KI1UVE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
HET BOOTHUIS.
No. 6.
Woensdag 20 Januari 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT PENSDAG EN ZATERDAG.
Officiëele Publicatiën.
BINNENLAND.
zfN
„r set ten.
rn'er3Goed en onder
Af «IN,
F euillet on.
SMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS!
Per 3 maanden IFranco per post door het geheele Kijk.
afzonderlijke Nummers 3 Gent.
Ingezonden stukken en berichten intezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIE Ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van AMERSFOORT,
Gelet op art. 26 der militiewet,
Doen te welen, dat het register van
inschrijving voor het jaar 1891 en de
alphabetische naamlijst, bevattende de
ingeschrevenen voor de lichting der na
tionale militie over 1892, gedurende acht
dagen, te rekenen van heden, van 's voor
middags 10 lot I uur des namiddags, ter
secretarie voor eenieder ter lezing liggen
binnen welken tijd bij den heer Commis
saris der Koningin bezwaren kunnen wor
den ingebracht door middel van een dooc
de noodige bewijsstukken gestaafd ver
zoekschrift op ongezegeld papier, irite
dienen bij den Burgemeester der woon
plaats.
Amersfoort, den 16. Januari 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De Voorzitter van den gemeentelaad
van Amersfoort,
Gelet op ait. 7 der wet, regelende
bet kiesrecht, gewijzigd bij de addi-
tioneele artikelen der grondwet;
Noodigt ui'
1. de mannelijke inwoners der ge
meente, om, zoo zij in eene andere ge
meente over het laatstverloopen dienstjaar
in de personeele belasting, naar eene
hoogere huurwaarde, dan die welke vol
gens art. 1, hit. a en b, van de wet van
24 April 1843 Staatsblad No. 15) aan
spraak geeft op vei mindering tot een
derde of twee derde gedeelten der be
lasting naar de drie eerste grondslagen,
of in de grondbelasting, in eene andere
gemeente of in meer gemeentel te zaïnen
tot een bedrag van ten minste tien
gulden zijn aangeslagen, daarvan door
overlegging der voor voldaan geteekeride
aanslagbiljetten vóór den i5. Februari
e.k. te doen blijken. Deze aanslagbiljetten
worden na de vaststelling der kiezers
lijsten aan de belanghebbenden terugge
geven.
De man wordt in de grondbelasting
geacht te betalen den aanslag zijner
vrouw, de vader dien zijner minderjarige
kinderen, wegens de goederen, waarvan
hij het vruchtgebruik heeft.
Aanslagen in de grondbelasting wegens
onverdeelde onroerende goederen gelden
ook voor den mede-eigenaar, wiens naarn
niet bij den aanslag in het kohier is ver
meld, mits zijn aandeel in dien aanslag
ten minste tien gulden bedraagt.
2. de mannelijke inwoners der ge
meente, die op grond van het bepaalde
bij art. 1 sub c, luidende: «hetzij, hoof-
«den van gezinnen of alleen wonende
«personen zijnde, van den inwonende»
«eigenaar of eersten huutder van een
«woonhuis of afgezonderd gedeelte van
«een woonhuis, waarvan de huurwaarde
«voor de personeele belasting ten minste
«op het dubbele gesteld is van het laagste
«in de gemeente voor den vollen aanslag
«vereischte bedrag, gedurende negen
«maanden voorafgaande aan den 15. Fe-
«bruari dezes jaars, een gedeelte in
«huur hebben gehad en bewoond, waar
svoor geen afzonderlijke aanslag in de
«personeele belasting geschiedt, maar
«waarvan de jaarlijksche huurwaarde,
«opgestolfeerd, in verhouding tot de be-
«lastbare huurwaarde van het woonhuis
«of afgezonderd gedeelte van het woon-
«huis geschal, hel sub a bedoelde bedrag
«van den vollen aanslag bereikt;" of
«krachtens aanslagen in de grondbelasting
«wegens onverdeelde onroerende goe
deren," aanspraak meenen te kunnen
maken om geplaatst te worden op de
kiezerslijsten, daarvan vóór 15 Februari
e.k. aangifte te doen.
De modellen dezer aangiften
A en B zijn kosteloos ter Secre
tarie der gemeente verkrijgbaar.
De bewijsstukken, bij zoodanige aan
gifte overgelegd, waartoe, in geval van
aanslagen in de grondelasting wegens
onverdeelde onroerende goederen, moeten
belmoren het aanslagbiljet of authentiek
afschrift daarvan eene opgaaf van het
bedrag van het aandeel in den aanslag
en de bescheiden betrekkelijk het ge
meenschappelijk bezit worden na de
vaststelling der kiezerslijsten aan belang
hebbenden teruggeven.
Amersfoort, den 18. Januari 1892.
De Voorzitter van den gemeenteraad
voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De minister van oorlog heeft om
trent het veileenen van hulp voor den
postdienst enz. bij buitengewone gele
genheden door militairen als vaste regel
voor den vervolge bepaald, dat aan ver
zoekers om hulpverleening als liierbe-
doeld, door de plaatselijke- of garnizoens
commandanten zoo noodig na overleg
met de commandeerende officieren der
betrokken korpsen zonder nadere
machtiging van den minister van oorlog,
kan worden gevolg gegeven, wanneer
bierdoor geen bezwaar ten aanzien van
den dienst bij de korpsen ontstaat en de
van wege de posterij toe te kennen be
looningen naar denzelfden maatstaf als
tot nu toe aan genoemde commandanten
of commandeerende officieren, ten be
hoeve van de militairen die de hulp ver
leenden, verstrekt worden.
Ook bestaat er bij den minister geen
bedenking tegen dat zooals dezer da
gen ook reeds geschied is de ge
noemde militaire autoriteiten, wanneer
de dienst van de posterij zulks wegens
ziekte en daardoor ontstane afwezigheid
van personeel, dringend vordert, zonder
zijne machtiging lijdelijk hulp te doen
verleenen, mits de militaire dienst het
toelaat en de bovenbedoelde belooningen
toegezegd worden. In dergelijke omstan
digheden wacht de minister echter eene
mededeeling van het- verleenen der ge
vraagde hulp.
Het spreekt van zelf, dat voor het ver
richten van de bedoelde diensten bij de
posterij alleen militairen aangewezen
mogen worden, die zich daartoe bereid
verklaren en van wie met grond verwacht
kan worden, dat ze voldoen aan de
eischen, welke men hun stelt.
In de Bode, orgaan van den bond van
Nederlandsche onderwijzers, van 15 Jan.
j.l. komt onder het opschrift «Eene op
roeping voor onderwijzers te Heilo" het
navolgende adres voor, gericht aan alle
onderwijzers in Nederland.
Collega's 1 Het is U gewis allen be
kend, hoe in Heilo de heer A. Smit, die
12'/2 jaar zijne gemeente ijverig en trouw
gediend had, ontslagen is, omdat hij niet
in 't bezit der akte als hoofdonderwijzer
was.
Wel waren er aan de school personen
4
v
«P>
verbonden met veel korter diensttijd dan andersdenkenden, dat de trouwste kerk-
Smit, doch geen van allen had een sala- bezoekers het eerst aangetast worden ;- y
ris van /"700 en Smit moest dus ontsla- het grootste getal nieuwe gevallen z j
gen worden. na Zon- of feestdag vertoonen, meen I
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland eenige opmerkingen te moeten mal'
vonden geen redenen, 't ontslag te vernie- ten opzichte van de ventilatie om
tigen. Van H. M. de Koningin-Regentes kerken.
is tot nog toe geen antwoord opeen ver- 1"^!"'- i op Zon- —6 "e
zoek tot vernietiging ontvangen. v>. ter HEM volgen, „e-
Inmiddels riep 't Gemeentebestuur n.A- ':o; ia. soms in het
Heilo sollicitanten met hoofdakte op ,?"ar z'j -p koude
de betrekking van onderwijzer aldaa 1 jjt, 'Jlli zlJn zeer SL
een salaris van zes honderd gulden. Sier. voor een schuu, -^rza-
één sollicitant meldde zich aan. Een rr"|
I lande ts« ,van plan mocht zijn
burgers gaan, neem mijn raad
-
Ge weet, wat solidariteit is en w, i"
lukkig verschijnsel, doch ook die ééne soi
licilant was nog te veel.
Naar wij vernemen zal een hernieuwd
oproeping plaats hebben. Welnu, onde
wijzers in Nederland, toont, dat Gij bese
wat het wil zeggen, collega's te zijn too-
dat
solidariteit van ons eischt en
Weigert als één man naar zulk een
gemeente te solliciteeren I - -
Wij weten het: er zijn onderwiiz^
met hoofdakte onder U, die minder
zes honderd gulden verdienen en voor
wie zelf deze betrekking een aanmerke
lijke verbetering zou zijn. Doch ook U
vragen wij: in naam van het beleedigd
gevoel voor wat recht en billijk is, in
naam van Uw gevoel van eigenwaarde,
dat er zich tegen moet verzetten, om als
koopwaar beschouwd te worden, Sollici
teert niet!!
't Is thans de eerste maal, dat de on
derwijzers kunnen toonen, wat zij voor
elkanders leed gevoelen. Welnu, laat die
eerste maal, onze verwachting niet be
schamen I
Slechts één wachtwoord gelde thans,
ook voor de minimum-lijders:
Solliciteert niet naar Heilo!
HET HOOFDBESTUUR.
Er bestaat zeer veel kans, dat ook deze solli
citant zijn sollicitatie zal intrekken!
Voorbehoedmiddelen tegen influenza.
Onder de vele waarschuwingen die her
haaldelijk worden gehoord in de pers is
de volgende van een katholiek geneesheer
dr. Y. in de Tijd o. i. van groot belang.
Hij schrijft:
«Naar aanleiding van mijn waarne
mingen zoowel bij de vorige influenza-
epidemie als bij de thans heerschende,
waaruit blijkt: dat zij in verhouding veel
meer voorkomt bij Katholieken dan bij
W1 prijzen.
^th zeker «IZ6Ü
'ondijk, wee
ven voork'
eveler>ng 18
- Kanlede O''
b Ni zoo p
eis te den
doo.
indut
word
tijd i
aantal'li
eranrle: jar
kerkb J
korr.
verbieo
kV,,..
PWÏ
Uil
r
en
voo; ster
k aterlóu mm
ri. compagn.
dig
Wo
lij teer arde. Latt
dkellj T.
iffmac.it I
V andspolitL.
vftn "su^yerkTG-
neem\cL'n barz
«en <?e V,D „o,,' Vf
waarnem *nl|ltar/;v
ment gl. M
weten ü.'i,,^ zal -
voor dat re
b'pp ,'p.y
,n zeer
fyjon geve?ant&e.
°6ï doel mal
Act ook,
115) „Het verheugt mij dit antwoord van u te
vernemen," zeide Mrs. Judge, „want het is
dan ook iuderdaad lafhartig te trachteu aau
het leven te ontkomen, dat ons met wijsheid
geschonken is. Zoo lang er leven is, is er
hoop op uitredding uit alle rampen."
Hij schudde het hoofd als protesteerde hij
tegen de boetpredikatie zijner huishoudster,
ging toen door den gang, den grooteu trap
af naar de vestibule. Een oogenblik later
sloeg de deur achter hem toe, waardoor
Anna Judge uit haren genisten slaap gewekt
werd.
Tante en uicht praatten nog lang over het
vertrek van den eigenaar van Thirby, zagen
meer dan eens bezorgd naar buiten, vooral
in de richting waar het Boothuis stond maar
ofschoon het licht daar weder brandde als
weleer, wanneer Hughs geest zwaarmoedig
gestemd was, toch zagen zij bet niet, teuge-
volge van het mistige weder en de hevige
regenbuien.
„Gij zijt immers niet beangst om hier
alleen te slapen?" vraagde Taute Judge.
„Neen, tante."
„Gij kunt anders een gedeelte van mijne
kamer innemen. Mij dunkt dat is beter."
„O, neen, tante, deze kamer is mij zoo
dierbaar, en ik ben nooit beangst geweest
in weerwil van al de vreemde dingen die
men mij verhaald heeft, dat hier hebben plaats
gehad. Is er hier wel iets vreemder gebeurd,
dan de lotgevallen die mijn niets beduidend
leven hebben gekeumerkt?"
„Dat is eene taal zoo als Hugh Aynard
spreekt, Anna; dat is gekkenpraat."
„Ja, dat is ook zoo," erkende; Anna; „en
het zal niet meer gebeuren. Goeden nacht."
De huishoudster ging naar hare kamer,
maar zij scheen geen geneigdheid tot slapen
te hebben. Er was veel dut haar wakker
hield, en baar van haren gewonen regel deed
afwijken, zoodat zij begon te denken over al
wat er dien dag had plaats gehad, en vooral
over de reden waarom Mr. Aynard haar zoo
geheel zijn vertrouwen had geschonken.
„Hij moest altijd iemand hebben op wien
hij vertrouwen kon," dacht zij, „en wat weet
hij van mij, dat hij mij zelfs den sleutel van
zijne brandkast en van de perskamer geeft?
Onderstellende dat wat is dat?"
Tante Judge had een scherp gehoor, en
het minste gerucht ontging haar niet, hoe
veel te meer nu zij eene nieuwe verantwoor
delijkheid op zich had genomen, en de twee
sleutels aan haar waren toevertrouwd.
Zij zat stil en luisterdezij opende de
deur eu luisterde iu deu gang; zij deed
eenige schreden in de duisternis voort en
luisterde alweder, en zoo stil als de dood
stond die vrouw daar alleen op wacht.
Zij had een vreemd geraas gehoord in huis
dat was zeker het was het krassend ge
raas eener ijzeren brandkast; en zij trad we
der hare kamer binnen, opende eene lade,
en nam er het pistool uit, dat reeds eenmaal
op zekeren nacht de verwondering van Ed
mund Delancy had verwekt.
Zij spoedde zich naar den gang, zonder
het licht zij hield zich overtuigd dat zij
veiliger was in de duisternis tegenover een
vreemdeling, die inet het huis niet bekend
was eu langzaam naderde zij de pers
kamer. Voor zij die had bereikt, sloop er
eene gedaante uit de openstaande deur; zij
zag haar omtrek, hoorde hare ademhaling, en
met eene schrikverwekkende duisternis riep
zij zonder de minste siddering
„Geen stap voorwaarts, of ik schiet! Wie
zijt gij, Spreek!"
„Er volgde eene langdurige stilte, eu zij
zag hoe de gedaante bukte, als vreesde zij
dat bet pistool mocht worden losgebrand, en
daarop volgde een plotselingen sproag naar
den nauweD trap, die naar de vestibule leid
de. Tante Judge volgde uiet, maar liep door
den gang naar het groote portaal aan dea
grooten wenteltrap, ging eenige schreden af,
en wachtte, opmerkzaamheid toeziende.
Het was daar eene weinig lichter, en zij
kou de marmeren steenen duidelijk onder
scheiden.
„Hij moet, hierheen komen," dacht zij, en
toen riep zij, een oogeublik, later „Sta!" en
op hetzelfde oogenblik vloog een man de
trappeo op, hetzij om haar schrik aan teja-
fcen, of haar te overweldigen, voor dat de
overige bewoners van het huis werden ge
wekt, doch een pistoolschot belette hem we
der voort te gaan.
NEGEN FN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.
Eene poging tot vergoeding
De man op wien Tante Judge geschoten
had liet eeu gil hooren, greep met de eene
hand naar zijn arm, waggelde en viel a!s
eeu blok naar beueden op den marmeren
vloer, waar hij eenige oogenblikken bewus
teloos bleef liggen.
Tante Judge, als eene vrouw die voor
niets terugdeinst, volgde hem deftig en met
afgemeten tred af, boog zich over hem heen
en haalde uit zijn borstzak een papier dat
er een eindweegs uitstak, en waarnaar hij
onder het vallen werktuigelijk zijne hand
had uitgestrekt.
Voor de gewonde van zijne bedwelming
bekomen was, was het dieustpersoneel gil
lende uit zijne slaapplaats te voorschijn ge-
cif.rik ha-
-v hij daar v. V.
^rtging en 1JfUïöès j
■a L ::ut h'i oc.
Ein V\ j
e vestibule?"
nitfd,
is er?^
„OL
„een r"
„Wa,
„De rat z'tKVe, mijn kind. Zorg dat de
dienstbodeu uiet beneden komenik heu
hare hulp niet noodig; ga zelve ook naar
bed. Die arme ongelukkige kan mij geen
kwaad doen."
Maar Anna Judge dacht er anders over
dan hare tante, en haren last met betrek-
kiug tot de dienstboden volbracht hebbende,
naderde zij het tooneel met een licht in de
hand. Zij zag den man tegen het eikenhou
ten beschot zitten, terwijl Tante Mary zijn
gewonden arm met haar eigen zakdoek en
den zijnen verbond.
„Ik zal doodbloeden," zeide de man,
„en
„Wat zou er dat op aankomen?" ant
woordde Tante Judge.
Anna staarde den man, die inbraak had
durven wagen, strak in het gelaat en her
kende in hem den baardeloozen Dokter Day.
„Tante, is hij het?" stamelde Anna.
„Ja, het is George Seymour, of George
Day," zeide Mary Judge. „Zoo ik slechts
geweten had dat hij zijn naam in Day
auderd had, toen hij het eerst te Ilphara kwam
wat zoude er veel niet geschied zijn, da
urge
chts -
v..r