NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
MMLIMSMIN0Ï1.
UTRECHT EN GELDERLAND
Rio. 37.
Woensdag 10 Mei 1803.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
F euilleton.
FOORT
E CDU1ANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per J maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Belastiug-ontd Hiking.
De meesten wel betalen met
tegenzin belastingdit is zeker
weinigen doen het met genoegen.
En waar belasting ontdoken kan
worden is de vindingrijkheid en
slimheid te bewonderen. Niet zel
den hoort men iemand zich er op
beroemen, dat hij een belasting
heeft weten te ontduiken, dat hij
zoo aardig gesmokkeld heeft. Nu
behoeven we zoo iemand nog niet
voor een dief, een flesschentrekker
of iets dergelijks te houden, neen,
menschen die er zelfs een nauw
geweten op na houden, die hun
evenmensch voor geen cent zouden
willen benadeelen, die de lui en
de handelingen van genoemd gilde
zelf verafschuwen, zij zien er vol
strekt geen bezwaar in, om een
belastinkje te ontduiken, om
want dat is het toch eigenlijk
de algemeen# kas te bestelen.
Wij kunnen dat geen opzettelijke
oneerlijkheid noemen, daaraan
kunnen wij niet denken bij men
schen, die altijd tegenover anderen
stipt eerlijk zijn, en zich nimmer
aan een anders goed vergrijpen.
Maar noem het dan onwillekeu
rige, onbewuste oneerlijkheid, on
eerlijkheid is het hoe men het ook
nemen wil. De belasting te ont
duiken is iets heel gewoons, maar
dat bijna allen niet allen
het doen, kan voor niemand eene
verontschuldiging zijn. Vanwaar
nu dat verschijnsel. Vroeger be
schouwde men den belastinginner
als een vijand en wel terecht,
want hij zocht op allerlei manie
ren zooveel mogelijk binnen te
krijgenop den langen weg naar
de schatkist bleef hier en daar
wat tusschen de vingers zitten
en wat het gebruik der overge
bleven gelden betreft, de burger
kon toezien en moest maar het
beste ervan gelooven en hopen.
Dat men toen met weerzin de
belasting voldeed, is te begrijpen,
maar nu is die weerzin eigenlijk
gebrek aan nadenken. Want die
goede oude tijden zijn voorbij.
Er bestaat voldoende controle en
de door de burgers gekozen ver
tegenwoordigers hebben te beslis
sen over het gebruik van de op
gebrachte gelden. Nu is het on
redelijk. dat men, omdat men niet
onmiddellijk ziet, wat men voor
zijn geld ontvangt, meent er niets
voor te ontvangen. Al wat bescha
ving is krijgt men voor in de
plaats en dat kan men niet voor
niets ontvangen
Sommige belastingen worden
ontdoken, omdat ze lastig zijn,
b.v. de invoerrechten. Weinigen
zullen van een buitenlandsch
reisje terugkomen zonder iets te
hebben binnengesmokkeld, al is
het maar een tleschje au-de-cologne.
Dat doet men voor de aardigheid,
om later te kunnen vertellen hoe
slim men geweest is, of om een
lastige visitatie te ontgaan. Toch
is het eigenlijk kinderachtig. Om
het kleine bedrag dat als invoer
recht betaald moet worden doet
men het zeker wel niet, want wat
beteekeut zoo'n kleinigheid als de
reis zelf misschien een paar hon
derd of meer guldens gekost heeft
Maar, en daar wordt niet aan
gedacht, vele kleintjes maken te
samen een groote som. De schat
kist moet nu eenmaal gevuld wor
den om in de algemeene behoeften
te voorzien, en wat zij op de eene
wijze verliest moet toch op een
andere manier weer worden aan
gevuld. Wat dus enkelen te weinig
betalen moeten allen weer ver
goeden. Die enkelen bestelen dus
die allen. Zal men dan om een
kleingeestige aardigheid zijn buur
man willen bestelen, dien men
anders in geen geval voor een
cent maar zou willen benadeelen?
Nu kan men zich wel veront
schuldigen met te zeggen dat
ieder op zijn tijd zich aan belas
ting-ontduiking schuldig maakt;
doch gesteld eens dat werkelijk
allen het doen, wat voordeel geeft
het dan? Dan moeten allen im
mers de schade op een andere
manier weer vergoeden. Maar
het is niet waar, niet allen doen
zoo; en al zijn er weinigen vol
komen eerlijk, tegenover die wei
nigen maakt men zich dan toch
schuldig aan diefstal, en te meer
als het niet alleen gegoeden, die
wel wat kunnen missen, maar ook
minder goed bedeelden zijn.
Dit begrip van eerlijkheid vin
den sommigen misschien een beetje
ouderwetsch. Het zij zoo; in dit
opzicht ouderwetsch te zijn is
echter geen schande. Zonder
iemand in het bijzonder er een
verwijt van te willen maken, laten
wij de dingen bij hun naam noe
men. Wie de schatkist op welke
wijze dan ook te kort doet, maakt
zich schuldig aan een vergrijp
tegenover zijn medeburgers sWie
belasting ontduikt, al is het maar
door een stookgelegenheid te ver
bergen met eene schilderij, pleegt
diefstal aan zijn medeburgers, en
is klein van karakter."
De gelegenheid maakt den dief.
Een verbeterd belastingstelsel zal
meer en meer de gelegenheden
wegnemen, maar ze geheel on
mogelijk maken is niet mogelijk.
Bij de vermogensbelasting, die
weldra in toepassing zal worden
gebracht, wordt gerekend op de
eerlijkheid van de menschen, en
daarop mogen wij vertrouwen,
want ons volk heeft niet ten on
rechte den naam een eerlijk volk
te zijn. Men moet zelf aangifte
doen en de bedoeling is dat eer
lijk en nauwgezet, te doen. Frau
deeren wordt bij ontdekking zwaar
gestraft, maar niettemin de gele
genheid blijft en de vindingrijkheid
zal nog genoeg middelen aan de
hand doen om aan nog zoo scherp
toeziende oogen te ontsnappen.
Als men dan maar weet dat de
onvermogenden er door benadeeld
worden, dat een onjuiste aangifte
diefstal is tegenover het algemeen.
Hoe men ook over den tegen-
woordigen minister van financiën
mag denken, en welke partij men
ook is toegedaan, hierin zullen
allen het moeten eens zijn minis
ter Pierson is een man uit één
stuk, een die woord houdt. In
1881 schreef hij: »Het belasting
stelsel heeft een radicale verbe
tering noodig. Het ontziet geheele
klassen van personen met een
vrijgevigheid, waar voor geen enkele
reden bestaat en die ik ver
moed het niet, maar ik weet
het voor sommigen onder hen
een bron is van groote ergernis.
Wanneer men ruim met aardsche
goederen is gezegend, zich be
voorrecht weet boven duizenden,
boven millioenen, dagelijks in de
naaste omgeving kan waarnemen
hoeveel moeite het sommigen kost
hunne belastingen op te brengen
en bedenkt, hoe gemakkelijk men
dit zelf doet; wanneer men dit
alles overweegt en eenige fierheid
van karakter bezit, is het dan
vreemd, zoo men een belasting
hervorming, die de gegoeden meer
doet bijdragen, vurig wenscht?
Wie in verhouding tot zijn wel
stand te weinig betaalt, ontvangt,
om zoo te spreken, een aalmoes
van hen, die te veel betalen, en
hetgeen mij verwondert is niet,
dat er mannen zijn wie het ont
vangen van zulk een aalmoes
ergert, maar dat niet alle welge-
stelden als één man zich verheffen
om den staat toe te roepen wij
zijn van uwen aalmoes niet ge
diend sla ons aan naar ons ver
mogen." Gelukkig zijn er vele ge
goeden die zich met dien roep
vereenigen, die medewerken willen
om een billijker belastingstelsel
te krijgen. De minister is zelf be
gonnen met een voorbeeld van
onbaatzuchtigheid te geveneen
winstgevende betrekking liet hij
varen om nu zijn beginselen te
kunnen doorvoeren. De woorden,
die hij eenmaal schreef, wil hij
tot werkelijkheid maken. Ook de
patent-belasting, die zooals zij nu
is onrechtvaardig kan genoemd
worden, wordt onder handen ge
nomen. Waarom zij onrechtvaar
dig is en ook een radicale verbe
tering noodig heeft? Hooren wij
alweer wat de minister zelf er van
heeft gezegd. »Hoe liefderijk spaart
zij den rijkeDen boekhouder,
die uren daags moet arbeiden,
laat zij betalenmaar op geen
tantièmes van directeuren of com
missarissen slaat zij acht. Aan
deze dingen moet een einde
komenzij zijn in tegenspraak met
onze begrippen van humaniteit;
zij strooken niet met het ideaal,
1) Het was een guren avond in het
laatst van November. Over de stad
Londen hing een zwareD mist en d#
koude was zeer streng; slechts weinigen
waagden zich op straat, en zy, die dour
hunne bezigheden buitenshuis waren
opgehouden, liepen met versnelden pas
naar hunne woningen.
Een omnibus die van de wijk New-
Brompton terugkeerde, reed zo» snel als
de paarden «lechts loopen wilden naar
zijne standplaaats in het midden der
stad, waarvan hij niet ver meer ver
wijderd was. De reizigers waren één
voor één uitgestapt, zoodat er zich slechts
eeo persoon meer in het rijtuig bevond
het was een jong meisje van omstreeks
tw»e-en-twintig jaar niet bepaald schoon
kon noemen was toch haar uiterlijk zeer
voornaam, en niettegenstaande hare
eenvoudig en door langdurig gebruik
kaal geworden kleeding, kon inen zeer
goad bemerken dat zij gewoon was zich
in de hoogere kringen te bewegen.
Ellen Leslie was de dochter van een
gewezen handelaar, die plotseling zijn
fortuin verloren had, welken slag hij
niet lang overleefde.
Gedurende hare kindsheid en de eerste
jaren harer jeugd had zij in groote
weelde geleefd en was toen opeens, op
nog jeugdigen leeftijd, door het ban
kroet en den daarop gevolgden dood haars
vad»rs in de diepste armoede gestort.
Gedurende verscheidene maanden had
zij de grootste ontberingen verduurd en
in slechts betaalden handenarbeid haar
onderhoud gezocht. Maar door een dier
grilligheden van het lot of liever door
het spel der voorzienigheid was zij plot
seling uit hare armoede verlost gewor
den, door den dood van eene verwijderde
bloedverwante, die haar een legaat van
vierduizend pond sterling vermaakt had.
Den dag waarop ons verhaal begint was
zij die som gaan ontvangen in de wijk
Walham-Green en keerde nu terug naar
het eenvoudig verblijf, dat zij inet hare
moeder bewoond», in eene der in elkan
der loopende straten tusschen Oxfort-
street «n Long-Acre. Het legaat dat
haar in bsnkbiletten was uitbetaald,
had zij in eene lederen portefeuille bij
bij zich.
Zij bekommerde zich weinig om den
grauwen heinel en om de doodsche stilte,
die in deze gewoonlijk zoo levendige
stralen heerschte, hare gedachten waren
geheel en al ingenomen door duizende
plannen en ontwerpen voor de toekomst;
daarlusschen drong zich het beeld van
een jongen man, die Ellen teeder beminde
en door wier. zij overtuigd was evenzeer
bemind te worden.
Deze jonge man was Charles Ripley;
zij kende hem sedert den tijd dat hare
ouders nog in het bezit waren van hun
groot vermogen. Een groot aantal jonge
lieden, waaronder er waren wier fortuin
aan het hare gelijk was, bezochten toen
ler tijd aanhoudend liet huis van de fami
lie Leslie eo dongen naar de hand der
schoone erfgename. Maar zij had zich
boven allen aan Charles Ripley gehecht,
wiens bescheidenheid, ernst en vrije
openhartige manieren hem boven zijne
medeminnaars ondeischeiden.
Het is waar dat Ripley niet rijk was.
Hij was de zoon van een rechtsgeleerde,
die na langen tijd met glans in de pleit
zaal werkzaam te zyn geweest, sedert
verscheidene jaren overleden was, terwijl
hij, die de zaken van anderen zoo goed
bestuurd had, zijne eigene in de grootste
wanorde achter liet. Bij den dood zijns
vaders was Charles vier-en-twiritig jaar
oud. Korten tijd daarna had hij zijne
moeder verloren. Hij had eene betrek
king op het kantoor van een collega zijns
vaders, die hem een goed bestaan had
kunnen opleveren, indien hij zich niet
te veel aan jeugdige dwaasheid had over
gegeven en langzamerhand een verkwis
tend leven was gaan leiden. Hel inkomen
dal zijne betrekking hem gaf was wel
dra niet meer toereikend. Maar hij had
behulpzame en rijke vrienden, die hem
meer dan eens uit den nood hielpen.
Maar hoe gul zij ook gedurende eenigen
tijd met hun geld en hun crediet waren,
zag hij zich door den een na den ander
verlaten er. aan zijn noodlot overgegeven.
Hij begreep toen dat het noodzakelijk
was eene andere levenswijze aan te van
gen en nam het ernstige besluit een
geheel anderen weg in te slaan. Van
af dien tijd zag men hem niet meer in
die kring van jongelieden waar hij vroe
ger een der eerste was, en onder zijne
voormalige kameraden was er meer dan
een die verwonderd vroeg
»Zou Ripley misschien dood zijn?"
Zij, die gewoon wareD op partijen van
den heer Leslie te komen wisten echter
wel dat hij nog op deze wereld was,
want zij waren verzekerd hem daar bij
elke gelegenheid te ontmoeten. Hij had
zich de toon zijner vroegere gezelschap
pen geheel afgewend en was bescheiden,
zedig ec «rnstger dan men op zijn leef
tijd verwachten zou.
De vroegere levenswijze van Charles
was aan Ellen niet onbekend en zij was
er trotsch op dat er zulk een ommekeer
bij hem had plaats gehad, want zij gevoel
de zeer goed, hoewel zij het zich zelve
niet bekende, dat het alleen om harentwil
was dat de jonge man zijne levenswijze
zoo geheel veranderd had.
Juist door deze omstandigheid waarover
h<ar hart juichte, had zij eene diepe ge
negenheid voor den jongen man opgevat,
die weldra geen geheim meer was voor
de vrienden dor familie Leslie. Het was
algemeen bekend dat Charles Ripley Ellen
beminde en hij maakte er ook geen ge
heim van.
Maar toen viel plotseling den slag. die
de ondergang der Leslies na zich sleepte.
Van het fortuin dat groot genoemd werd
in eene stad uls eene stad als Londen,
waar zoovelen zijn die de landen van
twee of drie duitsche vorsten zouden kun
nen koopen, bleef niets over dan de
herinnering, eene herinnering die nog
tot op dezen dag levendig is bij de,
handelaren der City; en kort daarop
zooals wij gezien hebben, overleed de
heer Leslie. Zijn» weduwe en dochter
waren dus genoodzaakt eene kleine wo
ning te betrekken in Leicester-spuare,
waar men, hoewel de wijk nagenoeg in
het midden der stad ligt, nog het goed.