NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND.
Officieele Publicatiën.
ONDER 'T OORDEEL.
INo. 3.
Woensdag 11 Januari 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
BliNNENLAJND.
Feuilleton.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1 Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,4-0 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De winter is nu ferm begonnen, er.
na het zachte weer in bet begin van
December, kwam de koude nog vrij on-
veiwacht; voor een gematigd klimaat
als het onze was de oveigang en het
verschil veel te groot. Maar de winter
heeft zich niet dadelijk van zijn slechtste
zijde doen kennen; behalve kleine tus-
schenpoozen is het heerlijk frisch weer,
dat lot wandelen uitlokt, en die lichaams
beweging geeft wairnte, en helder viie-
zend weer is gezond.
De winter is een flinke gast,
Al grijsden lang zijn hairen,
Zijn bouw is kloek, zijn vleesch is vast;
Hij draagt met eer zijn jaren.
Gezonder broeder leeft er niet,
Hij weet van kwaal noch kommer.
Zoo bezong Tollens den winter, den
krachtigen ouden man, die evengoed als
zijn jongere vriendin Lente, zijn warme
vriend Zomer, en zijn boezemvriend
Herfst zijn goede eigenschappen heeft.
Het is waar »waar hij draagt als voist
en heer, daar bibb'ren wij en beven,"
en wanneer hij een kwade bui heelt en
een grimmig gezicht trekt dan huiveren
wij. Maar soins komt toch zijn goede
natuur boven, dan kijkt hij vriendelijk,
dan is zijn anders somber gezicht helder
en wordt het licht van de rood-geele
winteizor, weerkaatst in de grillig ge
vormde ijskegels van zijn stijfgevroren
baard. Een winterlandschap is mooi,
vooral door de oogen van een Apol ge
zien; ook de winter heeft zijn verrassin
gen en genoegens, is niet zonder poëzy.
Lees maar eens bjj Tollens «De Liefde
op het jjs," en vele andere Ilollandsche
dichters hebben evengoed als de Lente,
den winter en de «ysvreugd" bezongen,
wat wel natuuilijk is in een land, waar
de kunst van scliaatsem ijden zoo alge
meen en niet zulk goed gerolg beoefend
woidt. En niet het ijsvermaak heeft
deze winter ons niet teleurgesteld. Er
is volop gelegenheid voor de liefhebbers,
en liefhebber van schaatsenrijden is wel
ieder rechtgeaard Hollander, en ledei
Hollander heeft, bij wat hem ook moge
ontbiekeu, toch minstens een paar
schaatsen; zijn de Hollanders ijsliefheb
bel s, de Friezen zijn het om zoo te
zeggen uit natuurlijke aandrift. Daarbij
is liet schaatsenrijden ook een nuttige
lichaamsbeweging, evengoed als paard
rijden, zwemmen, dansen enz.
Wij maken evenwel onderscheid. Hard
rijden is goed om eer te behalen bij
hardrijderijen, maar zooals bij alle soor
ten van sport wordt hieibij veel over-
dreven, en «hardrijden" is zeker schade
lijk voor de gezondheid. Wat is er ook
eigenlijk aan een hardrijderij
Het is haast meei loopen dan rijden,
neen, dan zien wij honderd maal liever
schooni ijden, daar is ten minste wal
moois aan. Wij zien gaarne goede rij
ders, die bevallig over liet ijs zwieren
rnet sierlijke houdingen bewegingen, maar
snelheid is bij de meesten het voornaamste
doel en daarom zijn de weikelijk goede
rijders zeldzaam. Niet ieder is het ge
geven evenzeer in lichaamsoefeningen
uit te munten, hiertoe is noodig een
groote mate van kracht en lenigheid.
Wel kan ieder zich oefenen in het doel
matig besteden van zoovele krachten, als
hij bezit, en met inspanning van middel-
niuL.ge krachten door een goede oefe-
riing juist aangewend, brengt zoo iemand
het even ver als een ander, die over
reuzenkrachten kan beschikken, maar
daar een minder goed gebruik van
maakt. Velen blijven gebrekkige schaal-
semijdeis, omdat zij, dadelijk ofte vroeg
trachten hard te rijden, omdat ze har
der willen rijden dan zij kunnen. Het
te moeten zien, dat zij door zooveel
anderen worden voorbijgereden, prikkelt
de ijverzucht en dan is het werken met
armen en beenen om ook anderen voor
te komen, en die pogingen zijn toch
vruchteloos.
Wie daarentegen leert bedaard door
te rijden, houdt het langer uil en komt
op de lange baan anderen voor en zal
spoedig ook op een korte haan sneller rij
den. Een goed schaatsenrijder te r.ien rijden
is een mooi gezicht. Zijn houding is
telkens na het afzetten recht overeind,
maar een weinig naar voren overhellende,
en het been waarop hij niet glijdt houdt
zoo dicht mogelijk bij het andere, ge
leed om den voet, zoodra het noodig is
weer op het ijs te zetten. De kniëen
maar weinig gebogen en het lichaam niet
stijl gespannen, maar steeds in een veer
krachtig buigzame houding, en al werkt
het geheele lichaam mede, du is bijna
onmerkbaar. Wanneer aldus alle deelen
van het lichaam meewerken, gezamelijk
en evenredig, dan is er verdeeling van
kracht en daardoor minder vermoeienis.
Zoo'n rijder houdt het natuurlijk veel
langer uit, dan iemand, die alleen door
de kracht van zijn beenen zich in bewe
ging kan brengen.
Wij zien, schaatsenrijden is nog een
groote kunst, en het is lang niet gemak
kelijk om het goed te doen. Velen weten
niet hoe gek figuur zij op 't ijs maken.
Er zijn altijd van die biekebeenen, die
hunnp kunsten willen vertoonen en zich
verbeelden heel mooi te rijden, als zij
aller lei kromme streken maken of beentje
over doen, terwijl zij nog niet in staat
zijn het evenwicht te bewaren. Door
oefening kan echter ieder een vrij goed
rijder worden en wij zouden meer
regelen kunnen opnoemen, die ook ver
schillen al naar de verschillende soorten
van schaatsen, maar een theorie van
schaatsenrijden te geven is ons plan niet.
Wij rijden immers ook voor uitspanning
en oin pleizier te hebben, en ieder ijs-
lielhebber weet bij ondervinding, dat er
op het ijs vermaak te vinden is en dal
het ijsvermaak een vroolijk, opwekkend,
gezond schouwspel blijft.
NOTIFICATIE.
De Gedeputeerde Staten der provincie
Utrecht,
Voorzieningen willende nemen tot het
doen opmaken dei lijst van de hoogst
aangeslagenen in 's Rijks directe belas
tingen, lei benoemingen van leden voor
de Eerste Kamer der Slaten-Genernal
Gelet op de artt. 72 en 73 der wet
van 4 Juli 1850 ("Staatsblad no. 37), re
gelende het kiesiecht, enz., zooals die
wet gewijzigd is bij art. Vil van deAd-
ditioneele ai tikelen der Grondwet;
Noodigen de inwoners van dit gewest
uit, om, bijaldien zij elders dan in deze
Provincie in 's Rijks directe belastingen
zijn aangeslagen, daarvan vóór den le
April 1803 te doen blijken, door aan Ons
College in te zenden billetten of uittrek
sels u'l de kohieren van de grondbelasting
over 1893 eu van de personeele belasting
en het patentrecht over 1892—1893.
En zal deze op de gewone wijze wor
den afgekondigd en aangeplakt.
Utrecht, den 5. Januari 1893.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. d. O.
v. NIJENBEEK, Voorzitter,
DE ICOCK, Griffier.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet 'op art. 6 der wet van den 2.
Juni 1875 (Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek,
dat een door J. van Manen ingediend
verzoek, met bijlagen, om vergunning tot
het oprichten van eene koper- en blik
slagerij en loodgieterij in het perceel
alhier gelegen aan de Krommestraat wijk
F, No. 230, bij het kadaster bekend onder
Sectie E, No. 478, op de Secretarie der
gemeente ter visie ligt, en dat op Maandag,
den 23. Januari aanstaande, des voor-
middags te elf uren, gelegenheid ten
raadhuize woidtgegeven om, ten overslaan
van het gemeentebestuur of van een of
meer zijner leden, bezwaren tegen he
oprichten vao de inrichting intebrengen.
Amersfoort, den 9. Januari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Buigemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien art. 5 der wet tot regeling van
den kleinhandel in sterken drank en tot
beteugeling van openbare dronkenschap;
Biengen ter openbare kennis, dat eer,
verzoekschrift orn vergunning tot verkoop
van sterken drank in hel klein bij hen
is ingekomen van Z. Panbakker, in het
perceel wijk F, nouimer 332, thans be
woond door J. G. Van de Geest.
Amersfoort, den 9. Januari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien art. 150 der wel van 19 Au
gustus 1861 (Staatsblad no. 72), gewijzigd
bij die van 4 April 1892 (Staatsblad no. 56).
Noodigen de loteiingen dezer gemeente
van het jaar 1892, voor de lichting vun
1893, die verlangen bij de zeemilitie
te dienen uit, zich daartoe vóór den
ln Februari e.k. ter Secretarie aan te
melden, 's morgens tusschen 10 en 1 uur
Amersfoort, den 9. Januari 1893.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Even als vorige dagen, reed de
jonge Koningin ook Zondag achter het
Huis ten Bosch langs de boorden, gevolgd
door hare moeder de Koningin-regentes.
Honderden toeschouwers stonden aan
deD weg, om de bewegingen van de
jeugdige vorstin op het ijs gade te slaan.
Nu en dan maakte Koningin Wilhelmiria
een tochtje alleen, dan weder reed zi)
in eene rij van dames en heeren der
hofhouding aan een ijsstok, of liet zjj
zich, gezeten in eene kleine slede, over
de baan heenglijden.
Een pholograaf was op hel terrein,
om het wintertooneeltje, waarvan de
Koningin het bekoorlijk middelpunt vormde,
af te beelden.
Voor de Weesinrichting te Neer
bosch en Nijmegen is van 1 Juli30 Sept.
aan giften ontvangen f 35,058,56 en voor
druk- en bind wei k f22.425,49.
Door «de Friesche Ijsbond" is
uit Weenen aangekocht een glaciplane,
of, zooals haar naam in onze taal zou
luideneen ijs effener of ijsschaaf. Deze
machine, die sedert eenige dager, in
weiking was op <le groote baan der
Leeuwarder IJsclub heeft daar uitmun
tende diensten bewezen en de baan, die
door sneeuw en sneeuwbroeien totaal
bedorven was, is daarmede in goeden
staat teruggebracht.
Al is thans de dooi ingevallen, men
zal, wauneer het weder begint te win
teren, zich de te Leeuwarden opgedane
ervaring ook elders ten nutte kunnen
maken.
DOOR
MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE.
35) «Ja, dat is waarheid," zeide Adelheid.
«Hoe weet ge dat?"
«Mijn man heeft haar in het buiten
land gesproken. Heb ik u dat niet ver
teld, Frans?"
«Ik herinner het me niet. Dat ik juist
nu aan haar dacht, komt daarvaD, dat
die oude ambtenaar een mijner beste
hoorders was, en dat zal hij nu dan wel
van den hulpprediker zijn. Doch waar
was het zus, vertel het mij?"
En zus vertelde alles wat ze er van
wist.
Maar toen ze uitgesproken had, stond
de piofessor eensklaps reentop en zeide:
lik ga haar opzoeken, ik moet haar
spreken. Zij, in de nabjjheid van Ada,
van ons kindl O, had ik dat vroeger
geweten 1"
iWat bedoelt ge?" vroeg Adelheid.
lik weet mij zelf nauwelijks een ant
woord op deze vraag le geven. Doch
als ik me herinner hoe die arme Sara
was, toen ze voor de eerste maal mijn
zwager bezocht, als ik mij Ada's angst
voor haar te binnen breng dan zegt
me een inwendige roepstem: «ga tot
haar, en bescherm haar."
«En dan ga ik met u mede," zeide Van
Hoogendam hartelijk. «Mijn Jonathan,
mij liever dan een broeder, ik reis met
u, al ware het tot aan hel einde der
wereld I"
«Het beste wat gij doen kunt," zeide
mevrouw Verriande, «is, dat ge heden
avond een rustig uurtje bij mijn man
komt praten. Ge zult hem gewis met
uw reisplan verheugen, en hij zal liet u
niet ontraden, maar u helpen om het te
bespoedigen. Nu kan ik niet langer blij
ven, want mijn jonge neef heeft me
verzocht eens bij hem in de fabriek te
komen."
«Het jonge mensch kon waarachtig
wel bij u komen," merkte Van Hoogen
dam aan.
«En dat zou hij ook zeker doen, indien
het niet zaken gold die beter daar af
gehandeld worden. Het schijnt dat zijn
verhouding tot zijn compagnon allerminst
aangenaam is sinds vaders dood."
«Is het waarlijk," vroeg de proffessor
verrast. «Verheul is auders niet de per
soon om het iemaud lastig te mukea. Ik
begrijp het me niet."
«Ik geloof ook niet dat de schuld aan
hem, maar veelmeer aan zijne vrouw
ligt. Emma beschouwt zich zoo geheel
als vrouw des huizes dat ze zelfs Johan
voor zich zou willen doen buigen, en ge
begrijpt, dat doet het wezenlijk hootd
der zaak niet. Het is daarom dat hij mij
verzocht, er me eens mede te bemoeien
en Emma op haar ongelijk te wijzen."
«Eigenlijk moest hij haar dankbaar
zijn, dat zjj zich aldus met de geheele
huishouding bemoeit."
«Tot op zekere hoogte geef ik hel u
toe, maar toch ik kan het me best
begrijpen, dal Johan toch gaarne als de
meester erkend wordt. Nu ik zal eens
zien hoe ik het het best schikken kan.
Zulk ongenoegen als er in den laalsleo
tijd in het oude woonhuis heerschte, mag
niet langer zijn. Best was als Johan ge
huwd was; dan kwam er vanzelf wel
orde en regel."
«Hij is nog zoo jong."
«Nu dal is betrekkelijk. Hoeveel man
nen zijn niet op zijn leeftijd gehuwden
waarlijk hij is een goed vrouwtje waard."
Dit zeggend nam ze afscheid van de
heeren en besteeg het haar wachtend
rijtuig.
Toen ze op de fabriek kwam, ging ze
regelrecht naar de kamer van haar pleeg
zoon, waar zjj meende hem te zullen
vinden. Doch hij was er niet. Ze ging
naar de huiskamer, die was ledig. Ze
belde en vroeg de binnentredende dienst
bode waar mevrouw Verheul zich be
vond.
«Waarschijnlijk in mevrouws kamer."
«Waar is mijnheer Van Burgstede?"
«Ik zag hem straks driftig het huis
verlaten en r,aar het park gaan. Mijn
heer zag er verstoord uit. O, mevrouw,
het is hier ook haast geen leven al
les is zoo gansch anders als toen me
vrouw zaliger hier huishield eu onze
goede oude mijnheer. Toen waren woor
den zeldzaam, thans ik het van den och
tend tot den avond kiakeel ik zie het
wel, al worden mijne oogen oud, dal
mijnheer Johan er onder lijdt, en dat
mijnheer Veiheul veel meer buitenshuis
is, dan eigenlijk een getrouwd man en
vader past."
«Stil Betje, zoo moogt ge niet spreken.
Ga mijnheer Johan opzoeken en zeg hem,
dat ik hem bier wacht."
De dienstbode gehoorzaamde.
Adelheid zette zich in den grooten
leunstoel harer moeder neder. Het was
dan wel erg, dat zelts de bedienden er
over spreken durfden, het gedrag der
jonge vrouw. Van ter zijde had ze helaas
reeds gehoord, dat Bernard langzamer
hand een weg opging, die slechts op ver
derf voor hem moest uilloopen, ja mis
schien wel de fabriek mede ten val zou
richten.
Hoe geheel anders had haar vader dit
karakter beschouwd, toen hij hem tot
zijn opvolger had uilgekozen, en hoe
goed was alles toch bestierd, dat toen
de rechthebbende erfgenaam gespaard
en de man geworden was, die hij bleek
te zijn. Hierover dacht Adelheid toen ze
een vasten slap op het kiezelpad hoorde
en haar neef bij haar binnentrad.
«Lieve tante, hoe goed van u dat ge
gekomen zijl."
Hij zette zich naast haar, dicht, als
was hij nog de kleine jongen die aan
haar knieën naar haar wonderverhalen,
schoone sprookjes uil hel onbekende
tooverlarid luisterde, hij, thans een forsclie,
krachtig gespieide jongman rnet het
gitzwait lokkenhoofd en het lonkelend
oog, dal van moed en onafhankelijkheid
getuigde. Neen, die oogen ze zouden zich
nimmer rieeislaan, ze zagen zoo vrij en
oprecht in het rond, dat ze daJelijk aan
ieder verkondigden: hier is evenzeer
vastheid van wil als geestkracht, genie
als adel des hailen vereenigd. Ja, hij was
geworden wat zijne pleegmoeder voor hem
had gewenschl, een man uit één stuk,
oprecht van hart en wandel, en dat hy
thans de vertrouwde vriendin en raatj-