NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. ONDER T OORDEEL. ]\o. 18. Zaterdag fx Maart 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. ZoDflassclEtters en doe wat. BINNENLAND. F euilleton. 1MERSF00RTSCRE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Men heeft er van weerszijden den tijd toe genomenzoowel de Tweede Kamer met haar voorloopig verslag, als de voorstellen, de heer Donner, met zijn memorie van antwoord maak ten zich niet schuldig aan overhaas ting. Het zou dus geenszins een over rompeling mogen heeten, als de Kamer ten opzichte van het voor-'.el van haar medelid, om een verbod van schutter-oefeningen op Zondag in de wet op te nemen, tot een beslissing overging. Volgens de letter der wet bestaat thans juist het omgekeerde. Er staat, dat die oefeningen «bij voorkeur" op Zondag moeten geschieden. Het doel der wetgevers is duidelijkop die wijze is getracht de schade te ver hoeden, die velen moeten lijden als zij uit hun bezigheden worden geroe pen om gedurende een zeker aantal uren het schutterspak te dragen. De practijk heeft er anders over geoor deeld, en de exercities hebben, op weinige uitzonderingen na, in de week plaats. Wat bovendien nog een enkele maal geschiedt, bepaalt zich tot in spectie of parade, benevens de bui tengewone diensten, waartoe de schutterij geroepen kan worden bij brand of andere dringende omstan digheden. De heer Donner komt alleen op tegen den oefeningsdwangvan de inspecties spreekt hij in zijn eigenlijk voorstel niet, ofschoon zij wel in de memorie van toelichting worden ge noemd. Het voorstel beoogt dus een tegemoetkoming aan, niet een weg neming van de bezwaren. Want in den grond der zaak is er toch, wat het beginsel betreft, geen onderscheid. Wij zijn zoo weinig ingenomen met de verouderde instelling, die men «schutterij" noemt, hebben een zoo geringe voorstelling van haar wezen lijk nut als onderdeel van onze defen sie, dat wij elke poging toejuichen, om den last te verminderen, welken zij op de schouders der burgerij iegt. Het argument, dat er slechts en kelen zijn die wegens godsdienstige bezwaren zich liever een straf' ge troosten dan dat zij een deel van hun Zondag afstaan voor niet bepaald noodzakelijke schutterlijke diensten, is niet gewichtig genoeg om alleen daarom het voorstel Donner te verwerpen. Ook met liet gevoelen van enkelen moet rekening worden gehouden. Dwingt het algemeen be lang, het ter zijde te stellen, dan is liet iets anders, maar zulks moet dan ook bewezen zijn. Bij parades kunnen de schutters best gemist wordeninspecties, ook bij de installatie van nieuwe officie ren, kunnen gehouden worden in verband met de gewone oefeningen. Voorts weten de schutterplichtige ingezetenen, dat de wet hun oplegt een zeker aantal uren per jaar be schikbaar te stellen; het is een last, die op allen drukt, en waarvoor het niet rationeel zou zijn, schadever goeding te eischen. Alleen zouden we dit wenschen, en daar we nog volstrekt niet inzien dat de schutterij- wet zoo heel spoedig tot het verleden zal behooren, veroorloven wij ons, dit punt even aan te stippen, dat van lien, die om lichamelijke ongeschikt heid of wegens andere redenen wor den vrijgesteld, eene belasting kon gevorderd worden, evenredig aan het oil'er, dat door de anderen gebracht wordt. Een dergelijke belasting zou eigenlijk ook toegepast moeten worden op de ingezetenen der gemeenten, waar niet geschutterd wordt, opdat ook op dit gebied wat meer rechtsgelijkheid ontsta dan waarin we ons tot dusver mogen verheugen. Daar, waar des Zondags de schut ters hetzij gewoonlijk, hetzij slechts nu en dan, onder de wapens moeten komen, geschiedt zulks met het oog op veimijdingvanwerkverzuim. Wordt liet voorstel Donner aangenomen, maar de kans, dat de Tweede Kamer het zal verwerpen, is zeer groot, dan is dit natuurlijk uit. Rest nog de vraag of het niet mogelijk zou zijn, zelfs met behoud van de bestaande wetsvoorschriften, de zaak zóó te regelen, dat aan wederzijdsche be zwaren is te gemoet gekomen. De wet zegt: «bij voorkeur." Wie het bestaan van die voorkeur moet vaststellen, is niet bepaaldmeest zal dit wel overgelaten zijn aan het goedvinden van den commandant, die misschien daarover zal raadplegen met liet Dagelijksche Bestuur der ge meente. Hoe de meest belanghebben den, de manschappen, over de zaak denken, wordt niet gevraagd. Het zou wellicht in strijd geacht worden met de heerschende begrippen van krijgs tucht, hen te raadplegen, ten einde te weten te komen op welken dag men de oefeningen liefst geplaatst zou zien. Verbeeldt u. éeri schut terlijke volksstemming 't Lijkt wat vreemd, maar wat is er tegen Men zou zulk een stemming alle jaren kunnen herhalen, telkens als de nieuwe lichting is ingedeeld, om de pas- aangekomen niet te onder werpen aan een beslissing, door an deren genomen. Is riu uitgemaakt, dat de meerderheid zich voor exer- ceeren op Zondag verklaart, dan zou daarvan een bepaald voorstel gemaakt kunnen worden, om te weten te komen of, en zoo ja, bij hoeveel personen daartegen een beginsel bezwaar be staat. Hun op dien grond vrijstelling te verleenen, ware in het geheel niet aan te raden, want dan zou op een maal, ten bewijze hoe groot de syfii- pathie is voor het schutteren in het algemeen, het aantal gemoedsbe zwaarden overweldigend grootworden. Maar men zou een splitsing kunnen maken, door degenen, die den Zondag absoluut vrij willen houden, een dag in de week te doen opkomen. Misschien zou ook het resultaat van het onderzoek zijn, dat men den tegenwoordigen toestand, Zondags dienst als uitzondering, ofschoon niet verboden, nog zoo kwaad niet vond. Er zijn tal van patroons, die hun ondergeschikten eenvoudig verlof ge ven om te gaan schutteren, zonder daarvoor op hun loon te korten. Alleen bij degenen, die voor eigen rekening of op stuk werken, springt liet nadeel in bet oog, en als die menscben nu eens het verlangen uitdrukten om eenige uren van den Zondag aan de oefeningen te wijden, dan zou de billijkheid vereischen, hieraan te ge- moet te komen. Werd een dergelijke splitsing, de ondervinding zou natuurlijk moeten leeren in welke getalsverhouding de beide deelen van het gemeentelijk schutterscorps tot elkander zullen staan, ingevoerd, dan zou de commandant nooit eens zijn troep vereenigd zien. Een groot nadeel, inderdaad. Maar, hoofdzaak is niet, een of ander militair vertoon, doch oefening. Bij de wijze, waarop deze thans geschiedt, alles bij elkaar, zoo wel de gewezen miliciëns die er «alles van" weten als degenen die vóór hun opneming in de schutterij nooit een rijksgeweer in handen hebben gehad, doet het er weinig toe, of die oefe ningen met veel of met weinig man schappen plaats hebben. En, is liet noodig het geheele corps samen te nemen, dan kan men dit een paar malen in het jaar doen, op den tweeden Paasch- en Pinksterdag, als wan neer noch het bezwaar van werk verzuim, noch dat van ontheiliging van den Zondag in den weg komt. Voor de hier besproken stemming der belanghebbenden over de vraag Op welken dag zal geschutterd wor den, pleit verder de overweging, dat dan nog andere bezwaren, voor welke tot dusver geen wetswijziging is gevraagd, maar die toch ook ge opperd kunnen worden, bij voorbaat zijn weg te ruimen. Er kan gezorgd worden, dat op Zaterdag geen Israë liet, op een Heiligendag geen Katholiek onder de wapenen behoeft te komen. Deze beiden zouden desverlangd bij de Zondag-sectie ingedeeld kunnen worden. Hadden wij dus te stemmen over het voorstel van den lieer Donner, we zouden bij de algemeene beraad slagingen tot de Regeering het verzoek richten, de toepassing aan te bevelen van een stelsel van splitsing gelijk hierboven is omschreven, en hooren welke bezwaren daartegen zijn in te brengen. Bij de stemming zouden wij ons niet aan de zijde van den voorsteller scharen. Er is nog een ander middel, ons- allen bekend. Het heetopruiming van de schutterij. Wie van ons dien maatregel nog beleven zal, is de groote vraag. Zooals men zich herinneren zal. Iiebben onze troepen reeds driemaal tevergeefs een aanv il gewaagd op de Atjehsche versterking Kaloel, en vei kre gen de onzen daarbij de laatste maal 7 dooden en 32 gewonden. Thans vei ne men wij uit een parculier schrijven uit Kola Radja, dat ei pl n bestaat ander maal te beproeven die steikle tt riemen. Het tijdstip, waarop die aanval zou plaats hebben, was onbekend, wellicht in den loop van Maart. In ieder geval zullen er veel troepen aan deelnemen. Vad. Door de vrouwen van de veroor deelde socialisten H. Smit en I Smit, is aan H. M. de Koningin-Regentes gratie voor hen gevraagd, omdat ze met hare kinderen gebrek lijden, de veldwei kzaam- heden weder beginnen en de gehuurde gronden moeten worden bewerkt, bepoot en bezaaid, dal hun anders in den vol genden winter weder gebrek voor de deur staat. Naar de Zto. Cf. verneemt, is naar aanleiding van het op Kerstmis II. te Zwolle gehouden congres van den sociaal- democratischen bond en de daarbij een stemming aangenomen bekende revolu tionaire motie, door het gerechtshof te Arnhem een strafvervolging gelast le gen de toenmalige leden van den cen- tralen raad (het hoofdbestuur) van dien DOOK MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 50) «Zou ik hem nog mogen zien? Het zou een weldaad voor mij zijn, indien hij mij de hand wilde reiken. Het is waar, hij was 'Ie schuldige die my over- leedde, maar ik had niet moeten toege ven, ik die te goed wist wat de heilig heid van het huwelijk eiscbte." «Ik durf u niet bij hem toelaten." «Och ik bid u, doe mij dezen dienst. Ge ziet me gebogen door smart en schuldgevoel, vernederd in anderer oogen, maar ook in de mijne; de kracht om mij boven het oordeel der menigte te verheffen, ontbreekt mij ik ga ver weg van hier, en ge zult van mij niet meer hooren." «Indien het u waarlijk berouwt, be hoeft ge de verachting van anderen niet te vreezen. Wie de hand in eigen boe zem steken kan en die gansch rein te rug halen, werpe dan den eersten steen maar niemand zal dat kunnen. Wel aan, ik zal uw voorspraak zijn, maar in dien ik slaag, zult ge dan bedaard met hem spreken en kort?" «ik geloof het u." «Wacht dan een oogenblik; zijne vrouw is bij hem." «Zijne vrouw?" „Ja, wist ge het niet; hij is de schoon zoon van dokter Vernande." De predikant was doodsbleek gewor den: «dus niet alleen de smart van die beiden valt op mijne ziel terug, maar ook eene andere lijdt onder mijn schuld. O, Heere God, Gij zijt rechtvaardig, een Rechter over de geheime zouden der menschen. Gij straft mij fel, en werpt mij neer in peilloos verdriet." «Maar Hij richt ook op, die met waar achtig verslagen ziel voor Hem zich bui gen. Is niet ook voor u de Christus aan het kruishout gestorven? En gij die an deren zoozeer op het dierbaar bloed wil- det wijzen, heeft het voor u dan geen kracht?" sprak Van Hoogendam. De predikant zag hem aan, zijn oogen waren beneveld «het is dan toch waar," zeide hij, «en thans eiken ik het, niet het bewustzijn, dat God ons uitverkoren heeft, kan voor zonde bewaren, maar alleen de volkomen overgave van ons hart aan Heiland kan ons doen vragen Heer, hoe wilt Gjj dat ik handelen zal Had ik het meer gevraagd, ach, had ik het toch meer gevraagd!" De stem van den predikant klonk diep geschokt. Hij, de man die anderen steeds had voorgegaan, die hen met de roede van Gods gerichten gedreigd, gegeeseld had, die de liefde van Christus immer had achtergesteld, om meest op het uit verkoren volk en de ellende te wijzen, die man was gevallen en het gepredikt, wat hij niet had doorleefd. Hij had niet aan de gemeente de volheid der eeuwige erbarming onderwezen, maar hen een toornend God voorgehouden, en dat hoe wel zijn eigen hart en leven van grove zonden getuigen kon. Een masker had hij gedragen tot op het oogenblik, dat dit hem door de kracht der Lielde werd afgerukt, die nog eenmaal zijn zoekende stem liet weerklinken aan dit hart en het aan zichzelven openbaarde. Bij dat licht ging zijn gansche leven voor zijn verbeelding voorbij, en diep in het stof gebogen erkende hij, dat zoo God met hem in het gericht treden wilde, hij niets zou hebben te antwoorden op de vraag hoe hij zijn leven had besleed. Misschien voor de eerste maal trilde daarbinnen een snaar van bitter leedgevoel; zijn le ven dat zoo rijk had kunnen zijn, wat was het geweest? Een dagelijks twisten over waarheden, geloofsartikelen, een schijn van vroomheid en godsdienstliefde, maar in waarheid? Diep boog deze gedachte hem neer; diep verootmoedigde hem het bewustzijn, dat hij gevallen was; hij achtte niet op het oordeel van de gemeente of van zul- ken, die maar al te gaarne de steenen des aanstoots opzoeken en bloot geven hij was schuldig in eigen oog, schul dig in het oog van den Goddelijken Rechter, die van zijne hand de levens eischen kon, die hij had vernietigd. Dit bewustzijn hield spijs en drank van zijn lippen terug, deed hem eens klaps opstaan en naar het landhuis gaan, in de hoop dat daar hem misschien eenige troost verwachtte. Verzoening met den stervende was het eerste wat hij wenschte, en dan wilde hij de wereld iogaan, een nieuw leven aanvangen en door voor anderen te leven, de schuld boeten. Welke redeneeringen zijne viouw ook hiertegen mocht inbrengen, hij hoorde daarnaar niet, en wees haar steeds met een«ik moet" terug. En thans zou hij weldra tegenover den zieke staan, want Van Hoogendam had toegang voor hein verkregen. «Wilt ge ons te ramen alleen laten," vroeg de predikant. Van Hoogendam knikte en sloot de deur achter hem. Water nu tusschen die beide mannen gesproken werd, heeft niemand verno men, en toen de dokter na eenige minu ten binnen wilde treden, stond hij op den drempel stilde predikant lag ge knield voor liet ziekbed, de band van den kranke in de zijne. Woorden ont vloeiden zijne lippen, woorden die uit het diepst der ziel kwamen. Hei was een smeekgebed om verzoening en vrede, om vertrouwen in de ure des doods; het was een pleiten op Gods beloften, die in Christus bevestigd zijn, het was een overgave des harten in leven en in ster ven. Zulk een bede kon niet anders dan goed doen voor die beiden, en toen de piedikant opstond, diukte de zieke hem de hand en sprak een hoopvol tot weer zien uittoen ging domirié Hester den dokter voorbij, te bewogen om meer te spreken, doch met een gelaat waarop reeds een morgenschijn van aanbrekenden vrede veispreid lag. Nu onderzocht Vernande opnieuw den zieke: «zeg het maar, dokter, het gaat met mij ten einde. Het is ook beter zoo. Wie weet wat ik weder zijn zou, als mijn krachten terugkeerden. Laat nu Ada bij mij komen en blijven." {Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1