NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
Vierwekenverliefd.
No. 27.
Zaterdag 2 April 1892.
Een-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
LEGES.
Staten-Generaal.
Feuilleton.
m.
AMEHSFOOHTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIEN!
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De quaestie den 22en Maart j.l.
in de Tweede Kamer behandeld,
namelijk de conclusie van het ver
slag der Commissie, in wier han
den de inlichtingen waren gesteld
op het adres van de ambtenaren
der postspaarbank om te worden
beschouwd als legestrekkend, en
op dien voet te worden opgeno
men in het weduwenfonds der
geëmployeerden tot het algemeen
bestuur behoorende, heeft ons het
voornemen doen opvatten, over
die leges zelve een woord te zeg
gen.
Op de quaestie, toen beslist,
zullen we niet napleitende dis
cussie heeft ons den indruk ge
geven, dat volkomen terecht de
Kamer de conclusie niet heeft
willen aanvaarden, waarin geoor
deeld werd dat ten aanzien van
adressanten alsnog behoorde te
worden gehandeld alsof zij bij de
invoering der Pensioenwet van 9
Mei 1890 tot het genot van leges
gerechtigd waren geweest. Deze
conclusie aan te nemen, zou ge
lijk door den heer Roëll duidelijk
werd uiteengezet, de Kamer den
voet hebben doen zetten op het
terrein der administratieve recht
spraak, dat niet binnen den kring
van haar bevoegdheden ligt,
en een recht hebben toegekend,
dat feitelijk nooit bestaan heeft.
Maar die leges of kanselarij-
gelden, gelijk zij weieens genoemd
worden, wat zijn die eigenlijk?
Men verstaat daaronder hetgeen
door particulieren betaald moet
worden aan bureau-ambtenaren
voor bewezen diensten, naar een
tarief, dat reeds dagteekent van
18 Januari 1814, toen
het bij
Besluit van den Souvereinen Vorst
werd vastgesteld. Die leges vorm
den sedert een soort van hijslag
op het tractement der ambtenaren,
en werden gedeeltelijk onder hen
verdeeld in evenredigheid van hun
bezoldiging, gedeeltelijk gestort
in de kas van het weduwen-en
weezenpensioenfonds.
Die diensten evenwel werden
niet verleend in den vrijen tijd
der ambtenaren, en zijn dikwijls
van heel onbeduidenden aard. Zoo
worden leges gevorderd voor het
legaliseeren eener handteekening,
voor uitbetalingen vanjaarwedden,
van aannemingssommen, voor ex
tract-hesluiten van aanstelling,
enz., altemaal dingen waarvoor
niemand zich eenige bijzondere
moeite heeft te geven, en die be-
hooren tot den openbaren dienst.
Eigenlijk waren het dus niets
meer dan fooien, aan de heeren
bij zekere gelegenheden uitgereikt,
met dit verschil, dat men niet
vrij was in de bepaling van het
bedrag.
Ook bij de gemeentebesturen
is het stelsel van leges in toepas
sing gebrachtbij de meeste ver
richtingen van den Burgerlijken
stand worden zij geheven. Art.
104 der Gemeentewet bepaalt even
wel, dat leges, ter secretarie ge
heven, aan de gemeentekas wor
den verantwoord. Zij zijn dus
niet meer, sinds die wet in wer
king kwam, een emolument voor
de ambtenaren maar een bijdrage
in de plaatselijke financiën.
Datzelfde beginsel is sedert de
nieuwe pensioenwetten in wer
king traden, op de leges voor het
Rijk in toepassing gebracht. De
wet van 9 Mei 1890, Staatsblad
No 80, gaat uit van de overwe
ging, dat het wenschelijk is de
heffing der zoogenaamde Kanse
larij-leges nader te regelen, en
de uitkeering Jaarvan aan het
weduwenfonds voor de ambtena
ren van het algemeen bestuur en
aan die ambtenaren zelve te doen
ophouden; zij bepaalt in art. 3
dat aan de ambtenaren, krachtens
de daaromtrent bestaande veror
deningen bij het in werking treden
dezer wet tot het genot der leges
gerechtigd, als vergoeding voor
dat genot een persoonlijke jaarlijk-
sche toelage wordt verleend, die
vervalt met het tijdstip waarop
hij, die haar ontvangt, indien de
regeling onveranderd ware geble
ven, opgehouden zou hebben leges-
trekkend ambtenaar te zijn. Het
gezamenlijk bedrag dier afloopende
toelagen wordt jaarlijks op de
daarbij betrokken hoofdstukken
der Staatsbegrooting gebracht.
Men ziet het, de toestand is
sedert twee jaren belangrijk ge
wijzigd, en vele van de argumen
ten, voorheen tot bestrijding van
de leges gebezigd, gelden nu niet
meer. Niet langer kan gezegd
worden, dat zij zijn een vermomd
fooienstelsel, 't welk het karakter
van den ambtenaar onwaardig is,
en dat is zeer stelllig een groote
verbetering. Maar nu is de
legesheffing een speciale belasting
geworden, die deels wordt gevor
derd voor kleine openbare dien
sten, van staatswege verstrekt,
deels door den staat aan zichzel-
ven wordt betaald. Hoe vreemd
het laatste ook klinken moge, het
is toch volkomen waar. De staat
betaalt den aannemers de som
men, voor welke zij Rijkswerken
hebben aangenomen, en krijgt
daarvan zeker bedrag aan leges-
gelden terug; zou iemand nu mee-
nen dat de aannemers niet op die
betaling hebben gerekend, door
het totaal hunner inschrijving er
mede te verhoogen De staat
betaalt den burgerlijken en mili
tairen ambtenaren hun tractemen-
ten maar neemt er een vooraf
bepaald stukje van terug .is dat
toch eigenlijk niet onzinnig?
En wat die andere dingen aan
gaat, bij de Wet van 9 Mei
1890 zijn er reeds onderscheiden
nummers van het tarief van 1814
ingetrokken, - ofschoon zij dik
wijls loopen over particuliere aan
gelegenheden, behooren zij toch
tot den algemeenen dienst. Er is
bijv. geen enkele geldige reden
aan te voeren, waarom iemand,
die een aanstelling ontvangt, daar
voor extra moet betalen.
De inrichtingen van algemeen
bestuur zijn ten gemeenschappe-
lijken nutte, en dat niet iedereen
er een even druk gebruik van
maakt, wettigt niet, daar afzon
derlijk voor te doen betalen. Op
de straatwegen zetten we ook
niet alleen een gelijk aantal voet
stappen, en toch worden ze uit
de gemeene middelen onderhouden.
De opbrengst der legesgelden
is op het staatsbudget op 2 ton
begroot: het ware zeer aan te
bevelen, die betrekkkelijk kleine
bate te doen vervallen en verder
de leges-heffing op te doeken.
Het nadeel voor de schatkist zou
veel minder dan 2 ton zijn, in
aanmerking genomen wat wij zoo
even van de aanbestedingen heb
ben gezegd. En, moge dat nu
nog, om financieële redenen, niet
kunnen, wij hopen dan, dat
de zaak in ernstige overweging
zal worden genomen als de af
loopende persoonlijke toelagen tot
zoodanig bedrag zijn verminderd,
dat de last, welken de staat daar
mede op zich nam, van weinig
beteekenis is geworden.
Slechts voor één geval achten
wij de betaling billijk, namelijk
als een particulier, op den voet
van No 13 en 14 van het tarief
van 18 Jan. 1814 afschriften of
vertalingen vraagt van openbare
documenten, niet in het bereik
van het publiek liggende. Doch
een billijke prijsberekening voor
deze soort van diensten is wel
te regelen, afgescheiden van een
stelsel van leges-heffing, dat we
zoowel voor het Rijk als voor de
Gemeenten verouderd, niet meer
overeenstemmende inet de nieuwe
re begrippen op belastinggebied
achten.
De Tweede Kamer is Dinsdag bijna
den geheelen dag nog in de suiker ge
bleven. De Minister van Koloniën ver-
dedigdekrachtigzijn voorstel tot verlenging
met één jaar van de schorsing van het
uitvoerrecht. Twee vijfden van de fabrie
ken werken nog zonder winst of met
verlies, nu weldra een voordracht tot na
dere regeling van de belastingen in Indië
zal worden ingediend, ware het niet
wenschelijk voor korten tijd een heffing
te herstellen, die voor tal van onderne
mers en dus ook voor de inlandsche be
volking, aan wie groote voordeelen uit
de suikerindustrie toevloeien, noodlottig
zou zijn. De Min. wil deze heffing vervan
gen door belasting van het inkomen der
ondernemingen: blijkt liet dequivalent
onvoldoende, dan meent de Minhel ont
brekende nog wel te kunnen vinden door
uitbreiding van de successie-rechten voor
Europeanen tot de rechte linie, gelijk
hier te lande, en door 't meer provuetief
maken van die rechten van vreemde
oosterlingen, die het successierecht ver
vangen. De Min. kwam nog op tegen de
Schets uit het werkelijke leven
DOOR
JACOB HAGENAAR.
3) .Zooals je wilt," repliceerde hij. „Maar
maak van den brief een afschrift en laat mij
dat bij de gelegenheid lezen. Nu, succes op
je reis en mogen alle goden en godinnen
je bijstaan om Kika op sleeptouw te nemen.
Tot weerziens dan."
Een kwartier later was ik op mijne kamer
terug om in de armen van Morpheus mijn
leed te vergeten.
Ondanks de betrokken lucht ging ik den
den volgenden dag met den eersten trein
naar Botterdam en van daar met de boot
naar Dordrecht. Toen ik in de laatste op
mijn gemak gezeten wa9, nam ik mijne
medepassagiers eens op. Het gezelschap be
stond uit een drietal dikke boerinnen, die
in een afschuwelijk dialect over hunne „maiden
en kiender9" spraken verder uit eenige vee
handelaars en eindelijk uit een slapende oude
heer. Ik ging in een hoek vau de kajuit
aan een tafeltje zitten, haalde een velletje
postpapier met een vogeltje er op voor den
dag en begon mijn brief aan Bika Wagenhout.
te schrijven met het vaste voornemen dezen
mijn eersten minnebrief zoo mooi mogelijk te
maken. Ik schreef:
Op de Maas aan boord van de stoom
boot de Johan de Witt, den 25en Mei
1871
Hooggeachte mejuffrouw!
Op het oogenblik, dat ik dezen brief schrijf,
ben ik minstens vijf uren van U verwijderd,
daar de boot tien minuten geleden van
Botterdam afvoer om mij en de andere
passagiers naar Dordrecht te brengen. En
mejuffrouw, als ik door de vensterraampjes
van de kajuit naar buiten staar, zie ik de
lachende oevers van de Maas, de talrijke
schepen, die on9 voorbijvaren, den hemel
met zijne donkere wolken en den fijnen regen,
die nedervalt. Soms komt het mij voor, als
zag ik uw beeld uit de golfjes verrijzen,
maar als ik goed kijk is het verdwenen en
de heldere lach van den stuurman der boot,
die onophoudelijk grappen met de matrozen
maakt, schijnt mij te willen bespotten. Dan
word ik zoo droevig en weemoedig gestemd,
dat ik van het venster vandaan ga, in een
hoek van de kajuit vlucht en mijne mede
reizigers treurig aanstaar, als wilde ik hen
vragen „Hebt gij ooit gevoeld, wat ik thans
gevoel
Ja, geliefde Kika! siuds den zondagavond,
toen ik u uit de hauden van die twee
onverlaten redde, is het met mijn gemoedsrust
gedaan. Waar ik ga, waar ik mij wend of
keer, Uw beeld vervolgt mij overal. Gisteren
heb ik een treurigen dag doorgebracht, een
dag, die ik met een zwarte kool iu mijn
dagboek zal aanteekenen. 's Morgens wandelde
ik in het bosch, maar alles verveelde mij;
het was, alsof de vogels met hunne zangen,
de wind met zijn zacht gesnis mij spotkreteo
te hooren gaven. O, waart Gij toen bij mij
geweest I Wat zouden wij zalige uurtjes door
gebracht hebben in die heerlijke lanen van
het bosch I Wat zouden wij met stjlle ver
rukking geluisterd hebben naar do zoete tonen,
die aan de keeltjes der vogels ontglipten I
Maar helaas! Gij waart niet bij mij en daarom
walgde ik van de natuur, die ik anders
aaubid.
Om U te beschrijven, hoe ik den middag
en achtermiddag op rnijoe kamer gepasseerd
heb, daartoe is mijne pen niet in staat.
Evenmin zal ik het wagen mijne smart en
teleurstelling te schetsen, toen ik gisteren
avond in den regen U te vergeefs wachtte.
Nog eens, mejuflrouw, het is met mijne
gemoedsrust gedaan. Ik ben niet meer dezelfde,
dien ik voor Zondagavond was. Kortom, ik
ben doodelijk verliefd en Gij, Gij zijt de
eenigste, die mijn arm hart genezen kan.
Ik heb informaticu omtrent U ingewonnen
en ben tot de overtuiging gekomen, dat Ge
aan een goed karakter en een aantal bemin
nelijke hoedanigheden paart. O, ware ik
dichter I Ik zou in gloeiende bewoordingen
Uw lof bezingen. Ik zou wel twintig of
dertig coupletten maken in den trant van dit
Als ik U staar in 't zielvol oog
O, Rika, Rika, mijn 1
Dan krinpt mijn arm gefolterd hart
Ineen van minnepijn.
Thans, aanbiddelijk voorwerp mijner ge
dachten, een vriendelijk, maar dringend ver
zoek. Wees zoo goed mij met eenige regels
op dezen brief te antwoorden, Meld mij,
waar en wauneer ik U spreken kan. Ten
allen tijde ben ik bereid U te wachten, waar
het U goeddunkt. O, ik bid U, verhoor de
bede van hem, die zich zoo nameloos onge
lukkig gevoelt, van hem, die inet vreugde
zijn leven voor U zou willen geven. De
betrekking die ik bekleed en mijn adres zijn
U bekend. Heden avond kom ik weêr te G.
en morgen of overmorgen verwacht ik Uw
antwoord.
Ik moet eindigen. De vierkante toren van
de grijze Merwestad kondigt mij aan, dat
ik over vijf minuten de plaats van mijne be
stemming bereikt zal hebben. In mijne ge
dachten groet ik U honderd maal en zie Uw
bekoorlijk gelaat dezen brief raeds lezen. De
hemel geve, dat dit schrijven U ten gunste
van mij zal stemmen.
Intusschen teeken ik mij met verschuldigde
hoogachting
Uw zeer onderdanige dienaar
Jacob Hagenaar.
Mijne geachte lezers zullen mij zeker wel
toestemmen, dat deze brief, al bevatte hij
ook vele dwaasheden en enkele onwaarheden,
voor een jong mensch van twee-en-twintig
jaren niet onaardig gesteld was. Tevens zullen
zij opgemerkt hebben, dat de gedichtjes vau
Piet Paaltjens mij niet geheel onbekend
waren.
Doch ik neem den draad van mijn ver
haal weêr op. Toen ik te Dordrecht mijn
brief op de post gedaan had, verrichtte ik
mijne zaken en vertrok om vier uur weder
naar Rotterdam, waar ik eveneens eenige
affaires aan de baud had. De laatste trein
voerde mij naar G. en toen ik thuis was,
dedeu de vermoeienissen van de reis mij
spoedig den slaap vatten.
Wordt vervolgd)