HIIUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. li ET BOOTHUIS. No 79. Zaterdag 3 October 1891. Twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Arm verzorg ing. Feuille t on. HE COURANT. VOOR abonnementsprijs! Per 3 ïii Aai id on 1Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regeh 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De vooruitzichten voor het aan staand wintersaizoen zijn niet op beurend. De ongemeene streng heid van het vorige jaargetijde heeft diepe sporen achtergelaten, die eerf daarop gevolgd milder tijdperk niet uitwischte; integen deel, de toen geleden schade is onhersteld gebleven, daar een gril lige zomer, die dezen naam eigen lijk niet verdiende, den oogst be neden het middelmatige liet. De gevolgen van dezen toestand zul len het meest drukken op de on vermogende klasseeenerzijds duurte van levensmiddelen aan den anderen kant gebrek aan werk, dewijl, waar geen winsten gemaakt zijn, ook de fondsen ontbreken om meer dan het allernoodzake lijkste te doen arbeiden. Het is, meenen we, van het uiterste belang, de dingen die komen zullen, moedig en vastbe raden te gemoet te zien. Met op timistische voorstellingen zijn we weinig gebaat, en op de verwach ting, dat het misschien nog mee kan loopen, is niet te bouwen. Onder de ernstige omstandigheden, voor welke het maatschappelijk leven ons nu en dan plaatst, is de leus: «Komen die tijden, dan komen die plagen," niet te ge bruiken. Wanneer er zekere waarschijn lijkheids kansen bestaan, dat eer lang een vijand ons komt over vallen, dan moeten we ons vooraf wapenen. En niet alleen dat, we behooren ook een goed plan van verdediging te ontwerpen, dat met alle gebeurlijkheden rekening houdt. Verleden jaar hebben we on er vaak maatregelen geno om het oogen- dervonden wat het zegt, plotse ling te staan voor een belangrijke toeneming van het aantal hulp behoevenden. Aan offervaardig heid heeft het over het algemeen niet ontbroken, en in schier elke gemeente vormden zich commis- siën, die ieder op haar wijze aan den arbeid togen om bijstand te verleenen waar de nood dwong. Van critiek was geen sprake: in de ure des gevaars kan men zelfs daaraan niet denken. En toch wat zijn men, die alleen blikkelijk doel gerechtvaardigd waren, maar voor het overige tot gegronde aanmerkingen aanleiding gegeven hebben! Vaak gaf men in den blinde, zonder nader on derzoek, en het kon toen niet anders; van velen, die niet ge woon waren de hand uit te ste ken naar een gave, heeft men het schaamtegevoel niet geëerbiedigd, en van eenigszins duurzamen in vloed op het welzijn der begif tigden is zelden iets te bemerken geweest. De lessen der ervaring zijn ge woonlijk zeer duur, en toch gaan zij voor de leerlingen meerendeels verloren. Toen het ergste gevaar geweken was, hebben we ons te ruggetrokken, hier met zekere zelf voldoening omdat men toch in elk geval behulpzaam was geweest. elders minder tevreden, maar zon der zich opgewekt te gevoelen om eens bedaard na te gaan of men wel den goeden weg had ingesla gen. Het werk der armverzorging moet in de eerste plaats met meer beleid en overleg worden ter hand genomen, en ten tweede, in ver band daarmede, zorgvuldiger wor den voorbereid. Met het laatste beginnen we pas, als er geen tijd meer is, en dat is verkeerd. Philanthropie, meenen sommi gen, laat zich aan geen regels bindenhet is de vrije werking des gemoeds. Die opvatting houden we voor onjuist: wel is een warm hart het voornaamste vereischte, maar een helder hoofd kan er niet bij gemist worden. Kunnen er niet, wanneer we intijds dit vraagstuk in behande ling nemen, overal waar men de ondervindingen van het vorig jaar niet vergeten is. commissiën ge vormd worden van mannen en vrouwen, die zich voorstellen be ter beslagen ten ijs te komen dan toen bet geval is? Het tijdperk der onderlinge bijeenkomsten is weer aangebroken we houden ons bezig met allerlei dingen, elk op zichzelf zeer nuttig, maar die toch in belangrijkheid de zorg voor onze minbe voorrechte natuurgenooten niet overtreffen. Een der ergste nadeelen van de stelsellooze behandeling dezer zaak is, dat het grootste gedeelte der beschikbare giften eenvoudig aan haar bestemming wordt ont trokken. Schaamtelooze lieden, die er door oefening vaardigheid in gekregen hebben, diingen voor waarts en maken zich meester van hetgeen voor de armoede is bestemd, en wij staan weerloos, eenvoudig omdat we niet weten. Er moest nooit ondersteuning uit gereikt kunnen worden dan met voldoende kennis van de omstan digheden, waarin de hulpbehoe vende verkeert, en dan in den vorm die voor zijn bijzonder ge val het meest passend is. Daartoe zijn tal van gegevens noodig, die we slechts door de samenwerking van velen kunnen erlangen. Wat te Rotterdam en elders ge schiedt, verdient overal navolging, en kan zelfs in de kleinste ge meente worden toegepast, ja, in deze nog beter dan in talrijk bevolkte centra van nijverheid en verkeer. Uitgaande van de onbe twistbare stelling, dat de armoede is een maatschappelijk kwaad, dat door samenwerking van maat schappelijke krachten moet bestre den worden, heeft men de ver- eeniging «armenzorg" opgericht, waaruit alle denkbeeld van af scheiding om kerkelijke of poli tieke redenen is verwijderd gehou den, en welke leden de hulpvra- genden niet beschouwen als een massa, in welker behoeften op de zelfde uniforme manier van wor den voorzien, maar als individuen, die een afzonderlijke behandeling vereischen. Op die wijze wordt de arbeid in één middelpunt samengebracht, wat tal van misbruiken voorkomt. Wie persoonlijk niet in de gele genheid is zijn gaven verstandig en met beleid aan te wenden, vindt dadelijk een corporatie, die zich met deze taak wil belasten. Men kan onverbiddelijk aanvragen om ondersteuning afwijzen zonder aan de voorschriften der barmhartig heid te kort te doen, met den ver zoeker naar het bureau der ver- eeniging te zenden. Men kan zijn zorgen beperken tot de ingezetenen der eigen gemeente, en alzoo den stroom breken der vagabondee- rende bezoekers, die de parasie ten zijn van het altaar der lief dadigheid, de gieren die de offer spijs rooven en verslinden. Men kan de zorg voor de materieële belangen zijner arme broeders en medeburgers gepaard doen gaan met het uitoefenen van een wel dadiger invloed op hun zedelijk leven, wel te onderscheiden van het maken van propaganda vóór of tegen leerstellige begrip pen, waaraan andere collegiën van armbestuur zich vaak schuldig maken. De methode, die wij ons ver oorloven het stelsel van armver zorging der toekomst te noemen, is in de toepassing veel moeielij- ker dan de tot dusver meest ge bruikelijke «bedoeling", en biedt ontzaggelijk veel teleurstellingen aan, omdat men daarbij kennis maakt met zeer bedroevende toe standen. Maar physiek kranken sluit men niet in een kamer op en hun reikt men niet een of an der quasie- geneesmiddel uit de verte toezoo is het ook met de maatschappelijke kranken, die we hebben op te wekken tot een ge zond sociaal leven. Men bekijkt hun wonden, men neemt de ziek teverschijnselen welke zich bij hen openbaren met nauwgezetheid waar, en laat zich niet afschrik ken door de aanschouwing van veel droevigs. Langs dien weg al leen is geneezing mogelijk. Er is voor deze taak toewijding noodig van de zijde dergenen die zich met den eigenlijken arbeid belasten, hetgeen wij bij voorkeur hebben te verwachten van per sonen, wier de omstandigheden veel tijd beschikbaar laten, en krachtig medewerking van alle an deren. Zou het niet wenschelijk zijn eens bijeen te komen om te onderzoeken in hoeverre op beide te rekenen valt? 95) „Ha, bet bevreemdt u dat hij iets ia mij zag," zeide zij op een toon vol bitter heid, en tevens kwam hier de natuurlijke zwakheid der vrouw krachtig boven. „Eu toch was ik schoon toen ik jong was, en mijne ij delheid bedroog mij en deed mij ge- looven dat hij mij oprecht lief had. Misschien meende hij dat ook!" „George Day Dokter Day uw ver leider. Ik begrijp het niet. En waarom dat geheim zoo lang verzwegen?" „Mijne meening van hem was vroeger gunstiger. Maar hij wordt al slechter en slechter en gevaarlijk, en daarom waarschuw ik u voor hem, Mr. Aynard. Wat zijne zus ter aangaat mag ik voortgaan?" „Ga voort; zeg wat gij wilt," zeide Ay nard, zijn hoed afnemende, en op hartstoch telijke wijze met zijne hand over zijn voor hoofd strijkende. „Ik wil het ergste hooren wat gij mi; te zeggen hebt, ofschoon ik er niets van gelooven wil. „Zij is eene zwakke vrouw, die meent dat zij u met den tijd zal leeren beminnen; en die denkt, even als ik dacht, dat de liefde misschien na het huwelijk komen zal." „Op zulk eeue wijze wil ik haar niet met u vergeleken zien, als of uw beider toestaud en verzoeking dezelfde waren." „Mijnheer, dat zult gij weldra worden," riep de huishoudster. „Ik ben eene levende getuigenis vau het kwaad dat er uit eene vereeniging zonder wederkeerige liefde voort vloeit, eu daarom heb ik den moed u te waarschuwen voor ik vertrek. Ik kan het niet dulden u zoo bedrogen te zien, daar ik weet hoe zwak gij zijt, en wat al ellende u wacht, met uwen ergdenkeuden aard. Het is niet oprecht van Lady Burlinson gehandeld, als zij het weet en gevoelt dat zij een ander bemint. Zoo ik George Day voor mijn hu welijk met Mr. Judge bemind had, dan zou ik minder schuldig geweest zijn, want ik zou niet de vrouw van een ander geworden zijn." „Zij bemint dan een ander. Wie kan dat zijn Mr. Delancy." „Ha, nu zie ik het duidelijk hoezeer gij u vergist," riep hij verheugd uit. „Een en kele ademtocht kan alles als kaf doen ver dwijnen. Gij vergist u Mrs. Judge. De He mel zij gedankt, gij hebt u bedrogen en ik kan u bewijzen dat uwe beschuldigiugen laag en valsch zijn. Yier of vijf jaren geleden was Mr. Delancy met de zuster van Dokter Day verloofd, en natuurlijk beminde zij hem toen. Gij hebt een praatje van dien aard in de keuken opgevangen en in uw overgroo- teu ijver komt gij mij dat als nieuws ver halen." „Ik wenschte van harte dat bet zoo te ver klaren ware, want uw geluk gaat mij zeer ter harte, en ik ben geene ondankbare vrouw maar zij bemint hem nog, mijnheer." „Neen, neen en nogmaals neen; tot zulk eene misleiding is zij niet in staat!" „Ik heb zelve haar zulks meer dan eens hooren zeggen. Vraag het aan haar zelve of zij het niet aan mijne dochter gezegd heeft, dat zij Delancy meer liefhad dan uof zij nog kort geleden dit ook niet haren broe der gezegd heeft, toen zij hier op deze plaats met hem op- en nederliep, terwijl Delancy ziek te bed lag? of zij niet meer dan eens jaloersch op mijne dochter was? of de gedachte, aan een huwelijk met u haar niet doet terug beven?" Ik bid u, vraag dat aan haar zelve, Mr. Aynard, en zoo zij alles ontkennen mocht wat ik u zeide, welnu, ge loof haar dan, en met de vrouw, die u trouw gediend heeft; geloof dan dat het mijne wraak en niet mijne trouw is." Aynard bracht zijne hand weder aan zijn voorhoofd. Was het een droom rvaarin hij verkeerde en uit welken hij ras ontwaken zou, of naderde hij eene werkelijkheid die op eenmaal al de hoop, die hij in den laatsten tijd gekoesterd had, zou vernietigen Zou hij deze vrouw kunnen gelooven, die met zooveel ernst en nadruk gesproken heeft, en haar wantrouwen, die hem beloofd had zijne vrouw te worden? „Ik zal het haar zelve vragenik zal haar zeggen, wat ik gehoord heb," zeide hij bij zich zeiven. „Gij kuut nu gaan, na mij zoo diep mogelijk gegriefd te hebben." „De tijd zal komen dat gij het niet uit dat oogpunt beschouwen zult, mijnheer," hernam de huishoudster, „maar als het mid del, waardoor ik getracht heb u jaren van ellende te besparen." „Waar gaat gij heen?" „Naar het dorpdaar zal ik misschien een paar dagen blijven. Zoo gij mij nog ver denkt, welnu, breng mij dan in tegenwoor digheid van Lady Burlinson. Dan zal ik uiet schroomen alles te herhalen wat ik u thans gezegd heb." „Neen, dat zou al den schijn hebben, als of ik u reeds geloofd had u, die im mer een valsche rol gespeeld hebt." „Ja, gij hebt gelijk, Mr. Aynard, of schoon gij het recht niet hebt mij zulks te verwijten." „Uwe bestraffing is billijk; ik heb daartoe het recht niet," antwoordde hij. „Ik zal het overdreven ijver van u noemen niets dan uw overdreven ijver die eenige wei nige woorden in drift uitgesproken opge vangen, er een geheel van gemaakt en wat sterk gekleurd heeft." „Ik heb haar hooren zeggen „Ik wil niets meer hooren," viel Aynard haar in de reden. „Ik was een lafaard dat ik naar u geluisterd heb. Ik herhaal het u nogmaals niets te gelooven van alle3 wat gij mij gezegd hebt." Met snellen tred ging hij verder, terwijl Mrs. Judge hem nazag. Toen hij honderd ellen zich verwijderd had, bleef hij stilstaan, als was hij voornemens terug te keeren, ging vervolgens weder verder, doch zijn tred| schoon even snel, was onzeker, als vreesde hij de woning binnen te treden, waar hij ge wacht had dat zooveel geluk hem ver beidde. In het voorportaal gekomen zéide hij zacht „De Hemel zij mij genadig zoo het waar heid zijn mocht, wat ik gehoord heb!" EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Lady Burlinson tracht zich te verdedigen. De eerste vraag van den meester van Thirby Cross was naar Lady Burlinson. „Zij is iu bare kamer mijnheer." „Zeg haar, zoo gij wilt, dat ik haar iu de zijkamer wacht en verlaug haar dadelijk te zien." Hij wilde geen minuut langer dan noodig

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1891 | | pagina 1