NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Officieele Publicatiën.
NEDERIG VAN GEBOORTE
No. 45.
Woensdag 7 Juni 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VOOR
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
Fritz Reuter.
Feuilleton.
AMI1SF111TSC1E COURANT.
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentie ni
Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Van al de nieuwtjes en berich
ten, die wij in den laatsten tijd
uit Chicago ontvingen, vind ik
voor mij dat het belangrijkste, dat
er een standbeeld is opgericht
voor Fritz Reuter. Deze gebeurte
nis werd maar terloops meege
deeld, als behoorende tot de vele
kleinere bijzonderheden, die plaats
hebben bij en door de groote we
reldtentoonstelling, maar toch
vind ik zoo'n bijkomend iets nog
interressanter dan de heele ten
toonstelling. Niet omdat het groote
aantal standbeelden en monumen
ten weer met een exemplaar ver
meerderd isik heb het nog eens
meer over standbeelden gehad en
men zou daarom kunnen denken,
dat ik een bijzondere voorliefde
koester voor standbeelden, maar
dit is toch niet zoo.
Ik geloof, dat het schoone en
goede in de geschiedenis van een
volk, ook zonder dat die feiten
vereeuwigd worden door onver
gankelijke gedenkzuilen, ook zon
der zichtbare gedenkteeken in de
herinnering blijven voortleven. De
roem van den vader des vaderlands
is niet grooter geworden, is niet
luider verkondigd, sedert twee
standbeelden in onze hofstad ons
aan den Zwijger herinneren ook
zonder dat was zijn nagedachtenis
vereeuwigd. Ook de marmeren
beeltenis van den kunstenaar be
hoefden wij niet om zijn kunst
gewrochten te leeren waardeeren
Maar het is nu eenmaal de geest
van den tijd, overal standbeelden
en monumenten op te richten en
daar zit zeker iets goeds in, als
het niet alleen geschiedt met de
bedoeling om onze steden met
kunstgewachten te versieren.
Ook Fritz Reuter behoefde geen
standbeeld om aan de vergetel
heid ontrukt te worden, in zijn
werken heeft hij zich een onver
gankelijk monument opgericht, dat
zal blijven staan zoolang de we
reld nog niet in pessimisme on
dergaat. Zoolang dit nog niet ge
beurt zal hij voor velen de welkome
vriend des huizes blijven.
Het voor hem onthulde stand
beeld is ons een bewijs, is voor
ons een verblijdend teeken, dat
de sombere, fatalistische en pes
simistische levensbeschouwing nog
niet de algemeen heerschende is
geworden, want in Fritz Reuter
was, zouden wij haast zeggen, het
optimisme belichaamd.
Reeds in zijn jeugd was hij
altijd welgemoed en vroolijk, en
vrij van luimen. Hij was hartelijk
en goedmoedig voor iedereen.
Als jongmensch was hij overal
gezien en bemind, want hij was
gezellig, geestig, vol humor en
snaaksche invallenin al zijn doen
open en vrijmoedig, en eerlijk en
braaf van karakter. Hij was in
hooge mate gemoedelijk en teer
gevoelig, eigenschappen die hij van
zijn moeder geërfd had, en bezat
daarbij een bewegelijke phantasie
en een levendige verbeeldings
kracht al die eigenaardige eigen
schappen vormden in hem dat
echt humoristisch en komisch ta
lent, dat ons zijn werken zoo
aantrekkelijk maakt. En dat talent
moet wel krachtig geweest zijn,
dat het in een leven vol beproe
vingen en ontberingen onverzwakt
bleef.
In zijn zevenjarige gevangen
schap heeft hij veel geleden en
ontbeerd. Na een voorloopige
gevangenschap, waarin hij met
allerlei schorremorrie in akelige
hokken opgesloten veel ellende
doorstond en waar zijn gezondheid
ondermijnd werd, werd hij bij
hooge gunst veroordeeld tot dertig
jaar vestingstraf. Wat hij in de
Pruische vestingen, overal als een
roofdier opgejaagd en als de ge
vaarlijkste booswicht behandeld,
heeft moeten lijden is verschrik
kelijk, en vooral voor een man
met een aanleg en ontwikkeling
als hij bezat. Menigeen zou na
zoo'n gevangenschap van zeven
jaren als een geheel ander mensch
in de wereld zijn teruggekomen
hij zou zwaarmoedig of zwart
gallig geworden zijn en misschien
de geheele maatschappij hebben
leeren haten, hij zou op zijn minst
nomen pessimist geworden zijn.
Fritz Reuter bleef dezelfde, die
hij was. Zijn gevangenschap was
voor hem een leerschool geweest,
waarin hij een groote hoeveelheid
menschenkennis had opgedaan.
Gedwongen tot zichzelven in te
keeren, had hij een grondige
zelfkennis verworven; hij kende
den mensch door en door en al
de drijfveren van zijn handelingen
Die menschenkennis maakte hem
niet tot menschenhater, hij wordt
niet sarcastisch of scherp ironisch
als hij de menschelijke gebreken
bloot legt, hij blijft humoristisch
comisch.
Wanneer gij eens in een som
here stemming zijt of niet goed
geluimd, wat eenieder wel eens
overkomt, ga dan wat van Fritz
Reuter lezen en gij kunt verze
kerd zijn, dat de bui spoedig af
zal drijven. De humor van Frits
Reuter zal zijn uitwerking niet
missen de zwartgalligste en droef-
geestigste moet lachen of hij wil
of niet. Maar niet enkel deze ook
andere aandoeningen weet hij op
te wekken, en zelfs den ongevoe
ligste weet hij aan te grijpen en
te verteederen. Loopt de humor
gevaar soms plat of minder net
te worden, bij Reuter nooitgeen
zinspeling die riekt naar het on
reine; zijn werken kunnen wij
onzen kinderen gerust in handen
ven.
In den persoon van Brasig heeft
Reuter zichzelf geteekend. Dat die
teekening getrouw is mogen we
wel aannemen. Brasig had één
gebrek, en Reuter ook, of liever
een kwaal, dat hij maar niet bui
ten drinken kon. Bij Reuter was
het eerst een zwakheid, die zich
mige boeken zij maken den lezer
beter, edeler, reiner. Tot die
soort van boeken behooren ook
de werken van Frits Reuter. Zij
vereenigen het nuttige met het
aangename en bieden zoodoende
een uitstekende uitspanningslec-
tuur.
De Burgemeester der gemeente /Imers-
foort.
Gelezen een besluit van den Commis
saris der Koningin in de provincie Utrecht,
d.d. 26 Mei 1893. n°. 1 Ar, (Provinciaal
blad van 1893, n° 46), met betrekking
tot den in- en doorvoer van buitenlands,
van de van vee afkomstige artikelen,
vermeld in de koninklijke besluiten van
8 December 1870 (Stbl. n° 194) en 14
Augustus 1888 (Still. n° 142);
Brengt ter kennis van belanghebben
den in deze gemeente, dat de Commis
saris der Koningin in deze provincie
door den Minister van Binnenlandsche
Zaken is gemachtigd aan belanghebben-
OOk door het ellendig leven in del den wederom vergunning te verleenen
vesting tot een ondeugd ontwik- lot >n" en doorvoer van versche huiden,
kelde, waarvan hij veel last heeft
gehad en die zijn levensgenot
later heeft vergald. Maar de har
telijke gemoedelijke figuur van
Brasig trekt ons toch aan, en
eerlijk en braaf is hij door en
door. Alle vleierij en huichelarij
haat hij, hij houdt niet van vor
en praatjes en theoriën, waar de
kern aan ontbreekthij is eenvou
dig en man van de praktijk.
De tegenwoordigheid van som
mige edele menschen heeft op
hunne omgeving een weldadigen
invloed. Het is alsof van hen een
kracht uitgaat, die zegenend en
veredelend op anderen werkt, en
naast zich geen tegenstrijdige
gevoelens en gewaarwordingen
duldt. Zoo is het ook met som
(met inbegrip van versch gezouten hui
den), van mest en van versche (niet ge
droogde) klauwen en hoornen, onder de
voorwaarden genoemd in de Staatscou
ranten van 12 Maart 1885 en 23 Augus
tus 1888, wordende de belanghebbenden
er vooits opmerkzaam op gemaakt, dat
het voorgeschreven bewijs van onbe
smette herkomst ten aanzien van de ge
noemde artikelen, niet bij de aanvrage
maar bij den invoer moet worden ver
toond.
Amersfoort, den 6. Juni 1893.
De burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENN1NCK.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien de tweede zinsnede van art. 21
der verordening op de Straatpolitie;
Doen te weten, dat de hoofdbewoner
van een gebouw, de gebruiker van een
erf, de eigenaar ol beheerder van eenig
onbewoond eigendom, of van eenig on-
Slot.
4) Deze personen schenen de nieuw aan
gekomene slechts ongaarne te ontvanger,
want allerlei schimpwoorden klinken haar
van rechts en links tegemoet.
Men betoontzich ongenegen haarplaatsje
op het strooleger af te staan, en het
arme meisje mag nog tevreden zijn, dat
zij eindelijk een onbezet hoekje vindt,
waar zij angstig neerhurkt.
Zy is zeer vermoeid, bijoa uitgeput,
en toch zij kan niet slapen; verward
en bedwelmd brengt zij dien treurigen
Dacht door.
Eindelijk breekt de dag aan, doch deze
verspreidt slechts eeD karig licht in de
gevangenis; de wees bemerkt thans,dat
zij in gezelschap is van meerdere jonge
meisjes.
De gelaatstrekken der meesten zijn
schoon te noemen, doch op allen is den
stempel van de diepste verdorvenheid
gedrukt. Haar kleeren grootendeels van
fijne stof, zijn vuil, verkreukeld en ver
scheurd, de haren haagen verward om
die door nachtbraken afgematte uit
geteerde gezichten. Een slanke brunette
gaat naar de nieuw aangekomene toe,
plaatst beide volie armen op de heupen en
terwijl zij het jonge meisje sirak aanziet,
barst zij in een schel gelach uit, waarop
zij het, ondanks haar tegenstand, tot
midden in het vertrek sleurt.
»Hier, kijk me dien spiegel der deugd
eens I" roept zij met uitgelaten vroolijk-
heid, ïdat preutsche nest is voor ons te
fijn, ze verkiest haar hoek niet uit te
komen. Nu, kom maar eens hier, bloo
poppetje met je blauwe, smachtende oog
jes, en laat je eens aan aan het gezel
schip zien, maakje compliment eens. Kijk
me dat gladde bakkesje eens, rood en
wit, compleet een roos in de sneeuw.
Je hoeft je niet te schamen. Komaan,
maakt nu eens vlug je zak open, zeker
heb je er wel geld in en dat wordt
hier gedeeld, mijn schatje. Je moet in
't oog houden, dat we allemaal zusters
zijn."
»Ik heb geen geld," antwoordt het
beangstigde meisje, en nadat men zich
van de waarheid van haar woorden over
tuigd heeft, laat men haar verder met
rust.
Den volgende morgen moet zij een
verhoor ondergaan waarin zij den amb
tenaar der politie weenend hare droevige
levensgeschiedenis schetst, doch uit een
gevoel van schaamte de handelwijze van
haar stiefvader verzwijgt. Als men daar
op deze zoowel als Louise's pleegmoeder
laat ontbieden, verschijnt alleen laatsge-
noemde op hel politiebureau, daar
de schrijnwerker het raadzamer acht om
niet te komen.
Met boosaardige blijschap verneemt
de oude, welke zaak het betreft en nu
verhaalt zij onder gehuigelde tranen, dal
de kleine Louise altijd een zeer wild en
ongehoorzaam meisje is geweestde vrouw
heeft uit menschenliefde zooveel goeds
aan haar gedaan, maar ondanks haar
vermaningen en baar goed voorbeeld, is
de kleine Louise hoe langer hoe slechter
geworden zij bleef heele dagen en nachten
uit, en daar zij als ordentelijke vrouw
dit onmogelijk verdragen kon, zoo was
dit ondeugende meisje op een goeden
dag van haar weggeloopen. Zij wist
echter niet waar zy zich sinds dien tijd
had opgehouden; dat zij bij haar stief
vader eene schuilplaats zou gevonden
hebben, noemde zij een schandalige leu
gen. Niettegenstaande haar slecht gedrag
en ondankbaarheid bood de oude aan,
om Louise weer bij zich in huis te ne
men, omdat zij, zooals zij zeide, het meisje
toch gaarne lijden mocht. Zij beloofde
al het mogelijke te zullen doen om het
lichtzinnige kind weer aan tucht en orde
te gewennen.
Op deze verklaring van hare pleegmoe
der werd Louise uit de gevangenis ge-
geroepen. Bevend en angstig treedt zij
de kamer binnen, en schrik veivult het
hart van bet arme meisje, toen zij de
gevreesde vrouw bemerkt. De ambte
naar, een bejaarde, kleine man, met een
bril op der. stompen, rooden neus, doch
op wiens gelaat overigens een vriende
lijke uitdrukking lag, wierp een vluchti-
gen blik op het jonge meisje, en, verbaast
over hare jeugd, hare in het oog loopende
schoonheid en eene uitdrukking van on
schuld en zachtmoedigheid in haar trekken,
schudde hij misnoegd het hoofd.
Nadat de beambte het jonge meisje
einstig vermaand had om haar levens
wandel te veranderen, eene vermaning,
waarvan Louise hoegenaamd niets begreep,
richtte hy de vraag tot haar of zij zich
beteren en tot de goede oude vrouw
terugkeeren wilde.
Met een bevende stem, doch op vasten
toon verklaarde bet jonge meisje, dat zij
nimmer naar de oude vronw meer zou
teruggaan, nog veel liever wilde zij tegen
een gering loon dienen.
tNu ziet ge eens wat een ondeugend,
boos kind dat meisje is, mijnheer de
commissaris," zeide de oude, half schrei
en met huichelachtig verdraaide oogen.
»Wie zal je met zulk een gedrag nog
in dienst nemen, jij, die me zulk een
verschrikkelijk verdriet hebt aangedaan,
en wie zal je uit de gevangenis in zijn
buis opnemen, wanneer ik het niet doe
uit goedhartigheid, en omdat ik je nu
eenmaal lief heb, ondeugend kind]"
De oude vrouw barste bij deze woor
den in een luid geween en gesnik uit.
Niettemin bleef Louise bij hare wei
gering volharden, zij wilde niet meer
tot hare pleegmoeder teiugkeeren. De
beambte verstoord ovei de weerspannig
heid van het jonge meisje, liet haar naar
de gevangenis terugbrengen. Wrevelig
vertrok de oude vrouw.
Andermaal was het jonge meisje aan
haar handen ontglipt.
Louise wordt ter verbetering voor drie
maanden naar bet werkhuis verwezen.
Thans is zij na volbrachlen strafiijd
hieruit ontslagen, en koestert 't geen
men zeker wel als eene uitzondering mag
beschouwen, nog immer den wenscli
een werkzaam, ordelijk leven te leiden.
Niettegenstaande de vreeselijke ondervin
ding die zij heeft opgedaan, ondanks bet
voorbeeld van verdorvenheid en schande,
dat zij in de gevangenis voor oogen had,
heeft zij even als nGölhes Mignon" bare
onschuld behouden en gelijk Mignon zegt
zijnik wil dienen