NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
DE ARMBAND DER ZANGERES.
JVo. 33.
Woensdag 26 April 1893.
Twee-eii-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMEBSFOORTS
VOOR
abonnementsprijs:
Per S maanden 1.Franco por post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten iutezendeu uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Eroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ernstige wnarselniHiug.
Kiesrecht ie kiesplicht.
In België was een omwenteling op
het punt van uit te barsten. Een
omwenteling mogen wij liet gerust
noemen, want het was een ernstige
beweging en demonstratie van aan
eengesloten en vastbesloten werklie
den, van een menigte, die met ernst
opkwam voor hare rechten, waar zij
reeds zoolang om gevraagd, die zij
reeds zoo lang ontbeerd had. Er wa
ren natuurlijk schreeuwers onder en
opruiers en socialisten, die van de
omstandigheden gebruikwilden ma
ken, maar zij vormden de minderheid
het geheel maakte niet dien indruk,
dat men hier met een bende muiters
en oproermakers te doen had. Zeer
verstandig was het van de Belgische
kamer, dat zij een voorloopig zeer ai-
doenden bevredigend voorstel aannam,
want wie weet welke onheilen er an
ders nog zouden gebeurd zijn. Het
zou een algemeene opstand geworden
zijn, die wel onderdrukt had kunnen
worden, maar door welk een bloed
bad en met hoeveel offers? Dat de
kamer het voorstel heeft aangenomen,
het was al wil niet ieder Belg er
voor uit komen uit vrees voorde
krachtige volksbeweging, die zulke
bedenkelijke afmetingen begon aan
te nemen. Wij die er buiten staan
moeten ronduit erkennen dat dit de
reden was en wij moeten het wel
toestemmen wat er in sommige Bel
gische bladen gezegd werdde werk
liedenpartij heeft een overwinning be
haald.
Door iemand die het wel wist is
eens gezegd: »De Nederlandsche
landaard is zeker rijk aan deug
den, maar heeft toch eenige gebre
ken, die hinderlijk zijn. Zucht tot
uitstel, langzaamheid van beraadsla
ging kenmerken ons." Dit is nu ze
ker voor de Belgen niet minder waai
en het is daar vooral den laatsten
tijd maar al te goed gebleken. Moge
hetgeen daar gebeurd is en zulke nood
lottige gevolgen had voor ons een
ernstige waarschuwing zijn om niet
te lang uit te stellen. Dat bij ons de
gevolgen zoo ernstig zouden zijn, ge
loof ik nu wel niet, maar een groote
menigte wacht geduldig af en dat
geduld raakt eens op. Het is daarom
te wenschen, dat men bijtijds voor
stellen zal aannemen tot uitbreiding
van het kiesrecht en er geen gele
genheid zal gegeven worden tot het
houden van bedreigende betoogingen.
Een zekere - partij bij ons zou zich
dan wel de eer van een zegepraal
toekennen, gelijk zij alreeds meer
verbeteringen beschouwd als te zijn
aangebracht tengevolge van haar
drijven.
Een groote uitbreiding van het
kiesrecht is bij ons in uitzicht gesteld.
Door al hetgeen daarover reeds ge
schreven en gesproken is, en dat is
idet weinig, hebben wij wel gezien,
dat het uiterst moeilijk is een wette
lijke bepaling te maken, die in alle
opzichten billijk is en die ieder het
kiesrecht geeft, wien het billijker
wijze toekomt. Een treurig feit is het,
en dat ons wel terecht doet vragen,
of een uitbreiding van het kiesrecht
wel zoo gewenscht en begeerd wordt
als liet zeggen is, dat steeds een zoo
groot aantal kiezers van hun recht
geen gebruik maken en er onver
schillig voor schijnen te zijn. Het is
inderdaad onbegrijpelijk, dat zoovelen
zich schuldig maken aan plichtsver
zuim. Want van zijn kiesrecht gebruik
te maken is een plicht. Tegenover
den staat, de macht, die de belangen
der samenleving behartigen moet,
die deze belangen aanduidt en die
allen tot behartiging van die belan
gen doet samenwerken, hebben wij
plichten te vervullen. Zijn wij in de
eerste plaats verplicht tot gehoor
zaamheid aan de wetten van den
staat en in de tweede plaats om dien
staat te steunen met onzen stoffe-
lijken zoowel als zedelijken steun, een
derde plicht is dezedat wij den
staat die als zijnde een zedelijke in
stelling voor volmaking en verbete
ring vatbaar is, ook trachten te ver
beteren. Daartoe kan en moet iedereen
het zijne bijdragen, eu ieder moet
daarvoor de middelen gehruiken die
ten zijnen dienste staan, maar ook
altijd en alleen langs wettigen weg;
een anderen weg te volgen is niet
geoorloofd En welke zijn die middelen
dan Wel, ieder die meent, dat op
de een of andere wijze iets te ver
beteren valt kan trachten aanhangers
voor zijne meening te verwerven, kan-
gebruik maken van het gesproken en
het geschreven woord, en hij die het
kiesrecht bezit kan daarvan gebruik
maken, ja, hij is het aanzichzelven
verplicht. Kiesrecht is ook kiesplicht.
Wien nu dat kiesrecht toekomt Mij
dunkt, het kan niet twijfelachtig zijn.
Ieder die zijn verplichtingen als staats
burger tegenover den staat nakomt,
heeft er recht op, moet ook in de
gelegenheid 'gesteld worden om ook
op die wijze, door het bezit van die
bevoegdheid, zijne plichten te kunnen
vervullen. Hij, daarentegen, die van
zijne bevoegdheid geen gebruik maakt,
die zijn plicht uit laakbare onver
schilligheid verzuimt, verdiende van
de kiezerslijsten geschrapt te worden.
Een goed staatsburger moet weten,
dat hij als zoodanig dure plichten
heeft te vervullen.
Zooals wij weten is de staat er
ten behoeve van de maatschappij.
Ook de maatschappij stelt hare nood
zakelijke eischen. Zij eischt, dat men
leeft in en voor de maatschappij, zij
wil geen egoïsme. De maatschappij
geeft ons opvoeding, maakt dat wij
iets worden, iets zijn kunnen, leder
is van de maatschappij de schulde
naar, de een meer de ander minder,
rnaar iedereen in zekere mate. Bijna
alles wat wij hebben of zijn hebben
wij te danken aan de gezegende be
schaving dier maatschappij. Op ze
keren leeftijd gekomen moeten wij
beginnen met het geleende kapitaal
af te lossen en zoo mogelijk de in
terest er bij te geven. Niets doen
is hier diefstal. Wat nu het kies
recht betreft, wij zouden wenschen,
dat het ook aan al diegenen werd
toegekend, die hunne plichten jegens
de maatschappij vervullen, wier leven
is in en voor de maatschappij.
Geld, bezit of vermogen mag geen
hoofdkenmerk zijn voor het toedeelen
van kiesrecht. Wij gaan meer en
meer den goeden weg op, om de
menschen te achten alleen om hun
deugd en verstand. Dit moet de
maatstaf worden der wederzijdsche
waardeering. Het gouden kalf moet
zijne aanbidders zien minderen. Allen
die door deugd en verstand bijdragen
tot bevordering der welvaart, allen
die hun kracht en gaven wijden aan
den dienst van het algemeen, aan
het algemeen welzijn, verder allen
die de behoefte der maatschappij aan
wetenschap en kunst helpen bevre-
n of naar hun vermogen helpen
steunen, die allen vedienen het kies
recht te bezitten. Ook niet allen
staan hier weer gelijk. Bekend is het
verhaal van den president der Ver-
eenigde Staten, die voor dat hij ging
stemmen aan zijn koetsier vroeg, op
wien deze zijn stern zou uitbrengen.
Daar het bleek, dat deze juist op
den tegen-candidaat zou gaan stem
men, besloot de president, dat zij
beiden maar thuis moesten blijven,
hunne stemmen zouden elkander
toch vernietigen. Nu dergelijke ge
vallen zijn er meer, en het is toch
duidelijk, dat de stemmen van een
president en van zijn koetsier niet
dezelfde waarde hebben, dat de stem
van een minister meer gewicht heeft
dan die van den eersten den besten
onderwijzer, van iemand die een
geheel leven aan den dienst van staat
of maatschappij gewijd heeft meer
dan van hem die nauwelijks in de
maatschappij zelfstandig is opgetreden.
Daarom zou een meervoudig kies
recht aanbeveling verdienen.
Kiesrecht is kiesplicht. In België
zal men nu, naar ik meen, het kies
recht verplichtend maken, d. w. z
iemand die van zijn recht geen ge
bruik maakt zal daarvoor beboet of
van dat recht beroofd worden. Dat
is, dunkt ons, nog zoo kwaad niet.
Immers hij die zijn burgerplichten
niet nakomt, wordt schuldig aan den
staat, aan de maatschappij, aan
welke hij verplichtingen heeft, waar
van eene is het gebruik maken van
zijn kiesrecht. l)e zoodanige is dus
wel degelijk strafbaar.
Sommigen willen het kiesrecht ook
toegekend zien aan de vrouwen. Nu
dat zal bij ons wel zoo spoedig niet
gebeuren en dit vind ik, naar mijne
meening, maar gelukkig ook. Naar
al hetgeen ik er zoo van hoor, kan
ik geen voorstander zijn dei vrije
vrouwen-vereeniging of der vrouwen
vereniging van den sociaal-democra-
tischen bond, welke voert tot vrouwe
lijke politieke tinnegieterij. Ik meen
veeleer, dat de macht der vrouw
ligt in het huis en niet daarbuiten.
Waarom? wil ik een volgende keer
vertellen.
Uit Vlaardingeri schrijft men. Nadat
geriniende ruim honderd jaren de Hol-
iandsche haringvisschsnj steeds geopend
is gewotden door de algemeen hetende
heringjagetij, is thans besloten du jaar
daarvan af te wijken. Deze instelling die
alleen van nut kan zijn wanneer de
eeheele vloot daarin deelneemt, is daarom
opgeheven, omdat de te Maassluis geves
tigde Maatschappij voor Zeevisscherij
verklaaid heeft zich van alle aansluiting
DOOR M.
2) Luister dan. Als rooversbruid moest
ik, zooals gij weet, in de finale van liet
tweede bedryf mijne buks afschieten, het
welk, aangezien mij daartoe den moed ont
brak, door den regisseur zoodanig was ge
regeld, dat ik mij op het bedoelde oogen
blik bij een der couliseen stellen zou en
de inspecteur achter het tooneel vuren
kon voor mij. Het schot ging echter
zoo dicht bij mijn oor af, dat ik onwilkeu
rig een luiden kreet uitstiet en tnijn ge
weer liet vallen. Gelukkig, dat juist op dat
moment het koor inviel, zoodat het publiek
zoozeer geen acht op mij sloeg; ware dat
het geval geweest, dan bad het ongetwij
feld in een uitbundig gelach losgebroken
en de hemel weet, of de opera daarbij
geen échec zou geleden hebben
vinderdaad," zeide de graaf verstrooid,
vzulke, op zichzelve onbeduidende acciden
ten worden soms zeer noodlottig." Plotse
ling boog hij zich voorover tot de zangeres,
die voor hem zat, en fluisterde haar in
het oor. vLeg spoedig uw armband af,
doch zoo, dal niemand hel bemerkt."
vConfidences?" zeide lachend de profes
sor. «Die zijn hier niet geoorloofd?"
»0, neem me niet kwalijk," antwoordde
graaf Hank vei legen, vhet betrof alleen
werkelijk, ik verzeker u, dat het eene
doodonschuldige quaestie geldt."
Mejuffrouw Gazelli scheen hem niet
verstaan te hebben; zij zag ten minste
vragend nu eena naar h«rn, dan weer
naar hel zware, eigenaardig bewerkte
sieraad, dat zij aan haar arm droeg.
Daardoor werd ook het overige gezel
schap hierop opmerkzaam.
vZiet toch eens, welk eene prachtige
bracelet," zeide de tweede bas. vZoo iets
heb ik nog nooit gezien."
vMijnheer de graaf schonk hem mij
eenige dagen geleden, tegeljjk met een
prachtigen bouquet," hernam mejuffrouw
Gazelli.
vHoe prachtig hoe kostbaar klonk
het van alle zijden. vGraaf Hank, gij
moet waarachtig wel een nabob zijn."
«Kom, kom I" stotterde de aangesproken
persoon in de giootste verwarring. «Eene
kleinigheid, rnaar een zwak bewijs van
mijne hoogachting."
»Nu, dat is wat fraais! Eene kleinig
heid I" merkte de eerste tenor op; «dan
zou ik wel eens een aanzienlijk geschenk
van u willen zien. Gazelli laat dat
sieraad toch nog eens kijken."
Waren aller oogen niet zoo zeer op
het bewuste voorwerp gericht, dat de
primadonna thans van haar arm los
maakte, dan had rren den doodsangst,
die op h t gelaat van den graaf stond
uitgedrukt, moeten bemerken.
En toch was er éen persoon, welke
dien ontdekte, éen pr rsoon, die gedurende
het gansche tooneel geen blik van graaf
Hunk's trekken had afgewend, namelijk
doctor Wernitz.
Inmiddels maakte de armband de ronde
onder uitroepen vari bewondering.
Het was dan ook inderdaad een prach
tig stuk van ciseleer werk.
vDe roof der Sabijnsche maagden," ver
klaarde een der heeren. vZiet eens hier,
hoe wonderbaar plastisch de afzonder
lijke figuren te voorschijn komen. Dat is
door meesterlijke handen vervaardigd en
eene antiquiteit van zeldzame waarde."
Thans was het sieraad ook tot doctor
Wernitz genaderd. Lang mstte de blik
van den jongen man op den artnhund.
Zijn trekken waren doodsbleek gewor
den.
Eindelijk gaf hij het door.
vZonder twijfel een erfstuk uit uwe
familie, mijnheer de graaf?" vroeg hij
met eene bevende stem.
lia wel, ja wel," stamelde graaf Hank.
«Gewoonlijk geeft men dergelijke sou
venirs niet zoo weg, hoogstens aan zijne
toekomstige gemalin."
Wernitz zeole dit zoo luid en op zulk
een ricenaardigeu toon, dat het geheele
gezelschap wel opmerkzaam moest wor
den. Een diep stilzwijgen volgde op deze
woorden.
Aller blikken lichtten zich vol verba
zing op den spreker en zijn buurman, en
heider uitei lijk deed den gasten vermoeden,
dut hier iets onverwachts, iets buitenge
woons op het punt stond te gebeuren.
«Merkwaardig," vervolgde de dokter,
wien» stem op eenmaal we.ler bijna
scherp geworden was, «hoe dergelijke
kunstwerken voor gemoed en geest op
wekkend zijn. Toen ik dien armband be
schouwde, ging eene gansche geschiede
nis met bliksemsnelheid voor mjjn oog
voorbij, waarin dit voorwerp een rol
speelt. Vergun inij, mijne heeren, dat ik
u zulk een verhaal ten beste geef."
nik moet mijn innig leedwezen betui
gen," hernam de graaf op heeschen toon,
terwijl hij eensklaps opstond, «dat ik niet
langer blijven kan, andere vei plichtingen
onttrekken mij, helaas, aan dit gezel
schap. Wellicht luat gij de geschiedenis
drukken, in welk geval ik hun' met de
grootste belangstelling lezen zal.'
«Zij duurt anders niet lang, graaf," her
nam de doctor op ijskouden toon, «in
vijf minuten is zij verhaald."
En teiwijl hy zich voorover boog naar
het oor van den graaf, roegtle hij hem
fluisterend de volgende woorden toe:
«Ellendige lafaard!"
Graaf Hank wierp hein een woesten
blik toe en mompelde:
«Welaan, dan zal ik mijn vertrek zoo
lang uitstellen."
De overige gasten hadden het korte
gesprek tusschen beide mannen met leven
dige aandacht gevolgd. Wat had dat alles
te beteekem-n?
Het sieraad werd nu dooi den laatsten
bewonderaar aan de eigenaies terugge
geven, die liet, in plaats van aan den
arm te doen, onwillekeurig voor zich op
tafel neerlag.
«De plaats waar mijn verhaal voorvalt,"
begon Wernitz, «is een oud, verweent
slot. De bezitter er van we zullen
hem maai baron Diellingen noemen
heelt het in zoover onderhouden, dat de
vertrekken bewoonbaar gebleven zyn
daarentegen heeft hij het overbodig ge
acht, om uitwending de sporen, die wind
en weer er op achterlieten, te doen ver
dwijnen. Doch ook de middelen om kost
bare vernieuwingen te doen aanhi engen,
zouden hom ontbroken hebben. Baron