NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND GIESEN BEREND. too. 51. Woensdag 28 Juni 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VLINDERS. BINNENLAND. F euilleton. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. .Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten' intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort. ADVERTENTIE Ni Van 16 regels 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. I kapitaal bericht ontvangen van het Engelsche Door de bladen hebben wij het ontzettend het vergaan van pantserschip de Victoria in de Middellandsche zee. Terwijl oefe ningen werden gehouden werd het schip door de ram van een ander pantserschip lek gestooten, hoe het heeft kunnen gebeuren heeft men nog niet met zekerheid kunnen uitmaken en binnen een kwartier zonk het gevaarte. Van de bemanning vonden 422 den dood in de golven. Dus ook 422 families in rouw gedompeld De ramp is ontzettend en wij huiveren bij de gedachte, dat zoo iets kan gebeuren bij oefeningen in vrede; hoe zal het dan gaan in een heuschen oorlog! Dan zijn er nog meer van die logge ge vaarten bijeen, en niet "alleen de vijanden zijn te duchten, maar ook in eigen kring dreigt gevaar. In 1878 had bij oefeningen van de Duitsche vloot een dergelijk ongeluk plaats. Toen werd de ^Grosser Kürfurst" aangevaren door de »Köingin Wilhelm", waarhij 269 man omkwamen. En meer dergelijke treurige feiten vermeldt de geschiedenis der marine. In 1885 verging de Duit sche kruiserkorvet Augustie met 214 man in de golf van Aden. Engeland herinnert zich meer dan één ongeluk van zijn oorlogssche pen en wij denken nog aan de ramp van de Adder. Die altijd gevaarlijke oorlogswerktuigen blijven dingeneven gevaarlijk als het spelen van kin deren met lucifers. Met de Victoria ging ook een van negen millioen gul den naar den bodem der zee. In 1889 was het pas gebouwd en verleden jaar heeft het reeds een ongeluk gehad in de Middelland sche zee. Maar zwaarder dan het verlies van zooveel geld is het ver lies van zooveel menschenlevens. Menigeen zal bij het vernemen van de ramp den oorlog verwenscht hebben, en te recht, want deze is toch de eigenlijke oorzaak van dergelijke rampen. Maar wij mo gen den oorlog verwenschen, zien verdwijnen zullen wij hem niet. Al wordt zij zeldzamer door scheids rechterlijke uitspraken, door vrede- congressen, door openbare mee ning: het zal op den duur niet ge lukken om altijd gespannen verhou dingen langs vredelievenden weg op te lossen Zoolang er onderscheid blijft bestaan tusscben het mijn en dijn en zoolang- de hartstochten met allerlei doeleinden hunnen invloed doen gevoelen, zoolang zal ook wel de oorlog een onvermij delijk kwaad blijven, en alleen dan bestaat de zekerheid van zijn uit sterven als overal de ware Chris telijke liefde heerschende is ge worden. Voorloopig zijn wij zoo ver nog niet gekomen en naar alle waarschijnlijkheid zijn wij er morgen of overmorgen nog even ver van verwijderd. Om de oorlogskansen te vermin deren blijkt het in onzen tijd een goed middel te zijn als men zich houdt aan het »si vis pacem para bellem," indien gij den vrede wilt, bereid u voox op den oorlog. Aan deze spreuk gedachtig, worden aan het leger en de landsverdedi ging de grootste zorgen besteed. Men begrijpt terecht, dat men eerst dan voldoende beschermd is, als noodig is ook men, wanneer het aanstonds gereed is om zijn on afhankelijkheid met de wapenen te verdedigendaarom zijn flinke krijgstoerustingen en voorberei dingen voor een mogelijken oorlog noodig. De laatste oorlogen heb ben het nut of voordeel aange toond voor pantserschepen, repe teergeweren en van andere nieuwe krijgswerktuigen. Maar sedert zijn er weer tal van helsche machines voor allerlei doeleinden uitgevonden, nog kort geleden vernamen wij de uitvin ding van een werktuig, waarmede 25,000 kogels op een afstand van 3500 Meter kunnen worden uit geworpen en dat viermaal in de vijftien minuten Al dergelijke uitvindingen, hoewel niet direkt in het belang van het heil der menschheid, zij maken, dat men meer dan ooit voor den oorlog vreest, dat men met wantrouwen den uitslag tegemoet ziet.. Dit weet men, dat een oorlog in 't ver volg wel van korten duur, maar daarom ook des te verschrikke lijker zijn zal. En die meerdere gevaren en ellenden, die woordig met een verbonden zijn, eischen, dat al leen in geval van de uiterste noodzakelijkheid en alleen om hoogst belangrijke redenen tot den oorlog mag worden besloten. Bovendien inconstitutioneelerijkên hangt het van de volksvertegen woordiging af om gelden toe te staan en daartoe gaat zij niet over dan bij hooge noodzakelijk heid, ook al omdat de zulke verbazende geldelijke oilers vorderen, en daarom ook hebben wij geen Kabinetsoorlogen te wachten zooals vroeger. Het be tegen- oorlog zullen sluit om een oorlog te beginnen zal niet licht meer lichtvaardig genomen worden al kan men ver trouwen op groote strijdkrachten en strijdmiddelen. Dikwijls hooren wij nog van gespannen verhou dingen, soms komen er dreigende wolken op aan den politieken horizont en groote toerustingen worden gemaakt, maar men tracht het gevaar nog af' te wenden, want iedereen is overtuigd van hetgeen von Molkte zeiOok een zegerijke oorlog is een ongeluk. Ook het overwinnende land on dervindt de naweeën van den oorlog, wij hebben hetinDuitsch- land kunnen zien na 1870. Het is waar, het para bellum is tegenwoordig het beste middel om den vrede te bewaren, al is het dan een zonderlinge vrede tusschen partijen, die tot aan de tanden gewapend zijn. De Duitsche keizer, die inderdaad niets liever dan den vrede wenscht, heeft, dunkt ons, goed gezien. Duitschland moet krachtig zijn, het is voor het oogenblik nog een noodzakelijk vereischte met Oos tenrijk en Italië verbonden tot het drievoudig verbond is het geworden en moet het blijven de steunpilaar van het Europeesch evenwicht en van den algemeenen vrede. Dat Wilhelm daarom zijn legerwet er door wil hebben, kunnen wij best begrijpen, en ook dat hij gelijk heeft, als hij dit voor het behoud van den alge meenen vrede noodig acht. Wel worden helaas op deze wijze de volken bovenmate gedrukt, en zoo blijven kan het niet; een reactie zal na korter of langer tijd komen en hoe het dan zal zijn, wie zal het zeggen Met de stelling en machtsques- tie naar buiten zijn meer nog dan voorheen de volksbelangen één in een oorlog wordt het lot der volken beslist. Daarom moeten de belangen van een volk en die van zijn leger niet meer gescheiden zijn, er moet zijn algemeene dienst plicht, algemeene weerplicht. Daardoor zullen er betere en meer ontwikkelde elementen in het leger komen en zal het leger voor allen worden een leerschool, een inrichting tot volksopvoeding. Zoolang het leger nog onontbeer lijk is konden wij er tenminste dit nut van hebben, dit alge meen nut. Zaterdagavond te half 6 ure kwa men H. H. Majesteiten met gevolg per extra-trein uit het buitenland weder op het paleis het Loo aan. Ter ontvangst waren aan het eindpunt van den spoor weg op het Loo aanwezig de heeren J. A. van Steijn, intendant; jhr. v. Haersma de With, jagei meester; mr. .1. A. van Hasselt, burgemeester, en dr. Vlaan deren, hofarts. Allen werden door H. H. M. M. toegesproken en met een hand druk begroet. Als gewoonlijk waren we der vele belangstellenden aanwezig. Zooals wij meldden heeft de direc teur-generaal der posterijen en telegraphie 'oedaald, dat voortaan voor post- en tele graaf bestellers uitsluitend zullen worden gekozen gepesporteerde of gepension- neerde militairen. De Tijd teekent hierbij het volgende aan «Zoo het bericht juist is, zien wij in dien maatregel iets willekeurigs en on billijks. Als bij voorkeur gewezen mili tairen voor deze betrekkingen worden genomen zooals trouwens reeds ge schiedt op grond dat zij over het al gemeen accurater werken dan personen, die nooit d°n ransel droegen wat voor ons nog geen axioma is men zou er 6) «Van de gretrzen, ik verdien mijn kost zoo'wat met waarzeggen." «Zoo, zoo, doet ge daar aan? En ook droomen uitleggen?" «Ja, daar ben ik zeer sterk in." »Wat zegt ge?" «Ja, als ge 't eens wilt beproeven." «Wel ja, zeg mij dan eens wat ik een paar nachten geledeh heb gedroomd." *öra! Hm! dat is niet zoo gemakke lijk, zei de bedelares, terwijl zij vreemde gebaren maakte. «Doch ja, ik weet het, ge hebt ge droomd dat ge in huis een schat hadt verborgen." «Wel heb ik van mijn leven I Ea zou dat waar zijn?" De onbekende prevelde eenige vreemde woorden. »Ja," zei ze, «het is waar, wilt ge dien vinden?" «Wel mensch, als het eens waar was dan zou mijn man »Nu," viel de andere haar in de rede, «zeg mij slechts waar gij en uw man gewoonlijk alles bergen wat van eenig belang is?" «In die kast daar!" antwoordde de vrouw. «Zoo wilt ge dan doen wat ik zeg, dan zult ge den schat vinden." «Ja, ik zal alles doen, alles!" »Goed zoo, hebt ge eieren in huis?" »Ja." «Neem er dan twaalf." De vrouw haastte zich die te krijgen. Zij vertrouwde de onbekende thans ge heel. »Leg dan de eieren in een mandje en bestrooi ze met asch." De vrouw gehoorzaamde. «Het is gereed," zei" ze. «Kom laat ons dan naar de schuur gaan." Aan het einde van kleine schuur lag een hoopje hooi." «Zet daar nu uw mandje op," sprak de onbekende. «Grijp nu de kip." Na eenige moeite had vrouw Berend de kip bij de vleugels, en de toovenares vervolgde. «Ga nu voorzichtig op die eieren zitten maar breek ze niet, zoo is het goed, neem nu in elke hand een vleugel van de kip." Zoo sprekende legde de onbek-nde de handen op het hoofd der vrouw en sprak nog eenige woorden, die de andere niet verstond; wellicht zouden wij ze wel verstaan hebben, zoo wij ze gehoord had den. »Het zal gelukken," sprak de toovenares daarna, «het zal gelukken, blijf nu zoo zitten en verroer je niet, wie er ook komt, ge moogt tegen niemand een woord spreken, want als ge dat doet is de tooverij gebroken, begrijpt ge? En dan zoodra die kip dood blijft in uwe handen, zult ge weten, waar de schat is, die, zoo ik meen, vrij groot is, ik zal intusschen mijn brood en melk gaan gebruiken." De vrouw van den strooper verkeerde geheel en al onder den indruk der too verij en bleef bedaard zitten de gewaande tovenares deed de deur achter zich toe en begaf zich regelrecht naar de eiken houten kast. Na eenige moeite en zonder veel geraas ging de deur open. Haastig opende hij alle laden, maar wal hij hoopte te vinden voud hij niet. On geduldig en wanhopend wilde hij de laatste lade openen, doch vond deze ge sloten. Hij trachtte het slot te verbreken maar vruchteloos. Op de tafel lag een dun mes; hij greep het en stak het tusschen de voegen. De lade week een weinig naar beneden het mes boov, kwam boven het slot, drukte het naar beneden en de lade ging open. Met moeite kon de jonge man een kreet van vreugde onderdrukkenop eenig geld en een paar doozen met geld lag een opgerold papier, dat met een zijden lintje was vastgebonden. Hij schoof het lintje er af en ontrolde het papier. »Ja!" riep hij, «dat is het," en met een glimlach op de lippen en een van vreugde stralend oog verliet de gewaande toovena res de hut. Nog nooit had hij de weg van Giesen Berend naar de woning van zijn meisje zoo spoedig afgelegd als toen. VIII. Het was tegen den middag toen Giesen Berend te huis kwam. Hij trad zijne hut binnen en zag er zijne vrouw niet. De kast vond hij open gebroken en de lade, waarvan hij de sleutel had, geopend. Slechts ééne gedachte vloog er door zijn brein, hij trad op de lade toeeen vreese- lijke vloek rolde er van zijne lippen en hij balde de vuist tegen zijn denkbeeldige vijand. «Hal" riep hij eindelijk; «wie het gewaagd heeft Giesen Berend te bestelen, die zal er voor boeten." En terwijl hij dit zeide, sloeg hij met I zijn volle vuist op de borst, dat het weer klonk als had hij het vlies van een trommel getroffen. «Vrouw! vrouw! waar ben je?" riep hij. «Hoort ge niet vrouw? Wee, wee haar, zoo zij het gewaagd heeft viouw Maar zijne vrouw gaf geen ant woord op het geroep en zat geduldig op dezelfde plaats. Giesen Berend wierp de schuurdeur open en zag haar. «Ha, zijt ge daar, ellendig wijf. Zeg, wie is er hier geweest." «St! st I" kwam de vrouw. «Zult ge antwoord geven!" «St. st." «Hel en duivel, vrouw, zijt ge stom? Zeg wat doet ge daar?" «St. st." fluisterde de angstige vrouw maar de vertoornde man greep haar bij den arm en dwong haar op te staan. «Achl ach, lieve hemel! nu is alles bedorven, nu is de tooverij verbroken ach! ach! Man ge hebt je zelf en mij ongelukkig gemaakt." Zoo sprekende verborg de bedroefde vrouw het gelaat in de handen en liet de kip los. Verbaasd zag de strooper beurtelings naar zijne vrouw en de eieren en vergat een oogenblik het verdwijnen van het papier, dat hij met zooveel moeite ge

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1