srisvvE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. HET ROOTIIIjIS. No 69. Zaterdag 29 Augustus 1891. Twintigste jaargang. abonnementsprijs: VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. advertentien: VREDE. BINNENLAND. Feuille t on. IMERSFOORTSCHE C0ÜB4NT. VOOR Per 3 luaandcn 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. Van 16 regels 0.40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In de inleiding van de dezer da gen verschenen gedenkschriften van Von Moltke over den veldtocht van 1870 en '71 zegt de beroemde krijgskundige o. a., dat zoolang er natiën zijn met een afzonder lijk bestaan, er ook geschillen zullen voorkomen, die alleen met de wapenen beslecht kunnen wor den. Hij voegt er bij, dat in den tegenwoordigen tijd de oorlogen niet meer worden uitgelokt door de eerzucht der vorsten, maar wel door de volken zeiven, die door ontevredenheid over binnen- landsche toestanden een uitweg zoeken in een krijg. Het is niet de eerste maal, dal een zoo weinig optimistische ver wachting aangaande den wereld vrede door den medestichter van Duitsc.hland's eenheid is uitgespro ken. Zeer bekend is het woord dat hij indertijd richtte tot den vermaarden professor in het vol kenrecht, Bluntschli„de eeuwige vrede is een droom, en niet eens een schoone droom," hetgeen hij nader toelichtte door te betoogen, dat de edelste eigenschappen eener natie, haar karakter, haar zelfver trouwen, haar toewijding aan de verwezenlijking van een grootsch denkbeeld, eerst onder den drang van het oorlogsgevaar in al haar volheid te voorschijn treden en tot ontwikkeling komen. Zou dat alles waar zijn, of liever, zou niet nog een andere waarheid daarnevens liggen Zou inderdaad vrede gelijk staan met verslapping, met ontzenuwing, met het verlies der individualiteit, aan welke volken evenzeer behoefte hebben als de enkele personen? Wij kunnen het niet gelooven, al zouden ook de welsprekenste feiten die meening bevestigen. Wat er leeft en zich openbaart in de ziel van de beste onzer tijdgenooten, dat de oorlog in- druischt tegen de allereerste be grippen van humaniteit, dat hij is een geesel, de grootste ramp, die over een volk kan worden ge bracht, het kan onmogelijk een dwaling zijn In het onlangs verspreide mani fest van het bestuur van het „Algemeen Nederlandsch Vrede bond" staat het zoo eenvoudig uitgedrukt, dat ieder, zelfs de krijgsman wiens roeping het is immer gereed te staan voor de verdediging van het vaderlandsch grondgebied, het rnnet hoamon „dat de oorlog is een wanklank in onzen tijd van beschaving en verlichting, dat hij de zedelijke en stoffelijke belangen der natiën dreigt te vernietigendat alles moet worden beproefd om door andere middelen dan het ruw ge weld, het recht tusschen de vol ken te handhaven, en zoodoende het uitbarsten van den krijg te voorkomen, of de eens uitgebar sten oorlogen zoo spoedig moge lijk te doen eindigendat de krach tig uitgesproken afkeer van den oorlog, in alle beschaafde landen vernomen, op den duur niet zon- def1 invloed kan blijven op de besluiten der machthebbenden Men ziet, het bestuur der ge noemde vereeniging plaatst zich nog altijd op het standpunt, dat het de machthebbenden, dus de regeerders zijn, die de beslissing van oorlog of vrede in handen hebben. Volgens Von Moltke en wij zijn het met hem eens, is dat onder de tegenwoordige omstandigheden niet meer waar, laat ons zeggen niet geheel waar. De openbare meening, in haar uitingen onbelemmerd, zet aan of houdt terug; haar invloed is beslissend. Ongelukkig is het maar, dat deze souverein van de negen tiende eeuw op haar beurt wordt beheerscht door enkelen, die mis bruik maken van de hun geschon ken gave van het woord, en die hartstochten prikkelen, begeer lijkheden opwekken, welke zonder hun heillooze tusschenkomst slui merende zouden gebleven zijn. Op het socialistisch congres te Brussel is dezelfde zaak ook be sproken, maar zeer eenzijdig be handeld. Men deed het daar voor komen, alsof het juist de gehate lm pita.] ttiv», AJ.o cloa uitlokken, waaraan zij geen werk dadig deel nemen, en alsof de socialistische partij de eenige partij van den vrede is. Maar tegelijk werd door een der Nederlandsche woordvoerders, den heer Domela Nieuwenhuis, de burgeroorlog, de strijd tusschen de maatschappe lijke klassen, in tegenstelling met dien tusschen de natiën, als ge wettigd voorgesteld. Werden de arbeiders tot den laatste opge roepen, dan moesten zij eenparig besluiten de wapens neder te leg gen, tot den eerste moeten zij zich voorbereiden. Er zijn niet veel woorden noo- dig, om het onzinnige van deze redeneering, te doen uitkomen. Hoe, geschillen tusschen natiën mogen niet met het zwaard wor den opgelost, wat wij volko men beamen, maar wel tus schen maatschappelijke klassen? Zoolang men dergelijke bewerin gen uitspreekt, is de ernst van het beginsel sterk te betwijfelen. Wat voorts het aangeprezen mid del aangaat, het gezamenlijk neder- leggen der wapenen op het oogen- blik, dat de strijd een aanvang zal nemen, wie een oogenblik gelooft aan de mogelijkheid dat het ooit zal worden aangewend heeft zeker een bijzonder denk beeld van het ontstaan eener cri sis, die in het zwaard een oplos sing poogt te vinden. Langs geheel andere wegen moeten we trachten de zegepraal te bewerken van de overtuiging, dat de oorlog kan vermeden wor den, en in onze dagen ontbreekt het niet aan verschijnselen waar uit valt af te leiden dat op dit punt de denkbeelden zich in de gewenschte richting ontwikkelen. LX O t CX t>T licwk-cxlmtoi- taire toerustingen die helaas 1 aan de algemeene welvaart zooveel kwaad doen, treedt meer en meer op den achtergrond, en de ver- zekeiing, dat men van ganscher harte den vrede wenscht, dat men alleen om die te handhaven de militaire krachten versterkt, wordt zoo dikwijls vernomen, dat der gelijke betuigingen niet zonder invloed zullen blijven op de alge meene denkwijze. Dat is de eerste stapaan den tijd en aan de toenemende be schaving, aan de voortdurende aanrakingen der volken moeten we het overlaten, de verdere schre den op den goeden weg te doen, die er toe zal leiden, het wan trouwen te overwinnen, waardoor de internationale betrekkingen nog altijd gedrukt zijn. Bij het heden- daagsch geslacht leven nog steeds zekere historische herinneringen, die de tijd eerst zal moeten doen verflauwen en ten slotte geheel uitwisschen. Dat dit niet onmoge lijk is, bewijst de vriendschappe lijke betrekking tusschen volken, die elkander nog binnen de ruimte eener halve eeuw met heftigheid hebben bestreden. De toestand, waarin ons wereld deel thans verkeert, is nog verre van gezond, omdat de vrede meer steunt op het wederzijdsch besef van macht dan op gronden van rechtvaardigheid en billijkheid. Deze laatste te doen doordrin gen in alle harten, haar te ver heffen tot het eenig richtsnoer van ons denken en handelen, dat is hetgeen ons verder te doen staat. Eenmaal zal misschien het geloof aan de onmogelijkheid van den oorlog in de plaats treden van de beschouwing, die hem nog OVIXItyao ulOVV,Il W^liitUY^lIjTVlV YV ttttU voorstelt, om zooals Von Moltke zegt, „een uitweg te zoeken voor binnenlandsche ontevreden heid." Gelukkige volken zijn niet twist gierig. Verbetering van maatschap pelijke toestanden, niet het opzweepen van misnoegdheid zoo als de socialisten willen, is een krachtig middel om vredelievende gezindheden aan te kweeken. Laat ons daartoe in do eerste plaats samenwerken, dan kunnen we met gerustheid het oogenblik afwach ten, waarop de genius des vredes de wereld aan zijn gezegende heerschappij onderworpen zal hebben. H. M. de Koningin-regentes zal de vergadering van de Staten-generaa! op 15 September in persoon openen, en wordt daartoe eenige dagen te voren met H. M. de Koningin in de residentie verwacht. 86) „Waarom blijft gij daar zoo staan, en dient gij ons niet aan?" vraagde Mary Judge, toen zij zag dat de meid bleef aarzelen om ziclr te verwijderen. „Is het iets van aanbelang? Kan ik niet even goed als de huishoudster aan uw ver langen voldoen?" Sara Griffln meende dat zij bet zonderlinge paar te lang alleen zou moeten laten' als zij de huishoudster ging roepen. „Zeg aan de huishoudster dat wij haar verlangen te spreken, meisje," zeide Mary Judge op gebiedenden toon, „en blijf daar zoo niet staan ons aan te gapen. Hebt gij geen betere manieren op Thirby Cross ge leerd Sara Griffln heleedigd door deze laatste woorden, liep haastig voort, zeggende„Dat zou ik denken I" en wenkte intusschen eene andere dienstbode, die zij ontmoette, om een oogje op die vreemde gasten te houden. „Mary," zeide Mr. Judge op verwijtenden toon, „ik wensebte dat gij uw toorn een weinig wist te bedwingen." „Zoudt gij meenen dat ik dulden kan door zulk een nest op zoo onbeschaamden toou te worden aangesproken?" vraagde Mary. „Gij hebt daarin gelijk. Maar nochtans moeten wij, als het mogelijk is, geen kwaden indruk van ons achterlaten, opdat meu na ons vertrek niet zouden kunnen schimpen op de onbeschoflheid van de familie van Miss Judge." „Het is mij onverschillig wat de menschen van mij zeggen. Waarom hebt gij niet da delijk naar Anna gevraagd?" „Ik wenschte haar niet te doen schrikken. Ik weet het bij ervaring wat die plotselinge schokken zijn, zoowel van vreugde als van smart vooral van smart," voegde hij er met een diepen zucht bij, „en daarvoor wilde ik haar '.sparen. Laat de huishoudster het haar eerst mededeelen, dat wij hier zijn, dat zal haar zenuwgestel minder aandoen." Zijne handen, waarmede hij op zijn stok leunde, beefden terwijl hij sprakzijn eigen zenuwgestel was zeer geschokt. De groote verandering had plaats gehad; een grooter geluk, dan hij ooit had durven hopen was hem zoo plotseling ten deel gevallen, en had hem uit het Werkhuis verlost. Doch die vrij heid had hem nog geen rust geschonken; het ging hem eveu als den grijsaard der Bas tille, die door het scherpe contrast van de dnisternis van het kerkerhol en het heldere daglicht, waaraan hij zoo op eens werd bloot gesteld, het gezicht verloor het heldere daglicht, waarin hij thans zijne Anna zou wedervinden, om haar nimmer meer zoo lang hij leefde van zich te. zien gaan. Ilij moest een steun zoeken tegen het eiken beschot, waarmede het portaal was betimmerd; hij zette zijn hoed op den grond, wreef met zijne hand twee- of driemaal over zijn voor hoofd, streek de weinige grijze haren, die de tijd hom nog had laten behouden, met eene bevende hand achterwaarts. „Het is goed dat ik met u gegaan beu," zeide Mary Judge; „gij zijt van daag zoo zwak als een kind." „Gij weet liet niet, wat er daar binnen bij mij omgaat wat ik gevoel," zeide bij „want ik sta op dén drempel van het ge bouw dat mij groote blijdschap of bittere te leurstelling zal aanbieden. Neen neen, ik geloof niet dat het teleurstelling zijn zal." „Neen, geen teleurstelling," zeide zij, trach tende hem gerust te stellen, ofschoon zij de- zclfdo gedachte des morgens gekoesterd had, toen zij met baren broeder op weg was ge gaan naar Thirby Cross, dezelfde gedachte die zij koesterde op den gedenkwaardigen dag, toon zij en Anna van elkander afscheid genomen hadden. „H verheugt mij u zoo te hooien spre ken,' ;erkte Mr. Judge aan; „uwe meening versterkt mij in de mijne, want gij beschouw t de dingen zelden van hunne lichtzijde." „Hetgeen ik zeg komt doorgaaus uit, hoe onaangenaam echtor mijne voorspellingen som tijds mogen zijn," hernam Taute Judge. Eu nu steekt gij mij ecu riem onder het hart. Ik dank u daarvoor ik gevoel dat het mij zeer verlicht heeft. En toch kan ik het nauwelijks gelooven dat er voor mij nog geluk in de wereld zijn kan; het komt zoo onverwacht ik kan er nog niet aan ge looven, Begrijpt gij mij?" „Ja, ik geloof u te begrijpen." „Ik gevoel mij zoo geheel anders, zoo ge heel verlicht," herhaalde hij„het is mij als gevoelde ik een zekeren gloed mij doortin telen. Het vooruitzicht van geluk, bijna aan den eindpaal mijns levens, met dat lieve kind steeds voor mij, hare zorgvolle liefde om mij, doet mij duizelen." „Waarom gaat gij niet zitten?" „Ik sta liever," antwoordde hij. „Hier heb ik liet gezicht op den grooten trap on kan ik haar zien aankomen, nadat wij de huis houdster gezegd hebben haar voorzichtig de tijding onzer komst mede te deelen. Ik beu nieuwsgierig wat de huishoudster voor eon mensch is, als zij maar niet te voorbarig is, door op eens haar de tijding mede tc deolen, het lieve kind te zeer doet ontstellen. Ik wenschte dat Lady Burlinson te huis geweest was. Wat gaat dat hier alles langzaam, en wij staan hier op de steenen te wachten, y ;ij schooiers waren. Zulk eene behan bevalt mij niet." En liet bloed steeg Mr. Judge uaar het hoofd bij de gedachte aan de beleediging liein aangedaan." „Geduld, John. Gij die vijf jareu lang op ecno betere toekomst hebt kunnen wach ten, kunt immers nu nog wel vijf minuten wachten?" „Zij scliijueu mij langer toe dan die vijf jareu," zcidc hij ongeduldig; „maar ik ben zeer geduldig ik heb altijd geduld moeten oefenen. Indien Anna door dien gang hier heen kwam, in plaats van den trap af, zoudt gij haar voor mij zien. Lieve hemel, dat ik uog niet eens daaraan gedacht heb! De he mel zegene haar en mij haar natuurlijk boven en voor allen maar, zie, daar is zij zelve. Anna Anna Anna Judge, liior heen kom hier!" Anna had den knop van de deur der zij kamer in dc hand, toen zij dit geroep hoorde. Haastig z.ag zij om en daarop snelde zij met uitgestrekten armen naar haar vader toe God dankzij aarz.olde niet, zij was nog dezelfde liefhebbeude dochter. „Lieve vaderO, welk eene verassing, en ik ben zoo gelukkig," riep zij uit, terwijl zij hem in hare armen drukte. „Waarom liet gij mij daarvan niets weten en hebt gij niet dadelijk naar mij gevraagd? En u tante Mary ook," riep zij, haren vader los latende om hare tante tc omhelzen, „na zich eerst zoo voor mij verborgen te hebben ge houden; wat ben ik blij die oudo bekende

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1