MIHUWI
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
IE BLUE 1100LSPEELSTER.
No. 15.
Zaterdag 20 Februari 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
verschijnt woensdag en zaterdag.
Bericht aan onze Ahonné's.
HET VAARWEL
DE TERUGKOMST
Achttien Gulden kost.
■■I 30 cent. HB3Ü
Ook een volksbelang.
Fe ui 11 et on.
JMEBSFOORTSCHE COVBAN
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 meenden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
EN
is een nieuw stel prachtvolle platen dat
Wij bieden onze abonné's hiervan een
keurige artistique uitgevoerde reproductie
aan, vervaardigd op een onzer eerste
ateliers in
Photo-Iitograpliie,
die sprekend de origineele platen gelijken,
voor den ongehoord geringen prijs van
slechts
Men zal zich moeielijk een fraaier stel
platen kunnen denken, waarvan tevens
het onderwerp zóó lief, zóó boeiend be
handeld is.
Tegen overlegging van achterstaande
BON aan ons bureau verkrijgbaar, af
gehaald 30 «ut. naar buiten
franco thuis 33 cent.
De heer A. J. Van Gemert,
Leei aar aan de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen
te Leiden, heeft een speciale studie
gemaakt van het onderwijs in
handenarbeid op de Kweekscholen
voor onderwijzers en op de lagere
scholen voor jongens in Frankrijk,
en het resultaat van zijn onder
zoekingen nedergelegd zoowel in
een rapport, in Augustus van het
vorig jaar uitgebracht aan den
Inspecteur van het Lager Onder
wijs in de tweede Inspectie, den
heer J. C. Fabius, als in een dezer
dagen bij den uitgever S. C. Van
Doeshurgh te Leiden verschenen
brochure, voor 90 cent verkrijg
baar gesteld.
In onze dagen wordt de quaestie van
den handenarbeid in delagereschool
niet meer behandeld als een voorbij
gaande waan: de overtuiging wint
veld, dat er aan ons lager onderwijs
nog wat ontbreekt, zoolang de
jongelui hun voorstellingen hoofd
zakelijk verkrijgen door hooren en
zien alleen, en er niet meer partij
wordt getrokken van het doen,
de handeling. Gelijk het gesproken
woord in levendigheid en leven
wekkend vermogen de in zicht
bare teekens uitgedrukte gedachte
in de schaduw plaafs, wordt dit
op zijn beurt overvleugeld door
de daad, waarbij alle krachten,
over welke de mensch kan be
schikken, in werking worden ge
steld.
We zullen, als een inleiding
tot de aankondiging dezer bro
chure, die we wenschen dat allen
ter hand nemen die door den
aard hunner betrekking of door
persoonlijke belangstelling op de
hoogte van het onderwerp willen
geraken, niet het betoog gaan
leveren, dat ontwikkeling van de
vaardigheid van oog en hand een
vereischte is voor ieder, die in
den edelen strijd om het bestaan
een geheel mensch wenscht te
zijn en de beschikking moet er
langen over al zijn lichamelijke
en geestelijke vermogens. Wie
zich nog, na allen wat over de
zaak gesproken is, verbeeldt dat
het onderwijs in handenarbeid
voor jongens niets anders beoogt
dan het aanleeren van knutsela
rijtjes, waarmede men heel aar
dig den tijd kan doorbrengen en
die aangewend kunnen worden
om de jongens van de straat te
houden, of wel, dat men daar
mee voor heeft een voorbereidend
onderwijs te geven in zeker aan
tal ambachten, die door het groot
ste deel der jongelieden nader
hand toch niet beoefend zullen
worden, wie zich op dat stand
punt blijft plaatsen, dien zullen
wij niet tot inkeer trachten te
brengen. Hij ga slechts zien, en
oordeele daarna.
Evenmin behoeven we te her
inneren wat in de laatste vijf-en
twintig jaren op dit gebied tot
stand is gebracht in Denemarken
en in Zweden, en te spreken over
het Seminarium van Naas, waar
reeds een groot aantal onzer land-
genooten een of meer cursussen
hebben bijgewoond 0111 zich te
bekwamen ten einde onderricht
te kunnen geven in Slöjd. Wat
deze tak van opvoeding betreft,
voor zooverre hij op Nederland-
schen bodem is overgebracht,
daarbij moet opgemerkt worden
dat hij hier evenals in de Noorsche
landen geheel op zichzelf staat,
buiten eenig verband met de ge
wone leervakken der lagere school
een zeker aantal jongelieden komen
in de avonduren hijeen en worden
dan, bij kleine groepen en meestal
hoofdelijk, onderwezen in de be
handeling van gereedschappen en
de vervaardiging van allerlei voor
werpen, naar een stelselmatig,
methodisch plan, uit verschillende
grondstoffen. Zoo opgevat is de
zaak van veelzijdig nut, en kan
men er overal waar maar geschikte
leeraars en ijverige leerlingen be
nevens de noodige hulpmiddelen
zijn samen te brengen, iets aan
doen.
Iets anders is het in Frankrijk
daar maakt, overal waar het ge
lukt is deze hervorming haar he-
slag te doen krijgen, »le travail
manuel" onderdeel uit van het
schoolonderwijs, en het staat in
nauwe betrekking tot de overige
leervakken. Het doel nu dat de
heer Van Gemert zich met de uit
gave van zijn geschrift heeft voor
gesteld, en waarin hij, naar het
ons voorkomt volkomen is ge
slaagd, is te doen uitkomen dat
de Fransche methode op zuivere
paedagogische gronden rust om
dit duidelijk te maken deelt hij
•den geheelen gang van zaken
mede in de scholen, door hem
bezocht, waar hij het onderwerp
bijwoonde, kennis nam van de
resultaten, het leerplan nauwlet
tend bestudeerd en van de auto
riteiten natuurlijk alle inlichtin
gen verkreeg, die hij wenschte.
Het spreekt wel van zelf dat
ons blad de plaats niet is om
over een en ander in nadere bij
zonderheden te treden. Wel ach
ten wij ons volkomen gerechtigd
en zelf verplicht, op de zaak
zelve de aandacht te vestigen, nu
de Regeering blijken heeft gege
ven, haar de noodige belangstel
ling te willen wijden. Immers, bij
ministerieël Besluit van 21 Mei
1891 is Handenarbeid onder de
leervakken van de Rijkskweek
scholen voor Onderwijzers opge
nomen, dus nog door de vorige
Regeering --
en de tegenwoordige
Minister is gezind in deze rich
ting het initiatief van zijn ambts
voorganger tot zijn recht te doen
komen. Maar daarom is het ook
van het uiterste gewicht, de eerste
stappen goed te doen, omdat er
zooveel van afhangt voor de toe
komst. Waarschijnlijk zal dit paard
niet loopende beslagen worden
we stellen ons voor, dat na ver
loop van eenigen tijd een zeker
aantal onderwijzers, van de kweek
scholen afkomstig, het nieuwe
leervak zullen brengen daar, waar
de gemeentelijke autoriteiten het
wenschelijk achten en raad weten
om de kosten voor de inrichting
te bestrijden voorts, dat ook van
particuliere zijde wel wat gedaan
zal worden om den nieuwe koers
te volgen. Welnu, als dan is uit
gemaakt, en na het lezen van
de beschouwingen van den heer
Van Gemert achten wij het aan
geen twijfel onderhevig, dat het
onderwerp in handarbeid een
krachtigen steun geeft aan dat in
rekenen, teekenen en aanschouwe
lijke meetkunde, vakken die voor
de meeste jongens een behoefte,
voor allen een voortreffelijk ont
wikkelingsmiddel zijn, zou men
dan niet verstandig doen met den
daartoe te bewandelen weg nauw
keurig te bekijken?
De heer Van Gemert herinnert
nog in zijn brochure, dat reeds in
1845 in Frankrijk pogingen zijn
aangewend om aan de scholen
werkplaatsen te verbinden, wat
evenwel mislukt is door gemis van
geschikte onderwijzers. In 1870
alzoo te midden van de beroerin
gen van sl'année terrible," heeft
een mijnheer Laubier, een man
met een goed hoofd en bruikbare
handen, den arbeid aan een open
bare school ingevoerdhet ge
meenteraadslid Salicis ondersteun
de die poging krachtig, en sedert
dien tijd werd de bedoelde school
het middenpunt vanwaar een be
weging uitging, die weldra geheel
Frankrijk zal hebben gewonnen.
De heer Salicis heeft ook de Noor
sche inrichtingen bezocht, om met
de daar gevolgde methode bekend
te worden. Na zijn terugkeer is
hij benoemd tot ^Inspecteur géné-
EEN VERHAAL UIT DE VORIGE EEUW
DOOR
W. PASSAEUR.
4 „Wie zou het mij leeren, dan de vogels,
mijne lieve vogels, Fidelhans, den vogels heb
ik het afgeluisterd," antwoordde Kachel vroo-
lijk.
„Zoo, den vogeltjes? aux oiseaux? den
vogels?" zeide Fidelhans en zag haar strak
en zwijgen in 't gezicht en zijne donkere
oogen bliksemden ouder de borstelige wenk
brauwen zelfs wie 't gezien had, zou niet
geweten hebben, of 't uit liefde was of uit
haat. „En de vogeltjes hebt gij wel lief,
mon ange vraagde hij, haar strak aan
ziende, als wilde hij in haar ziel kijken. Zij
hief de hand tegen hem op en schoof zich
van hem af.
„Waarom staart gij mij zoo wreed aan,
Fidelhans, met uwe zwarte oogen?''
„Hij verschrikte, alsof hij kwaad gedaan
had.
„Comment? Hoe wilt ge weten dal ik u
aanstaar, daar gij blind zijt," zeide hij.
„Dewijl ik zie met mijne ziel en met
mijne ooren," lachte zij. „Gij hebt u tot mij
gekeerd en niet weêr afgewend, ook uwe
borst niet, dus zit gij tegenover mij en staart
mij aan, want de oogen bebt gij opeu Ook
dat hoor ik, wat het klinkt anders, als ie
mand met open oogen spreekt, dan als hij
ze gesloten heeft hoe? Gij hebt ook eenen
nieuwen riem aan uwe vioolzak. want de
koperen kettingjes en ringen klinken nieuw
ziet gij hoe ik alles weet!" lachte zij.
„Vous etes een verstandig kind I nn bon
enfant 1" zeide Fidelhans. „Et pourquoi hebt
ge de vogels zoo lief?"
„Dewijl zij mij liefhebben, en met mij
zijn, waar ik ga en sta," hervatte Kachel.
„Wie kan zoo vliegen als zij, wie zijn zoo
knap en zoo goed voor elkander als zij zoo
trouw voor moeder en jongen en vaderland
Dewijl zij de beste muzikanten zijn op de we
reld en allerlei gedichten maken, beter dan
de menschen 0, de menschen moesten
bij de vogelen ter scbole gaan, dan konden
zij veel leeren."
„Wat spreekt ge toch over alles, comme
un savant I" riep Fidelhans erustig. „Mais,
wie zulk een fijn gehoor heeft, moest ook
muziek leeren maken comment?"
„O ja, dat zou ik wel willen, dat zou ik
gaarne willen, als maar iemand mij wilde
onderrichten I" riep Kachel levendig. „Maar,"
voegde zij er treurig bij, „ik beu immers
blind en kan geene noten zien en ik heb
geen instrument."
„N'importeDat kan niet schelm," her
nam Fidelhans snel, zijn ouden vilten hoed
afleggende en zich de lange, grijze haren uit
het gezicht strijkende. Daarop nam hij zijn
viool uit het foudraal en terwijl hij toeval
lig met den mouw over de snaren streek en
deze klonken, kreeg Kachel een hoogen blos
en haastig strekte zij beide handen Daar hem-
uit.
„O geef, geef mij de viool, Fidelhans!
Lieve Fidelhans! beduid mij, hoe ik spelen
moet I"
„Tcnez, ma petite, tenez done! Ik zal
u alles beduiden peu a peu zoo neem
ze h er iu de eene haud iu de linker
hand dat is de hals zóó en hier ou
der de kiu dit is de kam en dit zijn
de snaren cordes 7.00, en in de rech
terhand dit dat is de strijkstok zoo
strijk met den strijkstok ovor de snaren
zoo
En nu begon een onderricht even eigen-
naardig voor ooderwijzer en leerlingen, als
verrassend in den uitslag. De zwarte oogen
van den kleinen, ouden Franschman, die
sedert ongeveer een jaar in de dorpen van
den omstreek rondzwierf en bij feesten in
herbergen en in de open lucht met zijne
viool nergens mocht ontbreken, fonkelden
daarbij van opgewondenheid. Z'jn mager,
rimpelig gezicht kwam in stuiplrekkende be
weging, zijo oogen schoten vlammen. Hij
steunde Kachel's arm, hare hand met pot
sierlijke en- toch weer graeieuse beweging,
hij sprong op en huppeld om baar heen en
zat weêr nevens haar en brak weer een poos
zijn gesnap af, om nu eens somber, dan
weer teeder in haar schoon gelaat te zien
Kachel was met lijf en ziel bij het onderwijs.
Dat rvas het. dat ontbrak haar! Zij was er
zich niet van bewust, maar hare ziel flikkerde
op, Het gemis van het gezicht liet eene
leegte in hare gewaarwordingen, een ledig
blad in de opvatting van het zijn, en hare
ziel drong haar gebiedend tot eene aanvul
ling vau het ontbrekende. Haar fijn gehoor
had den weg gebaand en sedert lang gewe
zen naar de sfeer, waarin plaats was voor
deze voldoening van haar innerlijken drang
naar uiting en zelfstandige beweging, naar
vrij wedergeven van datgene, wat haar be
woog. Al de vermogens van haren geest,
hare door geen indrukken van buiten ver
strooide belangstelling conceutreerden zich op
het aanleeren van eene kunst, die onbewust
voor haar eene onafwijsbare noodzakelijkheid
was. Deze kunst was licht in hare duister
nis, leven iu hare zinnelijke onmacht, daad
in hare zwakheid. In deze kunst ging se
dert dit eerste uur van onderwijs haar den
keu en gevoelen op, eenig, onverdeeld. Aan
alle klanken, alle tonen, die tot hiertoe van
buiten vervroolijkend in de donkerheid van
haar aanzijn waren gevallen en daar weer
klank hadden gevonden, waaraan zij in kin
derlijk spel hier cn daar eene uitdrukking
had trachten te geven, was een middel ge
reikt, om zich zelfstandig, onbeperkt en vrij
uit aan baar te openbaar.
Het eene uur na het andere verliep. De
oude vioolspeler werd niet moede te onder
wijzen en Rachel niet moede te leeren. De
zon begon reeds diep te zinken.
Het rollen van de wagens in het dorp,
het roepen en het gedruiseh opliet nabij ge
legen erf herinnerde eerst den leerlingen en
vervolgens den meester, dat het tijd was om
op te houden. Fidelhans schoof de viool in
zijne oude ledereu ta eb, hing ze over dou
kaal gedragen kiel en nam hoed en stok.
„Let op alles, eher enfant, wat ik u ge
zegd heb. Reperteer alles in gedachten, tot
dat ik terug kom," zeide hij, Kachel bij de
hand vattende
„E11 wanneer komt gij terug, Fidelhans?"
vraagde zij. „O, blijf niet te lang weg, niet
te laüg!"
Hij zag haar een oogenblik stom aan en
eeue uitdrukking van innige goedheid én aan
doening vloog plotseling als een zeldzame,
ongewone gast over zijn scherphoekig gelaat.
(Wordt vervolgd.)