NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND, PAKSlIfl IN DEN STRIJD BEPROEFD. NÜ. 31. Zaterdag 16 April 1892. Een-en-twintigste jaargang. verschijnt woensdag en zaterdag. F e uilleton. 4MERSF00RTSCHE COVBANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 luaanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIE Ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De drie groote jaarfeesten der Christelijke Kerk hebben, wat den hoofdindruk betreft, dien zij bij ons verlevendigen, veel overeen komst, daar zij de zegeningen voor den geest brengen, door den gods dienst der liefde aan de mensch- heid geschonken maar de stem ming, in welke wij ze vieren, is niet geheel dezelfde. Voor een niet gering deel hangt dit samen met het tijdstip, waarop zij vallen. Paschen is bij uitnemendheid het feest der blijde verwachting, der vernieuwde hoop. De natuur heeft haar winterboeien afgewor pen, en is uit den schijnbaren doodslaap ontwaakt. De knoppen der boomen springen open en geven een feeder groen te aan schouwen duizenden planten schieten, met een onweerstaan bare kracht ondanks haar zwak heid, uit de aardkorst te voor schijn. De stilte der bosschen heeft plaats gemaakt voor een vroolijk gewoel, waarbij de liefe lijkste tonen het oor der wande laars streelen. Dat aan het vriendelijk lente feest uit de grijze oudheid de Christelijke Kerk de viering vast knoopte van de herleving harer schoonste idealen, is zeer ver klaarbaar. Bij haar pogingen, om die feesten eener naïeve natuur- vereering, die maar al te dikwijls ontaardden in een overdaad van zinnelijke genietingen, te vergees telijken, deed zij een gelukkige keuze. Wij, die ieder jaar met ver nieuwde belangstelling het Paasch- feest zien naderen, hebben niet altijd genoegzaam voor de aan dacht, dat het een godsdienstig feest is. Men vindt het heel aan genaam, wat ruimer gelegenheid te hebben om zich in de schoon heden der schepping te verlus tigen, en voelt dan wel iets van eerbied en dankbaarheid voor de Oneindige Macht, die de aarde wederom in een keurgewaad hulde, maar hooger rijst bij velen de stemming niet. Maar dan genieten zij ook slechts een klein deel van den inhoud van dat feest. De hoofdzaak blijft achterwege. De rijke gedachte der Opstanding blijft op den ach tergrond. Hoe komt dat? zouden we moe ten vragen, en daar ligt het ant woord voor de hand. Niet allen hechten de zelfde waarde aan de verhalen, waarmede in de Gewijde Schriften een vorm wordt gege ven aan de Paaschvoorstelling, en om het gevaar te ontgaan, dat dit meeningsverschil de feeststem ming zou verstoren, blijft men maar liefst neutraal, het aan ieder een overlatende, zijn persoonlijke opvatting voor de eenig juiste te houden. Op zichzelf zou dit laatste heel verstandig zijn, ware het niet dat in vele gevallen het woord «neu traal" een door het gebruik ge wettigde uitdrukking is geworden voor «onverschillig." Men vindt het beter die dingen, over welke men het toch niet eens kan wor den, ter zijde te laten. «Deze dingen," de bedoelde ge- loofsmeeningen, hebben toch haar waarde voor het zedelijk leven zij zijn een vorm, onder welke het geloof zich openbaart. Doch ook niets meer dan een vorm: hoofdzaak is, of men de beteeke- nis begrijpt van het Godsrijk, dat gesticht werd door den edelsten menschenzoon, en of men aan zijn verbreiding wil medewerken. De meesten zouden zich daar toe wel bereid verklaren, mits men hun belijdenis overneemt. Zoo niet, dan liever geen aan sluiting waar geen geestverwant schap bestaat. Daar schuilt^ gelooven we, juist de fout. Allen zijn we overtuigd, dat het Christendom bij toeneming moet zijn een macht, die de maat schappij doordringt en hervormt dat dit doel niet dan op gebrek kige wijze kan worden bereikt, indien we elkander niet steunen dat het geïsoleerd optreden van de verschillende groepen van ge- loovigen weinig goede vruchten zal opleveren. En toch blijft elk hardnekkig zijn standpunt hand haven. Komt tot ons, want tot u gaan, dat is een bepaalde onmogelijkheid. Waarom? Is er wel een enkele reden om te verdedigen dat zij, die eigenlijk hetzelfde willen, toch van elkanders hulp niet gediend zijn? Wat zou de maatschappij er anders uitzien, als allen, die zich Christenen noemen, en het ook, elk op zijn wijze, tot zekere hoogte zijn, eens van den aan vang of gezamelijk hun krachten hadden aangewend om haar, door de toepassing van het Christelijk beginsel, te veredelen! Hoeveel minder ellende zou er geleden, hoeveel minder misdaad zou er gepleegd worden Zeer zeker heeft de Kerk, draag ster in de eerste plaats van dat beginsel, veel schuld aan den on- volmaakten toestand; en het is aan haarzelve te wijten, dat een groot aantal personen, die het goede willen, zonder haar mede werking het doel zoeken te be werken. Zij heeft altijd een over dreven gewicht gehecht aan voor stellingen des verstands; de god geleerdheid heeft aan het Godsrijk veel afbreuk gedaan In haar ijver, om godsdienstmeeningen on geschonden te bewaren, wat toch een onbegonnen werk is om dat de vrijheid der gedachte niet kan worden gpbreideld, heeft zij zelf geweld gebruikt om afdwa lende schapen tot de kunde terug te brengenen nog in onze dagen worden, in naam van den gods dienst, dingen gedaan die een te gengestelde uitwerking moeten hebben. Daaardoor verliest de Kerk haar invloed op het maatschappelijk leven. Haar vastklemmen aan leerstellingen stoot degenen af, die door hun denken niet tot de zelfde resultaten kunnen komen. In een dezer dagen te houden predikanten-vergadering zal ook de vraag worden besproken, wat de oorzaak is dat velen van de Kerk afkeerig zijn gewordenhet antwoord is, gelooven we, dat zij door haar bindende voorschriften mannen en vrouwen van afwij kende meeningen eenvoudig van het toetreden bij of het trouw blijven aan de Kerk weerhouden. Laat ons hopen op een nieuwe opstanding. Kerken verdwijnen en haar leerstellingen zullen na een niet te bepalen aantal jaren slechts onderworpen zijn van his torische studie, voor den gewonen tijdgenoot van minder belang. Doch de geest, die alle moet be zielen, is eeuwighij hangt niet af van bijzondere begrippen. Hij verheft zich boven dogmatische begrippen, met welke ook de leek zich wat minder behoorde in te laten. Tegenover hen die beweren, dat het Christendom heeft uitge diend, dat langs andere wegen het maatschappelijk heil moet worden verkregen, houden wij vol, dat het pas begint zich te doen gelden, doordien er op menig ge bied, we noemen slechts dat der Armenzorg, meer samenwer king merkbaar wordt, 't Is meer dan tijd. Bij de verontrustende berichten, die we dag aan dag opvangen, en die getuigenis af leggen van een hoogst bedenke lijke toeneming van ruwheid en onverschilligheid, is het dringend, noodig dat allen, voor wie het Godsrijk meer is dan een klank, zich aangorden tot krachtige werk zaamheid. Opgestaan, roepen wij ons- zelven toe en allen, die met ons van gevoelen zijn dat alleen door toepassing van het Christelijk be ginsel de maatschappij tot een hooger standpunt van ontwikke ling is te brengen. De toenemende driestheid dergenen, die het op haar ondergang gemunt hebben, moet er ons wel van dooi dringen, dat het niet genoeg is van tijd tot tijd in een feestelijke stemming met zekere opgewektheid te ge tuigen: er moet ook worden ge werkt, gehandeld. Den nood der broederen moeten we aangrijpen als een kwaad, dat ons persoon lijk treft; er moet meer toewij ding, meer zelfverloochening zijn. Dan zal ook het Christendom meer in eere komen bij degenen, die thans geneigd zijn zich er Novelle VAN F. JUSTUS. 2) Eveline beloofde haar best te zullen doen om de kinderen bezig te houden en schade loos te stellen. Toen de president was heen gegaan, keek zij een oogenblik naar het raam en naar buiten in den gouden zonneschiju. Zij kwam zelfs niet even op de gedachte, dat hare eigene aanwezigheid of niet aanwe zigheid bij den president duidelijk volstrekt geen punt van overweging had uitgemaakt. Slechts een vluchtig lachje speelde er om haren mond, bij de gedachte, hoe goed het was dat niemand er vermoeden van had, hoe zeer zij zelve zich verheugd had op dien uitgaansdag, op die wandeling door veld en bosch. Want sedert zij na deu dood haars vaders, die als predikant ten platten lande een rijkgezegend werkzaam leven had geleid, het ouderlijk huis had moeten verlaten, had in haar de begeerte naar de vrije natuur, naar rondzwerven over heide en beemd, naar een zonsondergang aan een helderen onbegrensden horizon nooit tot zwijgen kun nen komen. De namiddag kwam en bracht den verwach ten gast. Hij was een lang, mager, door de zon verbrand man, wiens scherpe, diep ge groefde trekkon konden doen besluiten tot een moeitevol, veelbewogen leven. Stijf en statig boog hij zich, toen hij aan de zijde van den president in de woonkamer kwam, voor de dame. aan welke de huisheer hem voorstelde, en liet zich toen, aan deuitnoo- diging van dezen gevolg gevende, zouder een woord te spreken, op de canapé neder. Nog steeds zwijgend nam hij van het presenteer blaadje den kop, welken Eveline hem aanbood, wierp eenige stukjes suiker in zijne koffie en roerde deze langzaam en peinzend om, waarop hij losjes zeide: „Warm weer van van daag!,' Eveline meende het antwoord op die gemeenteplaats gevoegelijk te kunnen overlaten aan den president. „Ja" antwoordde deze dan ook weldra bevestigend, „de eerste warme zomersche dagl" „Een miserabel klimaat!" merkte de gast verachtelijk op. „Wanneer gij onze Noordduitsche weerge steldheid vergelijkt met het Italiaanscho kli maat, dat gij zoo pas eerst hebt genoten," bracht de president op zijne gewone vriende- lijko wijze in het midden, „of wanneer gij aan uw bijna tropisch heet Virginie denkt, hebt hij zulk een groot ongelijk niet. Ik zelf smacht dikwerf, gedurende onze sombere regenachtige dagen, naar een hemel vol zonneschijn, des te meer wellicht," voegde hij er op eenigszios weemoedigen toon bij, „naarmate in den loop der jareu de zonue- sckijn in het hart zoo veel minder schijnt. Ik heb zoo dikwerf moeten denken aan eene uitdrukking van JBogumil Goltzie, dat het iu zijue jeugd altijd des Zondags staudvastig mooi weer geweest was. Dat zou ik kunnen zeggen: in onzen geheelen jongen tijd was het bijna voortdurend mooi weer." „Dat zou ik waarachtig niet kunnen zeggen l" merkte Westheim koeltjes aan„ik heriuner mij nog veel te veel handtastelijke welkomst groeten, die mij ten deel vielen, wanneer ik met vuile laarzen en doornatte kleedereD van onze zwerftochten naar huis terugkwam." Er klonk een toon van ingehouden bitter heid door deze woorden. Voor de eerste maal richten zich de oogen van Eveline vol en met een uitdrukking, waarin iets deelne- mens lag op den gast. De president, wien het wel bekend was, dat ziju vriend, onder de hoede van een gestrengen en opvliegen den stiefvader, een tamelijk vreugdelooze jeugd had doorleefd' had inwendig spijt, dat zijne argeloos uitgesproken woordeo eene pijnlijke herinnering bij hem moest hebben verlevendigd, Hij stond daarom met eene haastige bewegiug op van zijn stoel en nam van een zijtafeltje een sigarenkistje, dat hij We9theim aanbood. „Ik dank u," antwoordde deze afwijzend; „wanneer gij het mij toestaat rook ik van mijn eigeae. Ik heb daaraan zoo gewend, dat ik geen anderen tabak meer kan verdragen." Hij haalde bij deze woorden een sierlijk gevlochten strooien koker uit zijn borstzak, opende dien en hield hem den huisheer toe. Het blad is op mijne eigene plantage gegroeid ik sta voor de kwaliteit in!" Ofschoon de donkere kleur en do eigenaardige sterke ueur der gepresenteerde sigaren hem verried, dat hij met een fabrikaat van de zwaarste soort te doen had, nam de president, om niet onbe leefd te schijnen, er eene uit de koker, maar. aarzelde voorloopig nog om, haar in brand te steken. „Ik heb tot op 't oogenblik nog bitter weinig van uwe lotgevallen vernomen',' ving hij aanj om het getprek niet te laten hokken, waarile het maar al te veel neiging scheen te heoben. „Ik zou het zeer interessant vin den. om u van uwe reizen en avonturen te hooren vertellen." De gast trok zijne schouders op en blies rook vau zijn sigaar over de onderlip naar beneden. „Vertellen?" antwoordde hij op een toon, „Ja. wanneer ik de fantaisie van een romanschrijver bezat, of de brutaliteit van sommige reizigers, die ah vreemde' door hem zeiven beleefde, avonturen uitkramen, wat zij zich door andere bluffers lieten wijs maken dan zou die vertelling interessant genoeg kunneu worden. Maar helaas of liever gelukkig bezit ik noch het een noch het ander en hoeveel ik ook her-en derwaarts ben geworpen, belangrijks heb ik alles te zameugeuomen bitter weiuig ontmoet ik zon trouwens waarachtig ook den tijd niet hebben gehad, om er notitie vau te nemen. Die aan den overkant vooruit wil komen, moet niet terzijde kijken, maar moet zijne zaken cq zijn voordeel onbeweeglijk in het oog houden, anders wordt hij op zijde ge drongen en geraakt onder den voet. Aanbeeld of hamer te zijn geldt dat reeds hier in uwe tamme maatschappelijke verkoudiugen, aan den overkant ia het geheel en al het eerste gebod uit onzen maatschappelijken cate chismus." Op dit oogenblik kwamen Robert en Paul in de kamer; achter hen veriooude zich half schroomvallig verscuolen liet lieve kopje van Toni Alle dri haüden zich op hevel van Eveliue netjes hunne haren op geborsteld en gelaat en handen gewasschen. Voor het overige vermeed zij om de kinderen zich mooi te laten aankleedeu, wanueerzij zien voor vreem den moesten vertoonen. „Dat zijn mijne kinderen, Westheim," zeide de president, vol lijden vadertrois op de blozende, frissche gezichten ziende. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1