NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. ONDER 'T OORDEEL. I\o. 30. Zaterdag 15 April 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Feuilleton. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentie ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Croote letters en vignetten naar plaatsruimte. Als de zon in volle heerlijkheid over bosschen en beemden glanst, de winterschuwe trekvogels hun zomerkwartier hebben betrok ken, en ieder zich verlustigt in de hervatting zijner werkzaam heden, beginnen zij, die zich die weelde kunnen veroorloven, niet al den ernst dien het onderwerp vereischt, hun reisplannen te be ramen. Deze overwegingen openen als het ware het «seizoen," en we hebben eens hooren zeggen, dat die voorbereidingsperiode eigenlijk het aangenaamste gedeelte van de heele geschiedenis is, in welk opzicht zij slechts door één moment wordt overtroffen, name lijk dat der thuiskomst. Wat hiervan zijn rnoge, wie rei zen kan, gaat reizen, en in hoeverre dat gedaan wordt om te gehoor zamen aan de bevelen der mode, zullen wij onbeoordeeld laten. Dit jaar bestaat veel kans, dat het feestvierend Amerika aan ons werelddeel veel afbreuk zal doen Chicago zal waarschijnlijk meer bezoekers trekken dan Amsterdam en Den Haag samen, 't Zal in do volgende jaren erg voornaam klin ken, als men zeggen kan de Columbus-tentoonstelling, de reus- achtigste kermis die ooit gehouden werd, met een bezoek vereerd te hebben. Toch zal ,er voor Europa ook nog wel wat overschieten vooral reizigers, die slechts over enkele weken te beschikken hebben, zijn wel verplicht den kring hunner tochten niet al te wijd te maken. Wij, Nederlanders, dat weet men, trekken ook liefst naar den vreemde: wel geven we toe, dat ons eigen land volstrekt niet leelijk is, dat het menige streek bevat, die in natuurschoon niet achter staat bij hetgeen men elders gaat bewonderen, maar, ziet u, dat alles is zoo dicht in de buurt, men kan dat te allen tijde wel eens gaan bekijken. Het gevolg van die redeneering is, dat velen, als voor hen de mogelijkheid om op i eis te gaan niet meer bestaat, beter bekend zijn met Zwitserland of Italië dan met het Gooi. Wel vinden wij het erg prettig, als vreemdelingen ons land prijzen wanneer wij hen hooren beweren, dat er verrukkelijke wandelingen te doen zijn, dat men er oorden vindt, uitmuntende boven zeer druk bezochte gedeelten in andere ge westen, dan achten wij die lofspraak volkomen gewpttigd, al hebben we de gelegenheid verzuimd om door eigen aanschouwing tot een juist oordeel te komen. Het bezoek van vreemdelingen is voor Nederland niet alleen een oorzaak van waardeering, maar bovendien kunnen we niet onver schillig zijn voor de stoffelijke voordeelen deze komen aan meer personen ten goede dan men zoo oppervlakkig denken zou. In Zwit serland maakt, hetgeen de reizi gers er brengen, een niet gering deel uit van de inkomsten der bevolkingbij ons loopt het wel zoo'n vaart niet, maar toch is het voor menig Nederlandsch dorp lang niet hetzelfde, of de stroom der pleizierreizigers mild vloeit of traag. Het is dus te beschouwen als een plicht der vaderlandsliefde, dat verkeer zooveel mogelijk in de hand te werken; te zorgen, dat de buitenlanders hier gaarne komen, dat zij er zich op hun gemak bevinden en er wat te genieten krijgen. Van d., beginsel uitgaande, hebben zich ook in die streken, waar het natuurschoon de bezoekers aanlokt, vereenigin- gen gevormd tot bevordering van het vreemdelingenverkeer. Haar hoogst lofwaardig streven is, door het organiseeren van uitspannings- middelen de aantrekkelijkheid van het verblijf te verhoogen, zorg te dragen, dat de reizigers er zich gemakkelijk kunnen bewegen, dat zij den indruk medenemeu van een gastvrije ontvangst. Over die gastvrijheid moeten we een enkel woordje in liet midden brengen, naar aanleiding van er varingen, op een paar wandel tochtjes in kleinen kring opgedaan. Wie in Duitschland reist, wordt getroffen door de gemakkelijkheid, waarmede hij overal kan rond gaan. Particuliere eigendommen staan öf onbelemmerd open voor iedereen, öf het kost geringe moeite zich toegang te verschaffen. Van buitenplaatsen is in den regel slechts dat gedeelte, waar de familie van den eigenaar of den bewoner zich ophoudt, verboden terrein; natuurlijk laat men ook geen moestuinen, boom- of wijn gaarden en oranjerie door iedereen betreden. Maar voor het overige kan men gerust zijn gang gaan. De Duitscher schijnt van oordeel te zijn, dat de schoonheden der natuur voor elk menschenkind zijn geschapen, en dat het niet aangaat de uitoefening van het eigendomsrecht zoo ver uit te strekken, dat men bosschen en heuvelen met een slagboom af sluit. Die Duitschers hebben, vinden we, gelijk, en voor een dertig tal jaren dacht men er ten onzent ook zoo over. Kleine buitentjes, van geringen omvang «prijkten" met een bordje waarop «verboden toegang" stond, maar de be zitters van uitgestrekte landgoede ren waren grand seigneur genoeg om ook hun minder bevoorrechten medemenschen iets te gunnen. Dat is thans anders geworden. Voor en na is het afsluitingsstelsel in ruimere mate toegepast. Komt gij terug op de plaatsen, waar gij als jongen naar hartelust hebt rondgedwaald, dan vindt gij u thans weerhouden die geliefkoosde plekjes opnieuw te betreden, door het tergend opschrift, ge weet wel, ditmaal vermeerderd met een nadrukkelijke herinnering aan artikel 461 van het strafwetboek. We hebben dat cijfer 461 op een kort uitstapje gedurende de Paaschdagen zoo dikwijls gezien, dat het ons als een nachtmerrie werd. Verbeeldt u, in de omstreken van Haarlem, in de duinen achter de ruïne van Brederode, overal op een duin dat vervloekte bordje. Ge loopt langs een smal pad; de met ontluikende heideplanten be groeide heuvelen lokken u uit tot een opstijging, om van daar het panorama te genieten dat het schoone land aan den duinvoet aanbiedt: 461, altijd 461. Gril lig gevormde hoornen steken de kruinen omhoog, ge wilt er eens ronddwalen een afsluiting is er niet, dus pas op, 4611 Wie drommel zou daar eenig kwaad kunnen doen op die duinen en in die bosschen? En het is in onderscheiden deelen van ons vaderland precies zoo. De bosschen van Wassenaar, ge moogt er wel langs gaan, maar ge blijft er uit: het ontbreekt niet aan waarschuwende bordjes. Van enkele wandel-oorden die nog open zijn gebleven, vernemen we af en toe. dat zij ook gesloten zullen worden dat schijnt tegen woordig een manie te zijn van de eigenaars. Iemand, wien we onze indrukken over dat nieuwe systeem meedeel den. beweerde, dat het publiek daar veel schuld aan heeft, omdat het zich weieens onhebbelijk ge draagt. Wij konden en kunnen dat niet geiooven. Dat er nu en dan eens een ploert schuilt onder de wandelaars, is dat een reden om hen allen over één kam te scheren En wat moeten de vreemdelingen er wel van denken en zoggen? Zij zullen verklaren, dat Nederland een mooi land is, maar dat men het moois alleen op een afstand te zien krijgt, en er is een nieuwe reden gevonden om ons voor Chineezen uit te schelden. Is die afsluiting misschien een maatregel van voorzorg, om bal dadigheden te voorkomen, brandstichting of zoo iets Maar wie kwaad in den zin heeft, kan dat immers evengoed doen bij den ingang van het verboden paradijs, en zal zich door zoo'n bordje niet laten weerhouden. De zaak heeft zelfs een nog bedenkelijker zijde. In onze dagen wordt het eigendomsrecht op hef tige wijze aangevallen, en zij, die ofschoon nu juist niet tot de be zitters behoorende, de belangen van de maatschappelijke orde hoog houden, doen hun best om die aanvallen af te weren. Maar laat dan het recht met gematigdheid DOOR MEVR. KAUTZMANN-VAN OOSTERZEE. 62) Eerst tegen den avond zou het hero mogelijk zijn des dokters huis te bezoe ken, en hij ging zijne eerst kortelings gekomen dienstbode opzoeken, om haar aan te manen wat spoed met het mid dagmaal te maken. Doch hoe hij riep of zocht hij kreeg geen gehoor en op zijn bellen verscheen niemand. Toen begreep hij, reeds meermalen had hij in de laat- ste maanden dergelijke ervaring gemaakt, dat de meid vertrokken was, en toen hij tot overtuiging in de keuken en op haar kamer kijken ging, vond hij werkelijk niets dat hem aan haar kort verblijf ten zijnent herinnerde. Hoogst onaagenaam getroffen zocht hij zelf in den kelder eenige eetwaren bijeen, vond koud vleesch en brood, maakte water aan het koken om thee te zetten en behielp zich aldus vopr dien middag. Daarna gaf hij nog een college, en was blijde vrij te zijn om aan zijne zuster zijn nieuwen ramp te kunnen gaan verhalen. Met haastigen tred schreed hij langs de straten voort, en reeds toen hij op den sloep tl ad, hoorde hij het kinder stemmetje, dat hem zeide dat zij geko men was, zij, de vrouw die hij liefhad Hij trad binnen en begroette haar har telijk «geef me, zoo ge nog wat hebt, iels te eten zus," zeide hij toen, »ik heb niet veel gehad vandaag," en hij vertelde wat hem overkomen was. Het jonge vrouwtje luisterde aandach tig, terwijl haar hand het vuistje van Siegfried hield en dan aan de lippen bracht. »Hel is erg ongelukkig voor u," zpide zijne zuster, terwijl ze hem bediende. nik zal maar dadelijk weer op een nieuwe voor u uilgaan, want ge moet ge holpen worden." «Gij uitgaan, vrouw, neen daar komt niets van," zeide de dokter. «Morgen wil Ada het zeker wel voor u doen, en zoolang kan Frans hier dagelijks komen eter.." «Ik heb er al eens over gedacht," zeide de professor of er geen kans zou zijn, dat gij beiden bij mij kwaamt wo nen. Uw huis is niet groot genoeg en er kan geen college kamer af, maar het mijne zou voor ons aller behoeften vol doende zijn, en Adelheid zou dan ook voor mij kunneD zorgen." «En Ada dan! Neen, broer, dat zijn dwaze ideen. Twee huishoudingen in ééne woning gaan zelden goed. We moeten er iets anders op bedenken." Zoo sprekend verliet ze de kamer, en bijna op het zelfde «ogenblik werd de dokter nog bij een zieke geroepen en nam haastig zijn hoed. Dus bleef Ada alleen met haar kind en den professor. Ze zat een wijle mij merend, eindelijk vatte ze moed en zeide Doom Frans, mama zegt, we moeten er iets anders op bedenken, ik dacht daar over na, en meen het gevonden te hebben Indien ik zelve bij u mijn intrek nam en uwe huishouding bestierde, ik verlang zoo zeer me nuttig te maken, en op deze wjjs was alles gevonden. De volgende rnaand zou ik dan toch overdag hier kun nen zijn. ik ben jong en sterk, en zie niet tegen eenige vermoeienis op. Maar misschien zou het u hinderen, kleinen Siegfried in huis te hebben, en dat zou toch niet anders mogelijk zijn." Ze sprak zoo eenvoudig en natuurlijk dat de professor slechts nieuwe twijfel in zich voelde opkomen; indien ze hem beminde, had ze dan aldus kunnen handelen? Ze ging voort: «ik zie zeer goed de noodzakelijkheid van sommige duigen iü. Mijn.... man... heeft alles niet zich in het graf genomen, en ik heb het jaargeld, geweigerd, dat zijn stiefvader mij aan bood. Ik wide me niet afhankelijk stellen temeer daar zij enorme sommen hebben opgeofferd, om de eer van or,zen naam te redden. Maar ook mijn vader is niet die hij geweest is, en hem inag ik dus evenmin lot last komen. Ik heb reeds mijn kindermeid afeeschnft en help Sieg fried altijd zelf. Maar indien indien ik door nuttig te zijn iets kon verdienen of althans niet behoefde bezorgd zijn, dat mijn inwonen en dat van mijn kind ie mand tot last was o, oom Frans, dat ware een pak van mijn hart! Denk er eens over, of ik u aldus van dienst zou kunnen zijn en neem mijn vooisiel aan" «Neen, neen Ada, dat kan, dat mag ik niet doen." «En dat waarom niet? Gij waart al tijd zoo goed vooi mij, oom van af mijn vroegste jeugd af waart gij me beter dai, eeri broeder; ja, ik achtte u schier even hoog als papa. Waarom mag ik u dan niet iets vergoeden van de zorgen, die gij voor mij hebt gehad?" «Neen, mijn kind, neen, dat kan niet zijn Juist trad Adelheid binnen, maar toen ze haar broeder met Ada in gesprek vond, wierp ze hem een bemoedigend knikje toe, nam Siegfried, die inmiddels ingeslapen was. van de jonge moeder over en verwijderde zich met hel kind: «blijf rustig zitten" zeide ze, «gij zijt vermoeid, en ik wil uw kleintje bezorgen, dan leer ik het alvast." Ze ging in de nevenkamer en legde er liet kind in liet bedje. Ze bleef er bij wachten, hoopvol biddend. Ze hoorden de stern van den piofessor. O, mocht thans het beslissend uur daar zijn, mocht hij thans de ver goeding vinden voor een leven vari op- offeiing en plichtbetrachting! «Neer,," zeide Frans, «neen Ada, het kan niet zijn Gij zijt jor.g en schoon. Wat zou de wereld, wat zouden booze lastertongen er van zeggen indien gij uw intrek nasial bij een onsehuwd heer. Ik moet voor u waken, mijn kind, en voor uw naam." «Maar wat stoor ik mij aan den laster, ooiri Frans, indien mijn geweten mij vrijspreekt. Niet te veigeefs hebt gij en mijne rnama uwe beste krachten aan mijne opvoeding besteed! Hebt gij zelf het mij niet geleerd en gepredikt, «.'at waar we de stem van ons geweten vol gen, de uiiknnst altijd goed moei zijn, en dat waar wij recht bandelen, niemand oordeel ons schaden kan. (Wordt vcrvolgd.J

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1