NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
m ie r i
fto. 47.
Woensdag 14 Juni 1893.
Twee-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VLINDERS.
F euilleton.
COS
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1H regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Drankmisbruik.
De belasting op den sterken
drank is weer verhoogd, om de
rijksinkomsten, die door het weg
nemen van een andere belasting
verminderden, op dezelfde hoogte
te houden. Of men aldus ook
dichter gekomen is tot de berei
king van een ander doel, het
tegengaan van het misbruik van
sterken drank? Ik geloof het niet.
Waar de borrel nog voor hetzelfde
geld gegeven wordt als voorheen,
wordt hij er niet beter op, en
waar de prijs verhoogd is zal
daarom de werkman zijn gewone
dagelijksche taks niet verminderen,
dus ten slotte wordt het op de
huisgezinnen verhaald en moet
moeder de vrouw op het einde
der week met wat minder te
vreden zijn, dan vroeger. Om het
misbruik met goed gevolg tegen
te gaan, moeten andere wegen
worden ingeslagen.
Is het niet een schande voor
onze beschaving, dat zij heult met
baar vijand. Alkohol? Waar de
beschaving binnentreedt, volgt
veelal vriend Alkohol haar op den
voet, en de beschaving brengt,
waar zij komt, veelal de bescha
vingsdranken met zich en tenge
volge daarvan ook beschavings-
ziekten. De treurige bewijzen
daarvan vinden wij opgeteekend
in een brief van Ds. Adama v.
Scheltema, afgedrukt achter de
voor een paar jaar geleden ver
schenen brochure »Nog eens het
leger des Heils."
^Tasmania telde in het begin
dezer eeuw ruim 60,000 inwoners;
vóór 1850 was de laatste van deze
door drank vermoord,
telde Nieuw-Zeeland 100,000
Maories en van dezen edelen volks
stam waren in 1874 reeds 55,000
door den drank geveld. De Ge-
zelschaps-eilanden telden in het
begin dezer eeuw 68,000 zielen,
die 1700 canoes bezatendoor
den drank zijn zij tot 9000 ge
slonken. De bevolking der Vriend-
schaps-eilanden verminderde door
denzelfden beschavingsinvloed van
50,000 tot 10,000, en dit alles is
beuzeling en kinderspel hij den
wedijver om Midden-Afrika in een
jenever- en rumzee te doen te
gronde gaan. Hoofdschuldigen
zijn op Afrika's Westkust Neder
land en Duitschland, die er meer
jenever en van welke soort?
heen verschepen, dan Engeland,
Amerika, Frankrijk en Portugal
vereenigd. Uit onze havens wor
den jaarlijks 5,000,000 liters naar
West-Afrika uitgevoerd." Dezelfde
schrijver deelde ook een brief mee
van den Afrikaanschen vorst Ma-
liké, den Emir van Nupé, aan een
negerbisschop. In den brief lezen
wij»Barasa, barasa, barasa,; bij
God, barasa heelt ons land ver
woest, heeft ons volk geheel te
gronde gericht; heeft mijn volk
geheel waanzinnig gemaakt. Ik
heb een wet gegeven, dat niemand
het mag koopen of verkoopen,
dat ieder huis, waar het verkocht
wordt, zal gesloopt, en ieder, die
zich dronken drinkt, zal gedood
worden. Ik heb aan alle Christen-
kooplieden gezegd, dat ik hun
toelaat alles te verkoopen behalve
barasa. Wij smeeken dat zij
(het bestuur van 't zendelingge
nootschap) Engeland's Koningin
vragen, dat toch niet meer barasa
hier heen gezonden worde." »Aan
In '18401 doenlijke noodkreet van een Hei-
densch vorst voor zijn volk
Maar om nu bij eigen te blij
ven, ook bij ons richt dat
kwaad verwoestingen aan. Het
verwoest menschengel uk, huiselijke
vreugde, liefde tusschen man en
vrouw, het verlaagt het peil van
menschenwaarde. En meer der
gelijke verderfelijke gevolgen van
het misbruik van sterken drank
zouden wij hier nog achter kun
nen voegen. Is het wonder, dat
edele mannen zich opmaken om
dit kwaad te keeren? Prijzens
waardig is zeker het streven van
afschaffers-, geheelonthoudersver-
eenigingen en dergelijkezij pro
testeeren tegen onmatigheid en
toonen belang te stellen in het
lot van den minderen man, en al
hebben zij maar ".veirige dronk
aards verbeterd, dan hebben zij
reeds veel goeds uitgewerkt.
Daarom is het nimmer goed te
keuren, wanneer hun streven be
lachelijk en bespottelijk wordt ge
maakt, en vooral niet het streven
van hen, die hun beginsel konse-
kwent doorvoeren en zich van
alle alkoholische dranken onthou
den. Voor hen geen spotternij
Maar wie afschaffer is, moet
konsekwent zijn. Wie geen jenever
drinkt, om welke reden dan ook,
misschien wel omdat hij hei min
der fatsoenlijk vindt voor fatsoen
lijke menschen, maar op zijn tijd
een glas port, of wijn of punch
drinkt, is geen afschaffer en hij
heeft makkelijk praten als hij den
minderen man van het jenever
drinken wil afhouden. Hij eischt
dan van den minderen man veel
meer dan van zichzelven, want
de laatste krijgt voor zijn glaasje
jenever niets anders in de plaats
nog met
van
Ja, hij kan koffie, thee of bier
drinken, maar die dranken zijn
voor velen nog te duur en dik
wijls ook niet van de beste.
Het doel van genoemde veree-
^ingen is, zooals wij reeds zei
den, te prijzen doch daarom wil
iedereen tot de leden
zoo'n vereeniging behoor^n,
want men kan het met het doel
eens zijn, zonder dat men alle
middelen kan beamen, die zij aan
wenden ter bereiking van dat doel.
Het tegengaan en uitroeien van
een misbruik keuren wij onvoor
waardelijk goed, maar daarom
willen wij een matig gebruik niet
afkeuren. Schiedam sluiten is een
radikale maatregel, maar naar
onze meening te ver gedreven.
Er zijn nog velen met mij, die
zich gaarne willen verbinden om
nimmer misbruik van sterken
drank te maken, maar niet wil
len beloven om geen enkel glaasje
meer te drinken. Men neemt
tegenwoordig algemeen aan, dat
men niet alleen moet afschaffen
maar tegelijk voor het slechte iets
goeds moet in de plaats stellen
Ook leert de zielkunde, dat een
hartstocht alleen wordt overwon
nen door een anderen er voor in
de plaats te stellen. Nu is er tot
nog toe geen algemeene volksdrank
gevonden die den jenever zou
kunnen vervangen en het is n
de vraag, of er zoo'n drank te
vinden is, die in alle opzichten
onschadelijk zal zijn zelfs bij een
meer dan matig gebruik. D
voorloopig moeten wij nog andere
middelen aanwenden om het mis
bruik tegen te gaan. Veel zal er
zpker in dit opzicht gewonnen
worden als het huiselijk leven
van den werkman voor hem ge
zelliger en aantrekkelijker wordt,
en als hem gelegenheid gegeven
wordt om zich op nuttige en aan
gename wijze te verpoozen na
afloop van zijn dagelijkschen ar
beid. Er wordt reeds veel in deze
richting gedaan, door het oprich
ten van volkskoffiehuizen en van
dergelijke inrichtingen als »Ons
Huis" te Amsterdam. En dan kan
er nog veel gedaan worden om
het tehuis van den man gezelliger
te maken. Van drankmisbruik is
zeer dikwijls ongezelligheid en
geregeldheid in een huisgezin
de oorzaak. Ik heb een werkman
gekend, die als hij in zijn schaft
tijd thuis kwam, bijna nooit het
eten klaar vond. Toen dat regel
werd, vond hij het gezelliger in
een herberg den etenstijd af te
wachten, cn dat werd bij hem
weer gewoonte, was tevens aan
leiding voor drankmisbruik en
had meer onaangename gevolgen
en was natuurlijk niet bevorder
lijk voor den huiselijken vrede.
Een ander werkman komt na
volbrachten dagtaak thuis en vindt
zijn vrouw en kinderen met allerlei
dingen bezig, die lang voor zijn
thuiskomst konden zijn afgedaan,
alles ligt nog overhoop, er lieerscht
geen orde en regel in het huis
gezin. Is het zoo zeer te verwon
deren, dat hij de herberg opzoekt?
Daar vindt hij meer gemak en
gezelligheid. Dit zal echter niet
gebeuren wanneer zijn woning
door gezelligheid hem aantrekt,
en als daar alles toe mee werkt.
En de vrouw kan daartoe veel
bijdragen, door de goede inrichting
van de huishouding, van haar
huis, door ook aan zichzelf de
noodige zorg te besteden. Tut
zulke huiselijke vrouwen moeten
2 »Gij zijt van morgen weêr laat vrouw,
ik ben reeds twee uur te huis, zonder
nog iets gedronken te hebben," zeide hij
op knorrigen toon. Zijne vrouw antwoordde
niet.
•Wat zijt ge weer stiler is zeker iets
gebeurd, terwijl ik afwezig was."
Neen, niets."
Wat scheelt er dan aan?"
•Niets Berend, ik ben niets stiller dan
anders."
•Geen mallen, vrouw, spreek op, wat
is er gebeurd? Ik wil het weten, en ge
weet, dat is genoeg."
Toen vertelde hem de vrouw dat zij
twee droomen had gehad.
•Ik dacht het al half," sprak de stroo-
per, szeker weêr van dien schat."
•Ja, ja. gij gelooft er niet aan,
maar ik noem het toch al heel cassuwee),
miserabel cassuweel, dat ik gedurig droom
dat hier een schat is verborgen."
•Ge zult nog gek worden met je droo
men, onzin is 't, klare onzin."
•Nu goed, maar ik geloof er toch aan."
»Ed de tweede droom?"
«Och, laat mij die maar zwijgen."
Neen, voor den duivel! doch
zie daar hebt ge buur Piet, vertel later
maar eens."
Zwijgend verwijderde zich de vrouw,
terwijl ze in zich zelve zeide: en ik ge
loof toch aan droomen.
De man, nien Giezen Berend buur
Piet noemde, was ook een strooper, die
niet veel heter stond aangeschreven dan
de eerste. Hij woonde ongeveer een
kwartier verder en 't gebeurde meerma
len dat zij elkander opzochten.
Hoe gaat het met de jacht vriend?"
vraagde Giesen Berend hem.
Hoe zou 't gaan! zoo'n gangetje, niet
te slecht en niet te best, ik ga naar de
stad om kruit te koopen."
«Wilt ge wat van mij leenen?,'
Neen ik moet toch in de stad zijn."
»Nu dan ga ik een eindje met je,"
zoo sprekende wandelden de beide stroo-
pers voort.
•Jongen," zei Giesen Berend op eens,
kunt ge nog al geld gebruiken tegen
woordig?"
Nog al."
•Zoo, ik ook."
Nu, is dat al wat ge te zeggen
hebt?.'
Neen, ik wilde je zeggen, dat er kans
is wat te verdienen; doe je meè?"
Als oude kameraden natuurlijk, wat
is het voor een zaakje
III.
Terwijl de eene strooper den andere
zijn plan mededeelde, had de vrouw van
Giesen Berend zich weder aan haar werk
begeven. Een half uur ongeveer waren
de beide mannen vertrokken, toen de
bovendeur der hut werd geopend en vrouw
Berends het bovenlijf van een jongeling
zag. Een f.intaisiehoed had hij op zijne
blonde lokken gezet en eene fijne knevel
versierde zijne bovenlip.
Goeden morgen, vrouwtje," zei hij op
vriendelijken toon.
De vrouw groette hem beleefd terug
en noodigde hem binnen te komen.
Nu," zeide hij, »dat kan ik wel doen,
dan kan ik meteen eens opsteken," zoo
zeggende opende hij de onderdeur, ging
voor den haard, nam een spaander en
stak er zijne pijp mede aan. Daarna
zette hij zich op een stoel neder.
•Ik kwam eigenlijk hier," zeide hij,
•om je te verzoeken of ik wel uwe boot
mag gekruiken om de beek over te
gaan."
O wel zeker wel, mijnheer, ik zie u
anders eiken dag hier voorbij varen, uwé
vreit zoo wat over de nicht van de da
mes, als ik het wel heb." De jongeling
glimlachte even. »Dat hebt ge goed ge
raden, vrouwtje," zeide hij.
Geraden eigenlijk niet, mijn man heeft
het mij verteld, maar zal mijnheer niets
gebruiken
Dankje wel vrouwtje."
Een glas melk of een kop koffie?"
»Neen, dankje inderdaad niet, deeeni-
dienst die ge mij op 't oogenblik
kunt bewijzen, is mij over de beek te
brengen."
Nu, dat zal ik dadelijk doen, maar
mag ik u eerst eens wat vragen?" »Wel
zeker waarom niet?"
Gelooft mijnheer aan droomen?"
Ik voor mij niet, hebt ge een droom
gehad?"
En nu verhaalde hem de bijgeloovige
vrouw dezelfde droomen, die zij haren
man had verteld.
Glimlachend zeide de jongeling tot
haar: »Kom, kom, vrouwtje, daaraan
moet ge niet gelooven, droomen komen
toch niet uit."'
De vrouw zweeg, doch in zich zelve
zeide zij: en ik geloof er toch aan.
De jongeling stapte in de boot en de
vrouw sloeg hare geoefende handen aan
de riemen.
Van avond behoeft ge mij niet meer
over te halen, vrouwtje, want ik blijf
van nacht bij de dames logeeren."
Tegen de avond kwam Giesen Betend
te huis, hij was een weinig gejaa d en
zijne lippen trilden van toorn, toen zijne
vrouw hem smeekte dezen nacht niet uit
te gaan.
Zwijg," viel de strooper ha tr barsch
in de rede; »Dat was zeker je tweede
droom, ha! ik zal je toonen, dat je
droomen onzin zijn."
De goede vrouw begreep dat liet beste
was, te zwijgen.
•Is mijnheer Balder nog niet voorbij
gevaren," vraagde Giesen Berend op
»ens.
Neen, hij heeft geen bootje bij zicli
en blijft van nacht op 't kasteel logeeren."
Vervloekt!" riep Giesen Berend, ter
wijl hii met't geweer op den grond stampte.
Wat is er?" vraagde zijne vrouw.
Niets, niets, maar zeg vrouw, hoe
weet ge dat?"
Hij heeft het mij verteld."
Vervloekt!" riep de strooper nog
maals. oVrouw, omdat ge er opgesteld
zijt, zal ik van nacht niet gaan jagen,
tnaar zorg, dat ge in 't vervolg niet
rneer zulke dwaze denkbeelden hebt. Ik
moet nog even bij buur zijnbinnen een
uur ben ik terug."
(Wordt vervolgd