NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
NEDERIG VAN GEBOORTE
KIESRECHT.
F euilleton.
i\o. 42.
Zaterdag 27 Mei 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
verschijnt woensdag en zaterdag.
COD
VOOR
abonnementsprijs:
Per 8 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentie ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer B Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slecht9 driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het klinkt wel wat vreemd, dat
in het aanstaand jaar, ware de
Regeering in dit i.pzicht bij haar
oorspronkelijke voordracht geble
ven, een professor, een gene
raal, een Commissaris der Konin
gin, de Minister van Binnenland-
sche Zaken, naar het Stadhuis van
de gemeente hunner inwoning of
naar een ander daartoe aange
wezen lokaal zouden moeten gaan
om, onder toezicht van een amb
tenaar dier gemeente, een aan
vraag te schrijven, naar bij de
Wet vastgesteld model, ter be
koming van het kiesrecht, en
zulks speciaal om het bewijs te
leveren, dat zij lezen en schrijven
kunnen.
In de afdeelingen der Tweede
Kamer dacht men er ook zoo
over. Van zulke heeren, en er
zijn er nog een groote massa
meer, kan men toch wel, zonder
groote vrees voor vergissing,
onderstellen dat zij de schrijfkunst
machtig zijn. Zij hebben tot dus
ver het kiesrecht uitgeoefend zon
der bedoelde controle, en het
vaderland is niet ten gronde ge
gaan.
Nu, de Minister vond dat daar
wel iets van aan is, en heeft de
wet gewijzigd. Wie reeds voor
komen op de oude kiezerslijsten,
op dit oogenblik van kracht, zul
len door het gemeentebestuur op
de nieuwe worden overgebracht,
zonder eenige aanvraag hunner
zijds, »bij aldien zij overigens aan
de vereischten voor kiesbevoegd
heid voldoen."
Is daarmee het bezwaar opge
lost? Ten deele, maar er is een
ander blijven bestaan of opnieuw
gerezen. Die aanvraag tot plaat
sing op de kiezerslijst is niet uit
sluitend aangemerkt als een bewijs
van vaardigheid in het ontcijferen
en voortbrengen dier wondervolle
teekens waarmede de menschen
gewoon zijn hun gedachten of
iets anders zichtbaar voor te stel
len, maar ook van belangstelling.
Wie voor eenige zaak wat moeite
wil doen, bewijst dat hij er iets
mee op heeft. En nu vinden we
het volstrekt niet erg, dat zoo'n
hooggeplaatste eens precies als
een gewone sterveling de bedoelde
samenkomst met den ambtenaar
voor de kiesrecht-aanvraag heb
ben zal't is toch, evenals voor
ieder ander, maar éénmaalen
bovendien, als de kleine man ziet,
hoe ijverig de leden van hoogere
klassen zijn voor de verzekering
van dat recht, waarin hij met
dezen volmaakt gelijk staat, dan
zal hem dit een aansporing kun
nen zijn om zijn burgerplicht niet
te verwaarloozen.
Doch er is meer. De Gemeente
besturen zullen de namen der oude
kiezers, men vergunne ons
kortheidshalve die uitdrukking te
bezigen, op de nieuwe lijsten
plaatsen. Dat heetter verlichting
van de werkzaamheden aan de
samenstelling der kiezerslijsten
verbonden na de invoering van
de nieuwe kieswet. Zou die ver
lichting wel zooveel beteekenen?
Het laten schrijven en in ontvangst
nemen van die papieren is waar
lijk niet het moeielijkste deel van
de taak, die de ambtenaren der
Gemeente, bij de invoering der
kieswet, zal worden opgedragen.
Hoe kan nu het Gemeentebestuur
weten, dat al die menschen, die
kiezer blijven zonder dat zij con
tinuatie van die onderscheiding
vragen, aan de vereischten vol
doen? Dat zij »in hun eigen on
derhoud of in dat van hun gezin
voorzien," daarop zal wel geen
uitzondering bestaanmaar kun
nen zij allen lezen en schrijven?
Het staat vast, dat zulks niet het
geval
is, en dat er geen middel
is om de afwezigheid dier kennis
te constateeren.
Hiertegen wordt misschien op
gemerkt, dat zij, die in dat geval
verkeeren, ook geen stembiljet
kunnen invullen, dus vanzelf van
de uitoefening van het kiesrecht
worden verstoken. Tot dusver zijn
zij het niet, daar het biljet bij
den kiezer aan huis wordt bezorgd
en hij het dus door een ander
kan doen schrijven. Bij het nieuwe
stelsel gaat dat niet meer: de
kiezer krijgt zijn briefte», met de
namen der candidaten er op ge
drukt, en deze moet hij ten minste
kunnen lezen, om de niet gewilde
door te halen.
Deze overweging mag niet gel
den of zij heeft eenige waarde,
en dan moet zij op alle kiezers
worden toegepast en vervalt aldus
elke redelijke grond om een schrif
telijke aanvraag verplicht te steh
len of zij beteekent niets, en
dan dient ook hier het bekende
spreekwoord van de monniken en
de kappen te worden toegepast.
Van verkregen rechten kan hierbij
geen sprake zijn: het kiesrecht
wordt verleend of onthouden over
eenkomstig vaste bepalingen, die
de vereischten aangeven, welker
bestaan moet blijken.
Alzoo meenen wij geen reden
te hebben, om deze wijziging, in
de voordracht gemaakt, toe te
juichen, en zouden liever de ver
plichting voor het doen der aan
vraag door ieder, zonder onder
scheid, behouden zien.
We hebben bij dit punt wat
lang stilgestaan, omdat we de
quaestie van de kiesrecht-aanvraag
van groot belang achten. Daarom
doet het ons ook genoegen, dat de
vorm en de wijze van inlevering
niet zijn overgelaten aan het goed
vinden van elke opvolgende Re
geering, maar dat de Minister,
met inachtneming van de wen-
schen in de afdeelingen der Kamer
uitgesproken, nu het een en ander
in de wet zelve heeft opgenomen
De aanvraag wordt nu een serieuse
handeling, geheel beantwoordende
aan het doel.
Ook op het punt van de ken-
teekenen van maatschappelijken
welstand is een Concessie gedaan,
die de wet verbetert. De Min.
houdt staande, dat wat hij heeft
voorgesteld wel degelijk is een
positief kenteeken: namelijk, het
in eigen onderhoud voorzien. Dat
kenteeken acht hij aanwezig, als
er in het laatste jaar geen be
deeling vanwege een instelling
van liefdadigheid of een gemeente
bestuur heeft plaats gehad; hij
houdt het voor uitgemaakt, dat
het volstrekt niet met de Grond
wet in strijd is, tot het bestaan
van een positief feit te besluiten
uit een negatieve aanwijzing.
Wij zijn dit met den Min. ge
heet eens. Wanneer er in de
Grondwet stond, dat er vereischt
werd een kenteeken van goed
zedelijk gedrag, dan zou de kies
wet ook niets anders dan één of
meer negatieve gegevens kunnen
aanbiedenbijv. het niet ten zijnen
laste gehad hebben van een von
nis wegens misdrijf gedurende een
zeker aantal jaren, of zoo iets
Ook hier geldt de regelWie niet
ongeschikt is, is geschiktwie
niet uitgesloten moet worden, zij
toegelaten.
Alleen met het bezwaar be
treffende landloopers en bedelaars,
die, als niet regelmatig bedeeld,
desrecht zouden krijgen als zij
het op de vastgestelde manier
vroegen, daarmee heeft de
Min. eenigermate rekening gehou
den. Er is bepaald dat men, om
kiezer te zijn, in het bevolkings
register der gemeente moet zijn
ingeschreven. Dat is inderdaad
een belangrijke verbetering. De
lui, die men nu eenmaal, en te
recht, als maatschappelijke para
sieten, niet waard acht als kiezers
op te treden, hebben in den regel
hun naam niet op het bevolkings
register. Zij leiden een zwervend
levenmet hun papieren is het
naar gesteld, en, het is zeer
de vraag of zij er wel heel veel
pleizier in zouden vinden, zich
aan het oog der overheid prijs te
geven door als adspirant-kiezer
op te treden. Maar dat doet er
minder toezij zullen nu in elk
geval den vreesachtigen op het
van kiesrechtuitbreidina
gebied
geen wapen meer aan de hand
doen om die hervorming te be
strijden.
De opmerking is gemaakt, in
het afdeelingsverslag, dat ontzeg
ging van het kiesrecht aan per
sonen, die onder gewone omstan
digheden wel in staat zijn in hun
onderhoud te voorzien, doch door
ziekte of werkloosheid gedwon
gen zijn geworden tot tijdelijken
onderstand hun toevlucht te nemen,
een niet te billijken hardheid zou
zijn. Wij gelooven niet, dat dit
ook uit -de voorgestelde formule
1) Om acht uur 's morgens is het
bureau van het werkhuis te Berlijn reeds
geopend, 't Is eene lange zaal, waar
tal van beambten werkzaam zijn. Voor
een van hen ligt een hoop stukken, het
zijn die van de personen, wier straftijd
volbracht is en die dien dag ontslagen
zullen worden, om zich vervolgens een
onderkomen te zoeken.
De beambte rangschikt de papieren
en trekt daarna aan een schelkooid,
waarop een der gevangenen, die den
dienst van oppasser waarneemt, binnen
komt en wien hij toeroept: vüie ontsla
gen worden I" De oppasser verlaat het
vertrek, waarop na eenige minuten de
huismeester, hen, wien een ontslag
wacht, de zaal hinnenleidt.
Het zijn twaalf mannen en half zooveel
vrouwen en meisjes. Onder de laatstge
noemde merkt men zeer liefelijke, jeug
dige gestalten op. De gelaatstrekken
der mannen verraden onverschilligheid
en stompheid. Van de meisjes lachen er
sommigen of werpen spottende blikken
om zich heen. De weinige meer bejaarde
vrouwen zijn bleeke, uitgeteerde figuren,
met doffe oogen en verwelkte gelaats
trekken.
De beambte maakt alsnu met luider
stem bekend, dat elke ontslagene voor
's namiddags vijf uur weer in het huis
moet zijn om te bewijzen, dat hij een
onderkomen gevonden heeft. Wie niet
terugkeert, staat straf te wachten. Daar
op verlaten de ontslagenen het bureau,
de portier opent hel traliehek in den
gang en de deur van het werkhuis sluit
zich achter hen,
Op de straat staan eenige bejaarde
vrouwen, met gemeene gelaatstrekken,
te wachten, en naar deze snellen de
jouge, uit het werkhuis ontslagen meisjes
toe. De vrouwen werpen deze armoedig
gekleede schepsels doeken over de schou
ders en nemen met haar in droschki's
plaats. Wel zijn er een paar meisjes,
die niet dan ongaarne met deze vrouwen
schijnen mede te gaan; zij zeggen dat
zij diensten willen zoeken, maar men
lacht haar uit en doet haar de vraag,
wie een uit werkhuis ontslagen meisje,
dan wel in dienst zou nemen En daar
enboven, het is winter, de arme schapen
bibberen van koude, haar kleeding is
dun, en zy bezitten geen geld om zich
getuigschriften te koopen. Deze rede
nen zijn overwegend, en de meisjes
volgen die vrouwen, welke haar alles
geven wat zij voor het oogenblik be
hoeven.
Ouder de meisjes, die uit het werkhuis
ontslagen worden,bevond er zich een,
dat geen ooren scheen te hebben voor
de woorden van die rnenschlievende vrou
wen, die haar voor de deur opwachten.
Ofschoon hare kleeding even armoedig
als die van haar gezellinnen is, ofschoon
geen doek haar schouders bedekt, toch
wijst zy de aanbiedingen van die vrouwen
onder een zwijgend hoofdschudden af,
waarop deze haar ook alleen laten staan.
Dat jonge meisje, dat ongeveer achttien
jaar oud is, bezit eene regelmatige ge
stalte van middelbare groote, aschblond
haar, en eene bleeke, leedere gelaatskleur.
Haar oogen zijn donkerblauw en zacht,
hare spraak eenigzins schuchter. Dit
lieve jonge kind was voor de eerste
maal in het werkhuis geweest.
Zij is eene wees, haar vader heeft zij
niet gekend; hare moeder diende als
kamenier bij een graaf, doch werd on
verwachts uit hare betrekking ontslagen.
In het armhuis beviel zij van eene
dochter, die zij onder den naam Louise
doopeii liet. Vun den vader van het kind
ontving zij voor eens en altijd eene som
van honderd thaler. Hierover werd spoedig
een man gevonden ;het was een schrijn
werker, die Louise's moeder huwde, liet
geld opmaakte, de vrouw mishandelde
en zich eindelijk van haai' liet scheiden.
Kort hierop stierf de vrouw in de diepste
armoede. Hel kleine meisje werd bij
vreemde besteed. De pleegmoeder was
eene bejaarde vrouw, die het arme schaap
liet honger lijden, en was er geen brood
in huis dan moest de kleine Louise de
straat op om te bedelen. Later echter
zond de vrouw haar uit met kleine
bouquetten of luicifers,orn die te verkoopen;
verkocht zij niet genoeg dan kreeg de
kleine slaag. Zoo werd het meisje veer
tien jaar oud, toen de pleegmoeder be
merkte dat het, ondanks honger en
klappen, er zeer lief uitzag. Toen was
het, dat zij haar aldus toesprak:
vLouise, je moet geld verdienen, maar
zulk een lief kind als jij behoeft niet
veel te werken, je kunt eiken dag een
feestdag hebben."
En toen de kleine vroeg hoe zij dit
inoest aanvangen, stelde de oude haar
voldoende op de hoogte, en hein d ie
haar fraaie kleeren en goed eten, wan
neer zij deed wat van haar gevraagd
werd. Maar Louise betoonde geen lust
zich te laten opleiden voor eene zakken
rolster, waarom zij dan ook vei klaarde
liever te willen werken en een dienst te
zoeken, kortom een fatsoenlijk meisje te
worden.
Dit antwoord echter bracht de vrouw
tot woede. Zij sloeg het weerspannige
meisje, zoolang zij hare magere armen
bewegen kon. Daar het kind, niettegen
staande alle mishandeling, bleef weigeren
om den wil harer moeder op te volgen,
kreeg zij dagelijks slaag en zoo weinig
te eten, dat zij weldra zeer zwak werd.
Zeer zeker ware het ongelukkige kind
eindelijk onder deze behandeling bezwe
ken, wanneer zij niet op zekeren dag
gelegenheid had gevonden hare beulin te
ontloopen.
Zonder te weten waarheen, dwaalde
de kleine Louise den ganschen dag door
de straten, toen zij op de gedachte kwam
haar stiefvader, de schrijnwerker, op te
zoeken, en dezen haar hulpeloozen toe
stand te schetsen. Meer dan eens had
zij hem op straat ontmoetdan had hij
steeds vriendelijk met haar gesproken, ja,
haar zelfs van tijd tot tijd een kleinig
heid gegeven. Hierop nu bouwde de
kleine hare hoop; snel begeeft zij zich
naar de lier hei g, waar zij wist, dat de
schrijnwerker gewoonlijk kwam, en waar
zij zoo gelukkig is de woning van haar
stiefvader te vernemen.
(Wordt vervolgd).