NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND.
DE ARMBAND DER UB.
J\o. 32.
Zaterdag 22 April 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Span de paarden vóór flea wapn.
Feuillet on.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentie ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Croote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hij is weer in aantocht, de wel
aangename tijd, waarin men een
gansche vloot van huwelijksboot-
tjes in zee zal zien steken. De
Hemel geve hun ïMeeresstille und
glückliche Fahrt!" Wel is in geen
enkel tijdperk van het jaar de
haven van vertrek gesloten voor
die soort van vaartuigjes, doch in
de Meimaand is altijd de uittocht
naar het onbekende land, van het
welk de reisgenooten zich de heer
lijkste idealen voorstellen, bijzon
der levendig.
Toch wordt beweerd, door be
oefenaars van de bevolkings
en andere statistiek, dat het per
centage der huwelijken afneemt,
en wel voornamelijk in hetgeen
men gewoonlijk de beschaafde bur
gerklasse noemt. Cijfers, als zij
ten minste met zorg zijn verzameld,
liegen niet; en hoewel het niet
gemakkelijk is, tusschen de ver
schillende maatschappelijke groe
pen eeri grenslijn te trekken, ge-
looven we toch, dat er gegevens
genoeg voorhanden zijn om de
juistheid der bewering aan te ne
men.
Er kan getwist worden over de
vraag, op welke der beide sexen
de schuld want een schuld is
het zeker, aan dat verschijnsel
drukt. Zijn onze jonge mannen zoo
prozaïsch, zoo nuchter, zoo egoïs
tisch geworden, dat zij zich wape
nen tegen de verliefdheid en geen
gevoel meer hebben voor de be
koringen van een eigen thuis?
Zou men, om dit euvel weg te
nemen, het een of ander dwang
middel moeten gaan toepassen,
zooals in overoude tijden bij de
Spartanen in gebruik was? Elk
staatsburger, die den huwbaren
leeftijd had overschreden, moest
daar op het jaarfeest in den tem
pel verschijnen, en zich onderwer
pen aan een lichamelijke kastij
ding, hem toegediend door de hand
van een der jeugdige schoonen,
die nog niet ten huwelijk waren
gevraagd. Deze ontmoeting leidde
in den regel tot het gewenschte
resultaatmisschien had men wel
tegen een eerste kennismaking op
gezien, en ging alles van een leien
dakje nu het ijs eenmaal gebro
ken was
Bij ons, die leven en ons bewe
gen in de atmosfeer van vrijheid,
blijheid," zou die methode minder
practisch gevonden worden. Ook
ontkennen de jonge mannen ge
woonlijk, dat de fout bij hen schuilt
en wanneer zij onder elkander de
aantrekkelijkheden roemen van het
bestaan eens vrijgezels, en kwink
slagen ten beste geven over het
echtelijk dwangjuk, dan is dat ge
woonlijk niets anders dan galgen
humor. Zij willen wel, maar kun
nen niet: dat wil zeggen, het
zit er niet aan
Een woordvoerder van de tal
rijke groep van jongelieden, die
we hier op het oog hebben, gaf
onlangs aan zijn bezwaren lucht
in een schrijven aan het tijdschrift
voor jonge dames »De Hollandsche
Lelie." Hij was dus stellig aan het
rechte kantoor; nu, een advocaat
in Den Haag zal wel weten tot
welk adres zich te richten.
»Trouwlust"
ahebben we wel.
we vrij, en zal
vrij laten?"
En dan spreekt hij van de zware
geldelijke verplichtingen, die het
huwelijk hem zou opleggen. Hij
aanschouwt hoe zijn zusters en haar
zegt hij,
Maar
een
nu
vrouw
zijn
ons
vriendinnen zich opschikken, en
ziet er erg tegen op zoo'n mode
pop heerschappij te laten voeren
in zijn huis. Hij kan niet, vóór hij
zich engageert, accoord maken
Wel. als ik je vroeg, zou je 't dan
met Brusselsche stoeltjes willen
doen en zonder meubelgordijnen,
en met één beste japon?"
De vrouw, verklaart hij, stelt
te hooge eischen. Zij wil het, bij
haar intrede in het huwelijksleven,
minstens even goed, dat beteekent
even gemakkelijk hebben, als bij
haar ouders thuis. Wat die ouders,
misschien na een heel lange reeks
van werkzame jaren verworven
hebben, wil zij reeds bij den aan
vang van haar loopbaan het hare
noemen. Dat beschouwt zij als
haar recht.
En welke plichten zal zij daar
tegenover op zich nemen?
Onze Haagsche pleitbezorger
er van
»Als mijn zusters en haar vrien
dinnen des morgens hebben ge
musiceerd, geschilderd en gehaakt,
meenen zij zich al extra nuttig te
hebben gemaakt, en besteden de
rest van den dag zonder gewetens
wroeging aan wandelen, drinken,
eten en uitgaan.
»Een dergelijke vrouw teert dus
later geheel op de beurs van haar
man
«Meegeld verdienen, geen kwes
tie vanalleen maar uitgeven, zoo
als zij nu haar speldengeld uit
geeft.
zegt
taak, die haar wacht? Zijn zij zoo
zeker, dat haar man altijd even
geduldig haar luieren zal verdra
gen, als haar ouders dat doen?"
Generaliseeren, of zooals men
op zijn Hollandsch zegt over één
kam scheren, zullen wij niet. Het
hier geschetste type van jonge da
mes uit den beschaafden stand
teekent niet de geheele klasse; we
kennen er verscheidene, die een
heel anderen opvatting van het
leven hebben, en die, ofschoon'
volstrekt niet ontbloot van de kun
digheden en bekwaamheden, die
thans gewoonlijk tot de vereisch-
ten eener nette opvoeding worden
gerekend, zich in den huiselijken
kring wel degelijk nattig maken.
En laat ons dit er eventjes bij
vertellen, die soort van meis
jes leveren niet het grootste con
tingent voor de afdeeling: onge
huwde dames op leeftijd!
Er is nu in de maatschappij een
streven merkbaar, om voor het
schoone geslacht de beroepskeuze
wat ruimer te maken. Natuurlijk,
al is men afkeerig van huiselijke
werkzaamheden, men is daarom
niet altijd bemiddeld genoeg om
die door anderen te laten verrich
ten en zelf er wat bij te luie
ren, zullen wij den Haagschen ad
vocaat maar nazeggen. Allerlei
betrekkingen, ambten en bevoegd
heden, die tot voor korten tijd in
handen van de mannen waren,
wil men ook voor de vrouwen
veroveren. Zij moeten zich toch
ook een toekomst verzekeren, af
gescheiden van de huwelijkskans?
»Terwijl wij, mannen, zitten op
gesloten op kantoor en bureau,
zien wij onze toekomstige levens
gezellinnen den ganschen dag
wandelen of voor het glas zitten
met een stramienwerkje. Bereiden
zij zich aldus voor tot de ernstige te spreken. En tochtoch vreest
Dat is alles zeer waar, en schrij
ver dezer regelen is niet baatzuch
tig genoeg om over dit stre
ven een afkeurend oordeel uit
hij, dat men bezig is de paarden
achter den wagen te spanuen, en
dat een heilzame en volkomen lo
gische arbeidsverdeeling er door
wordt tegengehouden. Plaats een
vrouw in een ambt, en er is maar
één persoon mee geholpen. Zet
er een man neer, en gij hebt veel
kans dat er twee en later meer
personen door onderhouden wor
den.
Namelijk. als het vrouwtje
wat bescheiden wil zijn in haar
eischen. Heusch, de weelde, waar
mee men het vaartuig uitrust met
hetwelk de huwelijksreis wordt
aangevangen, is iets heerlijks in
de oogen van vriendinnen en an
dere benijderessen, en daarom van
veel waarde voor haar die zich
inscheept, maar die waarde is
zeer betrekkelijk en weinig duur
zaam. Wat door eigen vlijt en
overleg, doorarbeiden spaarzaam
heid is gewonnen, daaraan hecht
zich de ziel, niet om het voorwerp
zelf, maar om de herinneringen
van plichtbetrachting, die er aan
zijn verbonden. Wie de genoegens
der weelde juist weet te taxeeren,
maakt onderscheid tusschen het
geen is meegekregen en wat is
aangeworven.
Konden wij de intieme geschie
denis van vele huwelijken nagaan,
zonder eenigen twijfel zou daar
het meeste geluk worden gevon
den waar men nederig is begon
nen en zich op een eerlijke ma
nier heeft omhoog gewerkt. In
dien wij onzen jongen dames een
recept mochten geven, om naar
de inspraak van haar gevoelig
hart een jongen man en zich-
zelve een schoone toekomst te
geven, zij vinden het in boven
staande regelen. De toepassing
DOOR M.
1) In de zoogenaamde «Kunstenaars-
zaal" van hel hotel Witthuber heerschte
een buitengewone drukte. Het tamelijk
groote, vriendelijke vertrek was vol gas
ten, en nog 3leeds verleende de deur toe
gang aan nieuwe bezoekers, totdat de
aankomenden ten laatste niet eens het
bescbeidenste plaatsje meer vonden en
door den nood gedwongen met een spij
tig gelaat moesten terugkeeren.
En werkelijk, 't was eene gewichtige
gebeurtenis, tenminste in kunstenaarskrin
gen, die al deze drukte teweegbracht. Dezen
avond toch was voor de eerste maal eene
nieuwe opera, het werk van een jongen
componist, onder den schitterendsten bij
val gegeven geworden, en dit was de
reden, dat ze na afloop der voorstelling
bier alles bijeen vond, waarop de resi
dentie aan korypheën en celehriteiten op
bet gebied der muziek te roemen had,
om hun meening over het geboorde el
kaar mede te deelen.
Aan eene der tafels in den achtersten
hoek der zaal zalen de componist, de
prima donna, de eerste tenor, de tweede
bas en de eerste kapelmeester, alsmede
eenige leeraars van bet conservatoire en
de muziekveislaggevers der voornaamste
dagbladen. Zij vormden als het ware het
brandpunt van het gezelschap, ieder der
aanwezigen wilde met hen ten minste
een paar woorden wisselen, zoodat van
en naar die plaats eene voortdurende
vloed en ebbe der gasten plaats had.
De componist, een dertigjarige man,
met een belangwekkend uiterlijk, ontving
de buide die men hem toebracht met
een van geluk stralend gelaat, doch gaf
hierbij als zijn bescheiden meening te
kennen, dat de hoofdverdienste, zijne
schepping zulk een schitterend resultaat
bezorgd te hebben, toe te schrijven was
niet alleen aan de toewijding der zange
ressen en zangers, maar ook aan de zorg
vuldige leiding van den directeur.
«Inderdaad, mejuffrouw Gazelli zong
heden avond verrukkelijker dan ooit,"
zeide op empathischen toon een heer, die
zich zoo even bij de tafel gevoegd had.
«Zoo, graaf Hank," zeide lachend de
jonge, schoone prima donna «Was er
van uwe beminnelijkheid wel een ander
oordeel te verwachten?"
«O, ik ben in mijn recht. Verklaar
zelve, mijne heeren," met deze woorden
wendde hij zich tot de overigen die aan
tafel zaten, «klonk het uit dien rozen
mond niet als muziek uit hooger sferen?"
«Zeker zonder twijfel," antwoordde
men van alle zijden.
«Tegenspreken zou onbillijk zijn,"
voegde de tweede bas er met eene dreu
nende stem bij.
Ik dank u, mijne heeren," hernam Ga
zelli lachend. «Maar is er voor den graaf
hier aan tafel niet een plaatsje in te
ruimen?"
«Hier naast mij is nog een stoel open,"
merkte een zwaarlijvige professor op.
«Ik had hem eigenlijk bestemd voor mijn
collega Walther, die zeker door bijzon
dere reden verhinderd schijnt te zijn om
hier te komen."
«Zeer verplicht," sprak de graaf, ter
wijl hij den stoel in het in bezit nam.
Hij had het midden des levens reeds lang
overschreden, en zijn kleur looze, ingeval
len trekken verrieden ma3r al te zeer,
dat hij dat leven tamelijk goed genoten
had, doch niettegenstaande dit alles kon
men zijne verschijning nog indrukwekkend
noemen. Hij ging veel om in kunstenaars
kringen, doch booze tongen beweerden,
dat hij zich hierbij minder in de kunst,
dan wel in haar vertegenwoordigsters,
't zij tooneelspeelsters, zangeressen of
danseressen, interesseeide. Verder liep
het gerucht, dat hy sterk en met veel
geluk speelde, en dat men eigenlijk in
de kringen, waartoe hij door zijn stand
in de maatschappij behoorde niet veel
met hem te doen wilde hebben. Hoe dit
alles ook zij, in zijn persoonlijken om
gang toonde graaf Hank een beminnelijk
karakter, en dit was meer dan voldoende,
om hem bij het vroolijke, lichtzinnige
artistenvolkjezoo vaak hij er verscheen,
•en vriendelijk onthaal te doen vinden.
«Sta my toe," zeide de professor tot
den graaf, «dat ik u in kennis breng
met uw buurman. Docter Wernitz, de
dichter van het libretto uit de opera van
onzen vriend Zurflüe en litterarisch re
dacteur van de «Avondbode."
De beide voorgestelden bogen, en graaf
Hank wilde juist den ander, een nog jon
gen man, met een bleek maar edel ge
laat, eenige vleiende woorden over zijne
poëtische schepping zeggen, toen hij tot
zijne verbazing diens blik plotseling strak
en onderzoekend op zich gevestigd zag.
Op zijne beurt beschouwde hij nu ook
nauwkeuriger de trekken van zijn buur
man en een opmerkzaam waarnemer zou
thans hebben kunnen zien, hoe eensklaps
een vaal bleek zijn wangen bedekte en
hoe de graaf ontsteld terugdeinsde.
Voor het gezelschap waren inmiddels
d*ze in het oog loopende verschijnselen
onopgemerkt gebleven, en zoowel dok
tor Wernitz als graaf Hank hadden na
eenige oogenblikken hunne gewone kalmte
herkregen.
Laatstgenoemde was zelfs in staat om
op bedaarden toon tot zijn buurman de
vraag te richten, of hij reeds langen tijd
in de residentie woonde.
«Eerst sinds eenige dagen," antwoordde
de ander koel,
«Dat dacht ik wel, daar ik tot nog toe
hel genoegen niet gehad heb, u in deze
zaal te ontmoeten."
«Mijnheer de graaf," liet zich op dit
oogenblik de zilverheldere stem der prima
donna hooren.
«Wat belieft u?" vroeg hij verward.
«Ge behoeft zoo niet te schrikken. Ik
wilde alleen maar eens hooren, ot ge soms
dat accident, dat den goeden uitslag van
onze opera in groot gevaar heeft gebi acht,
niet hebt opgemeikt?"
«Welk accident dan?"
«Zoo, dus het ontging zelfs aan uw
scherpen blik, aan uw gehoor? Dat ver
heugt mij, ik was er bevreesd voor.
(Wordt vervolgd.)