NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. DE BLINDE VIOOLSPEELSTER. Nd. 21 Zaterdag 12 Maart 1892. Een-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. ZOUT. BINNENLAND. F e uille t on. AMERSFOORTSCHE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 Ui aandoe 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. »Een aantal redenen pleiten er vóór, die we thans echter onbe sproken moeten laten." Zoo schre ven we verleden week na het stellen van de vraag, of gcheele opheffing van den accijns op het zout, dien de Minister van Finan ciën van 9 op 4 gulden per 100 kilogram wil terugbrengen, niet mogelijk zou zijn? We zullen thans de voornaamste dier redenen uiteenzetten. De Minister verwacht, dat de voorgestelde maatregel de smok kelarij op de grenzen geheel zal doen verdwijnen. Wij niet. Als de winsten van eenig bedrijf af nemen, vinden zij die het uitoefe nen dat wel erg onaangenaam, maar het is voor hen niet altijd een reden om het te staken. Men zal eenvoudig zich wat meer moeite moeten getroosten om tot hetzelfde geldelijke resultaat te komen, dat is alles. De zoutsmokkelaars op onze zuidergrenzen zijn een wonderlijk slag van volk, van geslacht tot geslacht opgegroeid in het geloof, dat de bijzondere ligging hunner woonplaats hun zeker recht geeft op het buitenkansje, hetwelk de handel in zout verschaft. Dat de ambtenaren er anders over den ken. achten zij een verkeerd be grip. Van het onzedelijke van hun bedrijf hebben zij geen flauw ver moeden. Wat de gevangenisstraf aangaat, die zij oploopen wanneer de douane-beambten hen snappen, daar geven zij hoegenaamd niets om; niemand rekent hun die tot oneer, en zij gaan heel gemoede lijk naar de plaats der hechtenis, waar zij kost en huisvesting voor niemendal krijgen. Dat bij zulke menschen de overgang tot ern stiger misdrijven niet groot is, vereischt geen betoog, en men behoeft ook maar eenigszins ge regeld de nieuwsbladen te lezen om te weten, dat daarginds heel wat dingen gebeuren die de recht banken bezigheid bezorgen. Zoolang de zoutsmokkelarij een algemeen bestaansmiddel hier is, werd ons eens verzekerd door iemand die de grensbewoners nauwkeurig kent, zullen alle po gingen. om hen tot een hooger zedelijkheidspeil op te voeren, ver- geefsch zijn. Nu loopt hun studie over niets anders, dan de manier om de »kemiezen" te verschalken. Dagen achtereen moeten de amb tenaren op hun loer liggen, in de felste koude, zonder zelfs een pijp te kunnen rooken waaruit een opstijgend wolkje hun aanwezig heid zou verradenhet is onge- loofelijk, wat scherpe blik, wat fijne reuk een geroutineerd smok kelaar heeft: 'tschijnt wel alsof hij bij de Roodhuiden in de leer is geweest. Wordt hij achtervolgd, dan smijt hij den zak heer en slaat op de vlucht voor hij her kend wordt. Daar staat dan de ambtenaar, met het vrachtje aan zijn voeten, dat hij toch zelf niet op den rug nemen en naar het kantoor dragen kan. Over een poos komt gelukkig een manneke aanslenteren, dat vraagt of er wat te verdienen valt. Een overeen komst wordt gesloten en de heden niet zeer gelukkige smok kelaar weet er ten minste op die wijze nog zooveel uit te halen, dat hij geen schade lijdt. Wij houden ons overtuigd dat, zoolang er accijns dus prijs verschil tusschen het zout in België en in Nederland zal zijn, die transporten zullen plaats heb ben, en dat de smokkelaars nog altijd klandisie zullen vinden bij kooplieden, boeren, vleeschhou- wers enz. in de omliggende ge meenten. Het toezicht op de gren zen zal niet verminderd kunnen worden, en de uilgaven daarvoor, vermeerderd met hetgeen deze brave commensalen in de gevan genis jaarlijks kosten, zullen een belangrijk deel van de opbrengst van deze accijns blijven verslin den. Voeg daar nu nog bij dat, om aan een billijk bezwaar van den landbouw te geinoet te komen, restitutie zal worden verleend voor het zout, gebruikt bij de be reiding van boter en kaas voor den uitvoer. Natuurlijk zijn aan het toekennen daarvan, het be palen van het bedrag, formalitei ten verbonden, waarvoor weer fiscale ambtenaren tijd moeten beschikbaar hebben. Die tijd kost alweer geld. Bovendien is het zaak alles te vermijden, wat op den handel Delemmerend kan werken. Wordt de accijns afgeschaft, dan kunnen ook de dépots van zoogenaamd landbouwzout, d. i. zout dat men door vermenging met andere stoffen onbruikbaar voor andere doeleinden heeft ge maakt, worden opgeheven. Die vermenging is dan ook niet meer noodig. Het zout wordt dan voor taan, zuiver en wel, aangewend voor allerlei dingen waarvoor het thans veel te weinig wordt ge bezigd: in hooischelven om broeiing tegen te gaan, in het vee voeder als voorbehoedmiddel tegen ziekten. Het is inderdaad een groot en gewichtig volksbelang, het zout, onontbeerlijk voedingsartikel voor mensch en dier, zoo goedkoop mogelijk te doen zijn: het nut van een ruim gebruik kan niet genoeg in het licht worden ge steld. Als belasting is de zout-accijns in de hoogste mate onbillijken al wordt nu, door een aanzienlijke verlaging, dit groote bezwaar tot geringere verhoudingen terugge bracht, het blijft toch bestaan. Indien het een goede regel is, dat van onvermogenden geen belas ting moet worden geheven, omdat Je voornaamste factor, draag kracht ontbreekt, dan moet men ook consequent zijn en de cen ten ontzien, zij liet ook de enkele cent, die hij bij den inkoop van een kleine hoeveelheid zout moet betalen, en waarvan, gelijk wij hierboven trachten aan te toonen, slechts een gedeelte de schatkist werkelijk ten goede komt. Het ergste is, dat die belasting toe neemt, naarmate het huisgezin grooter wordt, en we hier dus te doen hebben met een progressie in de verkeerde richting. Wij staan gelukkig niet alleen in de meening dat het goed zou zijn, indien de zout-accijns geheel werd afgeschaft, en ongetwijfeld zal die wensch ook worden uit gesproken in de afdeelingen dei- Tweede Kamer. Het is te hopen dat de Minister, van wiens finan- cieële plannen we den gunstigsten indruk hebben verkregen, zich dan nog eens aan het cijferen zal zetten, om tot de conclusie te komen: Nu ja, die 4 centen per kilogram zout zijn den omslag niet waard, die de verstandhou ding van dit belastingsmiddel noodig zal maken. Naar de Tijd uit zeer vertrouwbare bron verneemt, zullen binnenkort belan grijke promoties bij bet wapen der in fanterie plaats hebben. Behalve de (reeds gemelde) promotie tot kolonel van den luit.-kol. Bloem staat in het vooruitzicht: de kolonel-cornm. van het 7e regiment, thans te Amsterdam, wordt genoemd als commandant <1er 2e divisie infanterie, de kolonel Michaëlis als commandant der Nieuwe Hollundsche Waterlinie, voorts de bevordering tol kolonel van de luit.-kolo nels Tuernhout, Benschot, Luts en Ver- spijck al deze benoemingen, natuur lijk, ten gevolge van een aantal pension- neeringen. De typhus breidt zich de laatste dagen op Urk niet erg uit en treedt in minder kwaadaardige gedaante op. Men hoopt, dat ze een gunstig verloop zal ne men. De flinke maatregelen, na de epi- demisch-verklaring terstond door den burgemeester genomen en door de be volking trouw opgevolgd, geven voor die hoop goeden grond. Te Groningen is sedert eenige da gen op zeer geheimzinnige wijze eene ongeveer 60 jarige dame spoorloos ver dwenen. Na de deur gesloten en den sleutel door eene opening naar binnen gewerkt te hebben, heeft men na 10 da gen niets van haar vernomen. Uit een achtergelaten biief bleek, dat eene R. K. vereeniging tot haar eifgenaam beno2md is. Te Arnhem is overleden de heer Olto van Rees, een der meest bekende gouverneurs-generaal van den laatsten tijd, een man die een langen loopbaan als ambtenaar achter zich had. Na in Indië alle rangen van den ambte- lijken ladder te hebben doorloopen, tot resident van Soerabaya, werd hij in 1872 voor Rotterdam lid der Tweede Lamer EEN VERHAAL UIT DE VORIGE EEUW DOOR W. PASSAIJER. Dokter Bruun en de getrouwe verpleegster Margareet waren om Rachel heen. De oude dokter gaf haar den arm en leidde haar voorzichtig de trap af naar den tuin. Zij stond beneden, bleek en aangedaaD wel is naar, maar de zachte blos op bare wangen, haar opgeruimde, ten hemel gerichte blik gaf aan hare levendige trekken de uitdrukking van engelachtige schoonheid. Stom stond ze daar, geen woord kon zo uitbrengen, terwijl hare blikken als tastend, onderzoekend langzaam van de rooskleurig getinte avondwolken neder daalden op het kasteel, op de zacht ruischende boomtoppen, op de struiken, de bloemen, het gras, de aarde aan hare voeten. Nu zag zij op naar den dokter, naar de oude Mar gareet en vervolgens naar den ouden baron en zij wilde met de uitdrukking der diepste, dankbaarste aandoening aan zijne voeten vallen. Maar hij richtte haar op en trok haar vol onderdrukte ontroering aan zijne borst. „Taisez, done, taisez, men liefste kind Dat deugd niet voor uwe oogen op een anderen tijd de dokter heeft u opgewon denheid verboden! Rachel wond zich langzaam los uit de armen van den baron en zag zalig glim lachend hare begeleiders aan, die haar vrien delijk toeknikten. Zij ging voorzichtig om zich heen ziende verder. Zij betrad de hooge lindenlaau; die reeds in de schemering van den avond als eeu wijd perspectief voor haar lag. Slechts eenige schreden ging zij er in. Het geheimzinnige halfdonker, dat dezen door de overhangende vcelverdeelde takken over welfden koepel vervulde, de donkere zuilen der overoude reusachtige boomstammen, de geruislooze, plechtige stilte grepen haar mach tig aan, eeno erge boklemdheid overviel haar. Zij bleef staan, zij kon niet verder en kwam toen haastig terug. „Ik ben bang," sprak zij, zich tegen den baron aandringend, „ik ben bang voor de schemering daar in de laan. Zal het altijd zoo zijn in mijne donkerheid gevoelde ik mij zoo kalm." „Mijn liefste kind," zei dokter Brunn met eene ernstige, zachte stem, hare hand vattende, „vergeet dezen indruk niet. Leer daardoor het leven verstaan, hij geeft u eene belangrijke les. Vergeet nooit, dat in de kleine wereld om u en in u eene gelijkenis is met het onmetelijke groote, waarvan wij een spoorloos deel zijn, ieder onzer. In de doukerheid ea de afhankelijkheid van onbe kende machten, in deo oorspronkelijken toe stand van zijn bestaan en wederom in het heldere licht, dat iederen vorm, elke ont wikkeling en betrekking van het bestaan duidelijk kenbaar maakt voor het oog des geestes, meent het arme menschengeslacht zich gelukkig en veilig te gevoelen. Maar de overgang uit de duisternis tot het licht verwekt iu hem onrust en onzekerheid en het onbevredigde bewnstzija vau halve, sche merende keunis Wij zijn dien eersten toe stand te boven, zonder den laatsten deel achtig te wezen, en gelijk in de beperkte ruimte vau uw leven, is het verlangen der menschheid naar heldere kennis van de dingen en haren eeuwigen sameuhaug opgewekt, maar onbevredigd. Wij wachten, wij streven, en verbeiden het, en toch zal eene eeuwig heid moeten voorbijgaan eer zij bereikt is Wacht tot morgen, lieve kiud, morgen zal het zonlicht van deu dag u geruststelling aanbrengen. Het wordt koel en deze nacht lucht zou nadeelig voor u kuunen worden Kom." Hij gaf haar den arm eu zij gingeu nadenkend, zwijgend terug naar het slot, Rachel naar hare kamer, dewijl het verblin dende licht der kaarsen haar nog niet mocht worden toegestaan. Maar zij was niet alleen op de tafel lag nu hare viool. Zij nam de lang geontbeerde gezellin van haar jong leven met blijde aandoening in hare handen, zij drukte ze aan hare borst, toen stortte zij den stroom harer gewaarwordiugen uit in eenen stroom van aandoenlijke melodiën, door welker nu eens treurig, dan weer hoop vol zwellende akkoorden, telkens opnieuw eeue klankvolle, om verlossing smeekende stem zweefde, die ten laatste hare stemming tyranniek scheen te boeien en te beheerschen. Zij gaf zich aan hare fautasiën over, gelijk zij het weleer gedaan had, toen ze nog in de stilte van haar dorp alleen was. Maar zij was niet zonder toehoorders. Benedon in den tuin wandelde een oud man het kie zelpad vóór haar veuster langzaam op en neer, stond dan weer stil en luisterde naar haar spel. Hij gevoelde zich op bijzondere wijze getroffen. Het gezicht van het schoone meisje, wier trekken door het opgewekte licht der oogen een levendiger uitdrukking ver kregen hadden, wekte in hem eene herinne ring uit lang vervlogen tijd. Er steeg in hein een beeld op uit de dagen der jeugd uit de vroolijke dagen die hij als officier in de stad Keulen aan den Rijn had gesleten, het beeld eeuer danseres, de schoone Alice, die tot den Italiaanschen troep behoorde, tveïke daar destijds voorstellingen gaf. De schoone, slanke danseres had zwarte oogeu en zwart haar en rozenlippen, en hij wa9 de schoonste officier iu de stad Keulen aan den Rijn. Het beeld van die danseres was het, dat de aaublik van Rachel heden plot seling in hem had opgeroepen. Hij zag de danseres nog steeds voor zich, steeds de peinzende melancholie in hare zwarte oogen en toch den glimlach om haren rozonmond, en stapte steeds langzamer, met gebogen hoofd het terras op en neer. De baron ging het slot eerst binnen eu naar zijne slaapka mer toen de tonen van Rachels viool reeds lang verstomd waren, toen de sterren des hemels blonken en de maan haar licht 'over de zacht trillende kruinen der boomen uit- storttte. Voor Rachel begon van nu af eene reeks van kostelijke dagen. In het zoulicht ver toonden zich voor haar ontsloten oogen de tooverachtige kleuren en vormen der schep ping zoo schitterend helder en wonderbaar, als ons sedert het eerste levensuur daaraan geweud oog ze nooit ziet, tenzij misschien eenigszins bij 't bedrieglijk schijnsel van kunst licht. Het menschölijk gelaat en de glans van zijn oog deze menigvuldige vormen van bloemen en boomen, deze slanke en bevallige, deze dikwijls zware diervormen, deze in de lucht vliegende bloemen, de vluchtige kapel len en de sierlijke, bonte vogeltjes, hare zingende vogeltjes, het doorzichtig blinkende water, van den onbewogen spiegel der inet wilgen oinkransde vijvers tot den schuimen-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1