind van zeven. Ik dank u voor uwe belangstelling in mij, maar ik verzeker u dat er geen reden is om u on gerust te maken." „Heb ik u beleedigd?" „Ik heb mij heilig verbonden ongehuwd te blijven, en ik ken mijn plicht te goed mijn plicht omtrent mijn vader dan dat ik voor iemand, wie het zij, liefde zou opvatten." „Somtijds geschiedt dat zonder dat men het wil." „Ik geloof, mevrouw, dat, zoo men een vasten wil heeft, zulks nimmer geschieden kan." „Ach, daarover kunt gij niet oordeelen," zeide Lady Burlinson met een zacht; „als gij eenmaal zoo oud zijt als ik nu ben zult gij daarover ernstiger oordeelen." „Dan zal ik tot dien tijd wachten. In- tusschen kunt gij er gerust op zijn dat ik niet meer verliefd ben op Mr, Delancy dan Deze woorden deden Lady Burlinson in haar stoel nederzijgen en haar blik rustte niet langer op Anna Judge. De bekken waren verhangen, en nu was de beurt der gezel schapsjufvrouw om te berispen, te raden, ja, te troosten, zoo het noodig was." „Ik ben te jong, en gij zijt te oud om aan hem te denken, Lady Burlinson." „Te oud! Wat bedoelt gij daarmede?" riep Clara, en hare oogen fonkelden over zulk eene beleediging haar aangedaan. „Te oud wat uwe zienswijze aangaande uwe wijze van de wereld te beschouwen." „Ja ja gij hebt gelijk. Ik begrijp wat gij zeggen wilt." Haastig stond zij op, voornemens zijnde te vertrekken, aarzelde, en zeide toen „Ik wensch u goeden nacht, Anna." „Goeden nacht, Lady Burlinson," ant woordde onzen heldin. „Zeg mij dat ik u niet beleedigd heb, voor ik heenga; gij moet gelooven dat mij ne bedoelingen waren om u nuttig te zijn Anna; gij moet nooit te trotsch zijn om raad aan te nemen, van wie het ook zij, zoowel van den geringe als van den aan zienlijke." „Is Lady Burlinson daartoe te trotsch?" „Nu;" hernam de aanzienlijke dame, en eene schrede achterwaarts doende, wenschte zij niet in Anna's kamer gekomen te zijn. „Vergun mij dat ik u dan op mijne beurt een goeden raad geve," zeide Anna, en haar gelaat drukte den hoogsteu ernst uit. „Ik ben nog zeer jong, mevrouw misschien ken ik nog te weinig het menschelijk hart en toch meen ik het uwe te doorgronden. Ik zou den moed niet gehad hebben zoo vrij uit tot u te spreken, zoo gij tot mij niet op dezelfde wijze gesproken hadt zoo ik niet geleerd had, mevrouw, u lief te hebben voor al uwe goedheid en vriende lijkheid, en daarenboven zag dat gij gevaar loopt Mr. Aynard te verliezen." „Watl zou ik gevaar loopen Mr. Aynard te verliezen 1 welk eene taal 1" „Omdat gij Edmund Delancy meer bemint dan hem, wien gij uwe hand en hart ge schonken hebt. Want gij zijt jaloersch zelfs van mij, en gij denkt steeds aan Mr. De lancy, en zijt in zijne tegenwoordigheid een geheel ander mensch. Mevrouw,' ik vrees ik vrees maar al te zeer dat gij hem nog altijd in uw hart omdraagt." „Hoe kan ik hem vergeten, wanneer hij hier nog eiken dag komt wanneer Ay nard zelf hem hier brengt, om mij des te duidelijker het onderscheid te doen zien dat tusschen dien man en hem bestaat?" „Gij bemint hem dus nog „Dat heb ik niet gezegd. Ik ben eene onstandvastige vrouw, Anna; voortdurend word ik hoen- en wedergeslingerd o, ik ben zoo vreesolijk ongelukkig/" „En gij hebt Mr. Aynard de belofte ge geven van zijne vrouw te wordenriep Anna met vuur uit. „O, mevrouw, die be lofte zou ik niet hebben kunnen doen, zoo ik den man niet met mijn geheele hart be mind had; zulk eene beleediging zou ik mijn eigene en zijne eer niet hebben kun nen aandoen 1" „Stil, stil; gij praat als een kind!" riep zij uit. „Ja, gij zijt nog zeer jong en hebt de een of andere dwaze roman gelezen, en die maalt u door bet hoofd. Ik acht Mr. Aynard van Thirby Cross. Die achting klimt met eiken dag, want hoe meer ik hom ken nen leer, des te meer adel zie ik in zijn karakter, ofschoon zijne zwakheid mij soms doet beven en beangst maakt. Morgen zal ik hem zeggen dat ik hem misschien zal leeren beminnendat hij mij den tijd ge ven en geduld hebben moet met mijn wan-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1